Arbeiders in Italië vechten voor hun veiligheid

Foto: dynamopress.it
De Italiaanse regering kwam op 22 maart opnieuw met strengere maatregelen om de coronacrisis het hoofd te bieden. Het land telt inmiddels de meeste dodelijke slachtoffers wereldwijd. Maar de regering laat de industrie grotendeels ongemoeid. Italiaanse arbeiders begrijpen dat alleen zij zelf kunnen opkomen voor hun veiligheid en dwingen de bonden tot actie.
2 april 2020

‘We vertragen de Italiaanse productiemachine, maar we zetten haar niet stil’. Dat is hoe premier Giuseppe Conte de nieuwe beperkingen uitlegde. Alleen de essentiële delen van de economie mogen van de regering nog blijven opereren.

Maar volgens de grote vakbonden is dat niet genoeg. Zij stellen dat de lijst met ‘essentiële bedrijven’ te veel ruimte laat aan ‘extra industriële en commerciële activiteiten, waarvan wij niet geloven dat ze voldoen aan de criteria om onmisbaar of essentieel te zijn’. Meer en grotere stakingen staan op stapel.

Vakbonden onder druk

De bonden vertolken slechts wat Italiaanse arbeiders al wekenlang duidelijk maken door middel van stakingen door het hele land. Zij pikken het niet dat winsten boven hun gezondheid worden gesteld. Arbeiders van verschillende Fiatfabrieken staakten, waarna deze werden gesloten. Maar ook metaalarbeiders, dokwerkers en zelfs distributiewerkers van Amazon legden het werk neer.

De Amazonvestiging bij Milaan wilde niet eens tegemoet komen aan de meest basale veiligheidsmaatregelen. De ‘strikte opvolging van regeringsmaatregelen’ die Amazon zei te hanteren, werden door de lokale vakbond ‘betekenisloos’ genoemd. Maar die maatregelen zijn voortgekomen uit een akkoord waar de drie grootste vakbonden op 14 maart zelf nog hun handtekeningen onder zetten.

Net als in Nederland toonde de Italiaanse vabondsleiding dat zij het voortzetten van de status quo vooropstelt. Ook de taal die daarbij wordt gebruikt is herkenbaar. Na een nachtelijk overleg met de regering en de bazen zei Annamaria Furlan van vakbond CISL: ‘Het was een lange nacht met discussies, maar uiteindelijk domineerde het gevoel van gezamenlijke verantwoordelijkheid en positieve eenheid.’

De stakingsbereidheid onder Italiaanse arbeiders laat echter zien dat deze retoriek de diepe klassentegenstellingen in tijden van crisis niet langer kan verhullen. Uit angst om de grip kwijt te raken zijn de bonden nu gedwongen om met hardere eisen te komen, die wél gericht zijn op de gezondheid van werkende Italianen en hun families. Zij komen immers nog steeds in groten getale bij elkaar om de productie draaiende te houden voor de 1 procent.

Een staker van Amazon zei: ‘We moesten wel besluiten om te gaan staken, want we konden gewoon niet veilig meer werken.’ Hoe de bezittende klasse denkt over de zorgen van de werkende Italiaan, werd vertolkt door Marco Bonometti van de lobbyclub Confindustria: ‘Onze export van 450 miljard is aanzienlijk verminderd en we herstellen niet meer… stakingen zijn onverantwoordelijk.’