Asha ten Broeke: ’Het bestrijden van een karikatuur van feminisme is vreselijk moeilijk’

De afgelopen twee jaar zien we een heropleving van het debat over seksisme, feminisme en vrouwenonderdrukking. Volkskrant-columniste Asha ten Broeke is een van de aanjagers hiervan. Talitha Alders sprak met haar.

Hoe kijk je aan tegen de afgelopen periode?
19 december 2014

Het is een een ontzettend leuke periode voor mensen die seksisme niet al te dolletjes vinden. Vorig jaar maart ben ik begonnen met mijn blog, het seksismemuseum. Bart Smit was toen zo vriendelijk om een enorm seksistische speelgoedfolder uit te brengen. Iemand die mijn blog volgde had mij op de folder gewezen en enkele foto’s toegestuurd.

Ik heb toen één tweet gestuurd en mijn telefoon uitgezet. Toen ik later thuis kwam was het echt honderd keer geretweet, ik had een verzoek van de Volkskrant voor een artikel en ik werd door Pauw & Witteman uitgenodigd.

Een heleboel mensen gingen daardoor mijn blog bekijken, maar ze gingen ook met heel andere ogen naar de wereld kijken, waardoor ik nog veel meer foto’s kreeg van mensen die iets in een winkel, tijdschrift of advertentie hadden gezien. Dat waren er echt honderden. Omdat ze zich opeens bewust werden van de heel subtiele manier waarop stereotypen worden doorgegeven in onze cultuur.

Bovendien merk ik dat mensen die het eerst gezeik vonden hierdoor op een gegeven moment ook met andere ogen naar het speelgoed van hun zoons en dochters zijn gaan kijken. Er heeft een bewustwording plaatsgevonden, dat vind ik nog steeds ontzettend cool.

De nieuwe hoofdredacteur van Opzij, Irene de Bel, zei in een interview dat het blad minder over feminisme moest gaan, want ‘vrouwen van nu weten dat ze gewoon mogen blijven werken als ze kinderen hebben.’ Volgens haar is feminisme ‘een subtielere strijd geworden’.

Ik ben het wel eens met veel ideeën van Irene. Wat ik heel goed vind aan haar filosofie voor Opzij is dat zij vindt dat het blad minder aan vrouwen moet gaan voorschrijven wat ze feministisch gezien moeten vinden. Eigenlijk zou ik liever zien dat het blad meer handvatten geeft, waardoor vrouwen zelf kunnen beslissen wat zij vinden. Het zou dus wat minder een feministisch voorschrift in zich moeten hebben.

Aan de andere kant denk ik dat Irene ook nog wel een hoop te leren heeft als het gaat om wat feminisme tegenwoordig allemaal behelst. Opzij is van oudsher erg gericht op de witte middenklasse, de werkende hoogopgeleide vrouw met kinderen, waardoor het heel erg gaat over de werkvloer en over het werk/zorgconflict.

De intersectionele bus is daar nog niet helemaal gearriveerd. Maar ik hoop en denk dat Irene dat wel op gaat pakken, want daar valt ook nog veel winst te behalen. Ze zei in hetzelfde interview ook dat feminisme ‘niet zo’n goed imago’ heeft.

Zelf lig je geregeld onder vuur van antifeministen die een karikatuur van feminisme maken. Denk je dat het mogelijk is om die karikatuur te bestrijden?

Het bestrijden van een karikatuur is natuurlijk vreselijk moeilijk. Ik word er zelf bij tijd en wijle ook strontchagrijnig van. Er zijn allerlei soorten feminismes en feministen zijn het onderling ook vaak niet eens. Maar ik heb wel gemerkt dat er mensen zijn die een stropop maken van wat mijn denkbeelden zouden zijn, om vervolgens te vragen of ik mezelf daartegen wil verdedigen.

Een tijd lang probeerden de lui van GeenStijl en hun aanhangers mij neer te zetten als iemand die het geen zak kon schelen als er vrouwen worden besneden. Dan vraag ik me af hoe ze er bij komen. Alleen omdat ik daar toevallig niet over bij Pauw & Witteman ben geweest? Mijn allereerste lezing over meisjesbesnijdenis gaf ik toen ik 18 was, dat is inmiddels 13 jaar geleden, en sindsdien ben ik het onderwerp blijven volgen. Helaas kan ik wel roepen dat ik het heel belangrijk vind, maar dat geloven ze toch niet.

Bovendien heb ik psychologie gestudeerd. Waar ik veel van afweet is hoe stereotypen en onbewuste vooroordelen werken in de geesten van mensen. Ik heb geen islamologie of theologie gestudeerd. Ik kom uit een atheïstisch gezin. Ik denk dat er mensen in die specifieke feministische intersectie zijn die hier veel beter over kunnen schrijven.

Ik ben zelf als queer opgegroeid op het oost-Groningse platteland, op zich een heel interessante ervaring, maar ik zou het heel aanmatigend vinden als iemand die daar niets mee heeft erover gaat schrijven. Er is niet alleen een heropleving van het debat over seksisme, feminisme en vrouwenonderdrukking, maar ook over racisme en discriminatie.

Ik schreef onlangs nog in de Volkskrant over het zwarte Piet-debat dat het wat mij betreft best nog even door mag razen. Ik merk dat onderdrukte groepen steeds voortvarender voor hun rechten opkomen en voor een beetje beschaving. Dat de blanke man klop krijgt, vind ik wel goed. Het grote verschil is dat zwarte Piet-activisten veel meer de straat opzoeken. Waarom gebeurt dit minder bij feministen? Van mij zou het wel mogen, huppakee!

Wat ik veel hoor is dat vrouwen wel doorhebben dat ze bijvoorbeeld minder verdienen dan hun mannelijke collega’s, maar dat ze denken het beter als individuen het met hun baas kunnen uitvechten dan met behulp van collectieve actie.

Ik denk zeker dat de witte middenklassevrouwen, waar ik het net over had, sterk geïndividualiseerd zijn. Toevallig kreeg ik onlangs een verzoek voor een lezing van een vrouwenemancipatiecentrum. Vroeger had je die in elke stad, maar nu zijn ze zo goed als uitgestorven.

Ik hoor ook veel vrouwen met heimwee praten over allerlei vrouwencafés. Dat is allemaal verdwenen. Je ziet dat mensen elkaar vinden op Facebook en Twitter, maar volgens mij is de samenhang en de bereidheid om de straat op te gaan daar veel minder. Hoewel het natuurlijk wel af en toe gebeurt.

De zorgwerkers, die grotendeels vrouw zijn, zijn de afgelopen jaren wel geregeld collectief in actie gekomen.

Ja, daar heb ik ook over geschreven. Veel mainstreamfeministen zijn heel erg gericht op carrièrevrouwen. Maar dat de hervormingen in de zorg ertoe gaan leiden dat extreem veel vrouwen werkloos gaan raken, is nog niet echt een feministisch issue. Het zou wel mooi zijn als het dat wel zou worden. Datzelfde geldt voor de participatiemaatschappij, die in feite een stap terug is in de emancipatie. Heel veel werk waar vooral vrouwen nu nog voor betaald worden, gaat onbetaald worden.

Het is natuurlijk van oudsher zo geweest dat heel veel vrouwen onbetaald zorgwerk deden voor familie en hun nabije omgeving. Maar het was juist een heel grote stap voorwaarts dat zij voor dat werk dan betaald werden. De regering draait dat terug. Meer feministen zouden zich daar boos over moeten maken.

Eind 2015 komt je nieuwe boek uit, Iedereen is bi. Kan je al iets zeggen over de inhoud?

Ik kan je iets vertellen over de vragen die ik heb. Vanaf de negentiende eeuw zijn wetenschappers zich bezig gaan afvragen waarom er homo’s zijn. Het is sowieso interessant waarom ze zich niet afvroegen waarom er hetero’s waren. Daarnaast is ons beeld van wat homoseksualiteit is vooral gebaseerd op onderzoek naar witte, westerse hoogopgeleide mannen.

Maar voor niet-witte mannen, bijvoorbeeld vrouwen van allerlei etniciteiten, dan zie je dat hun seksualiteit op een hele andere manier in elkaar zit. Ik denk dat daar een lacune zit in onze wetenschappelijke kennis over homoseksualiteit.