Autoritair socialisme?
Door Peyman Jafari
Een van de mooiste ontwikkelingen van het laatste jaar is dat allerlei mensen met verschillende ideeën over hoe de wereld veranderd moet worden bij elkaar komen. Dankzij deze bundeling van krachten organiseren socialisten, anarchisten, milieuactivisten en anderen samen demonstraties en bijeenkomsten. Maar er zijn ook serieuze meningsverschillen. Sommige activisten hebben bijvoorbeeld harde kritiek op socialisten. Met name de manier waarop socialisten zich organiseren wordt afgewezen als ‘autoritair’ en ‘hiërarchisch’.
Voor veel anarchisten is autoriteit – het opleggen van een wil aan anderen – de wortel van alle problemen. Maar als dat zo is, hebben mensen die tegen onrecht en uitbuiting willen vechten een probleem. Neem bijvoorbeeld de acties van arbeiders bij de Hema. Met hun stakingen legden ze hun eisen op aan de directie. Toch heeft deze overwinning niet de nare bijsmaak van ‘autoritair.’ Wat zou er bovendien gebeuren als een meerderheid van stakers stakingsbrekers niet zou tegenhouden door bijvoorbeeld de toegang te blokkeren? De staking mislukt. De minderheid krijgt haar zin. Door autoriteit als het centrale probleem te zien maken anarchisten geen onderscheid tussen de autoriteit van de minderheid en die van de meerderheid.
Het probleem ligt ergens anders. Om in hun levensvoorwaarden te voorzien, zijn mensen genoodzaakt om samen te werken. Dit dwingt ze om samen beslissingen te nemen. In klassenmaatschappijen wordt de democratie vertrapt, omdat de minderheid aan de top andere belangen heeft dan de meerderheid die de rijkdommen voortbrengt. In het kapitalisme heeft een kleine groep de controle over de productiemiddelen. Er wordt geproduceerd voor winst, ter wille van nog meer winst. Elke individuele arbeider is aan dit streven onderworpen. Socialisten vechten voor de onderwerping van het productieproces aan de controle van de meerderheid van de mensheid zodat in een klassenloze maatschappij, in de woorden van Marx, de vrije ontwikkeling van ieder de voorwaarde wordt voor de vrije ontwikkeling van allen.
Zowel anarchisten als socialisten streven naar zo’n maatschappij. Maar over hoe we het beste tegen het kapitalisme kunnen vechten verschillen de ideeën. Daarom moet er de grootst mogelijke vrijheid zijn om over verschillende oplossingen en strategieën voor actie te discussieren. Maar dan nog moeten ze in de praktijk getoetst worden. Dat kan alleen als de discussie tot eenheid in actie leidt. Tegenover democratie plaatsen anarchisten de autonomie van het individu en decentralisatie. Waartoe dit leidt werd bijvoorbeeld duidelijk tijdens een demonstratie tegen het IMF en de Wereldbank in april 2000 in Washington. Er ontstond een discussie tussen de demonstranten of het congresgebouw geblokkeerd zou worden, of dat er overal in de stad kleine acties gehouden zouden worden. De meerderheid was voor een blokkade maar er werd besloten dat iedereen zelf moest bepalen om te blijven of te gaan. De minderheid vertrok, de blokkade mislukte. Acties bestaan niet zomaar uit losse, autonome individuen, maar uit individuen die besluiten hun krachten te bundelen. Een minderheid die besluit te vertrekken, neemt daarmee niet alleen een beslissing voor zichzelf, maar ook voor het succes van de actie van de meerderheid. Zo wordt democratie opgeofferd aan decentralisatie.
Autoriteit en democratie zijn geen tegenpolen. Binnen elk anarchistisch collectief zijn er mensen die door omstandigheden, ervaring of door hun ideeën meer initiatief nemen dan anderen. Maar zolang deze mensen niet actief gekozen en gecontroleerd worden door de meerderheid van hun organisatie is er wel sprake van autoriteit, maar niet van democratie. Op elke werkvloer zijn er mensen die meer dan anderen breken met de heersende ideeën en die bereid zijn om in actie te komen. Socialisten willen de militantste arbeiders en activisten in een organisatie bijeenbrengen om uiteindelijk de meerderheid te overtuigen en te betrekken bij de strijd om de wereld te veranderen.