Architectuur en koloniaal geweld in Algerije
Door Ramon Kienhuis
Tijdens de Algerijnse revolutie tussen 1954 en 1962 werd het voor het Franse leger lastig om het koloniale regime, dat sinds 1830 heerste, in stand te houden. De vrijheidsstrijders leefden in veelal afgelegen dorpen tussen de rest van de bevolking. Het Franse leger slaagde uiteindelijk erin om de steden en het platteland te herstructureren en een nieuwe infrastructuur aan te leggen. Onderdeel hiervan is het markeren van zogenaamde zones interdites, de verboden zones, en de aanleg van centres de regroupement, hergroeperingskampen.
De eufemistische naamgeving doet geen recht aan de werkelijkheid en is systematisch onderdeel van de Franse propaganda in die tijd. Deze verboden zones werden vrijgemaakt van alle levenden, zowel mensen als dieren, om derhalve de controle van de gebieden te vergemakkelijken – deze zones waren feitelijk vuurlinies.De bevolking werd ‘geëvacueerd’ naar speciale hergroeperingskampen. Op deze manier kwamen zij niet onder invloed van de vrijheidsstrijders te staan en konden zij op hun beurt geen steun bieden aan de revolutionairen.
Tijdens de chaotische en snelle evacuaties in Algerije werd de noodtoestand afgeroepen en werden ruim twee miljoen mensen gedeporteerd en in kampen gezet. Onder leiding van generaal Raoul Salan trachtte Frankrijk de constructie van de kampen te centraliseren en verder te optimaliseren. In 1959 leidde het uitlekken van een rapport tot een groot mediaschandaal. Onder andere de Verenigde Naties en de Franse bevolking waren zodoende op de hoogte van de discutabele bedoelingen die de Fransen met de kampen hadden.
Propaganda
Als reactie hierop schakelde het Franse leger de Service Cinématographique des Armées (SCA) in, het propagandabureau dat in de jaren 1940 is opgericht. Tijdens de Algerijnse revolutie werd de SCA ingezet om door middel van foto’s en films de grote successen van het kolonialisme in Algerije te documenteren en tentoon te spreiden. Aangezien Frankrijk in Algerije de gehele media controleerde, van kranten tot theaters, hield het op deze manier de controle over de informatie die de bevolking kreeg.
Een belangrijke schakel binnen de constructie van de kampen waren de Sections Administratives Spécialisées (SAS). Deze eenheid had militaire en civiele taken en hield zich bezig met de evacuatie van de inwoners, de constructie en controle van de kampen en het verkrijgen van inlichtingen. Na het mediaschandaal waren zij ook belast met het ombouwen van kampen tot dorpen. Dat de psychologie van kolonialisme meer dan alleen surface control is, wordt duidelijk door de gebruikte architectonische elementen.
De kampen en later de dorpen waren niets meer dan uitgekiende concentratiekampen, waarin de controle over de bevolking leidend was. Wooneenheden waren sober en gaven weinig privacy. De layout van de kampen was zorgvuldig geconstrueerd met oog op de totale controle: een rationele grid-structuur met één hoofdas vormde de basis. De complexen werden veelal door de Algerijnen zelf gebouwd, onder supervisie van de Fransen. Zoals de curator van de tentoonstelling, architect en architectuurhistorica Samia Henni stelt: ‘elke straatsteen, deur en boom is onderdeel van de Franse strategie.’
De expositie legt door middel van foto’s en video’s in combinatie met schriftelijke rapportages en reglementen, de tegenstrijdige berichtgeving van de Franse propaganda pijnlijk duidelijk bloot. Ondanks dat de gebruikte materialen vrijwel uitsluitend afkomstig zijn van het Franse koloniale bewind laat Samia Henni veel verschillende stemmen horen, waarbij meer wordt gefocust op microhistorische elementen, dan op de algemene geschiedenis.
De combinatie van beeld en tekst laten zonder te veel duiding te geven perfect zien wat verborgen moest blijven voor het publiek – dat is de grote kracht van deze expositie. De revolutie in Algerije en het Franse beleid stonden niet op zich. De centres de regroupement werden buiten Algerije ook toegepast in andere koloniën. Het Franse beleid tijdens de Algerijnse revolutie inspireerde veel landen en militaire inlichtingendiensten en dat maakt deze expositie zeer actueel en de moeite waard.
Het Nieuwe Instituut, Rotterdam: Discreet Violence: Architecture and the French War in Algeria, t/m 7 januari