Antisemitisme: de terugkeer van een destructieve ideologie

Dit bord stond in de Tweede Wereldoorlog bij de grens van de gemeente De Bilt aan de Utrechtseweg (Foto RHC Vecht en Venen).
Door de gruwelen van de Holocaust rustte er na de Tweede Wereldoorlog enige tijd een taboe op antisemitisme. Met de decennialange opmars van extreemrechts vindt Jodenhaat echter sluipenderwijs ingang in de politieke mainstream: steeds openlijker duikt de karikaturale figuur van de ‘boosaardige Jood’ op in fascistische complottheorieën. Wat maakt antisemitisme zo aantrekkelijk voor extreemrechts?
18 april 2024

Antisemitisme tiert welig onder extreemrechtse parlementariërs in Nederland: de PVV voert al jaren een kruistocht tegen de Joodse Hongaars-Amerikaanse bankier George Soros en FvD-leider Thierry Baudet suggereert dat Joodse bankiers achter alle internationale oorlogen zitten. Terwijl extreemrechts het taboe op Jodenhaat doorbreekt, worden vooral links, migranten en moslims beschuldigd van antisemitisme. Zo beweert PVV-voorman Geert Wilders dat de islam de ‘grootste veroorzaker van Jodenhaat’ is.

Het werkelijk toenemende antisemitisme én de vuile manier waarop de beschuldiging van Jodenhaat wordt ingezet als wapen om politieke tegenstanders de mond te snoeren, vragen om een principiële reactie. Een bestudering van Europa’s lange verleden van antisemitisme en zijn hedendaagse gedaantes is daarom cruciaal om dit destructieve gedachtegoed werkelijk te kunnen doorgronden en bestrijden.

Premodern antisemitisme

In het dominant christelijke Europa van voor de Franse Revolutie werden Joden doelbewust geïsoleerd van de kern van de maatschappij. Discriminatie van Joden was doorgaans verankerd in wetgeving en vaak mochten ze geen land bezitten, bepaalde beroepen niet uitoefenen en geen lid van gilden zijn. AntiJoods beleid had grotendeels een religieuze basis: in het christelijke Europa werden Joden als godslasteraars beschouwd.

Al in de middeleeuwen ontstonden anti-Joodse verzinsels die nog steeds voorkomen in hedendaags antisemitisme. Berucht is het bloedsprookje, de mythe dat Joden christelijke kinderen ontvoeren en hun bloed voor rituelen gebruiken. Ook werden Joden vaak verantwoordelijk gehouden voor rampen: zo kregen ze halverwege de veertiende eeuw de schuld van de Zwarte Dood omdat ze waterputten zouden hebben vergiftigd. Deze leugen leidde tot massale pogroms in verschillende Europese steden.

Door hun maatschappelijke uitsluiting vormden Joden een makkelijke zondebok: functies die zij konden vervullen beperkten zich veelal tot die van ambachtsman, handelaar of geldschieter. Vooral de associatie van Joden met het geldwezen raakte negatief beladen: concurrenten of nobelen die hun leningen aan Joodse geldschieters niet terugbetaalden, beschuldigden Joden niet zelden van sluwe, monopolistische praktijken. Premoderne Jodenhaat kende bovendien een ‘proto-raciale’ component: het was rond 1500 in Europa gemeengoed om te denken dat Joden aangeboren kwaadaardige kenmerken hadden.

Naarmate het kapitalisme zich ontwikkelde, groeide de macht van de stedelijke burgerij en kwamen feodale structuren onder druk te staan. Het kapitalisme vereiste een flexibelere beroepsbevolking: de ontmanteling van het feodalisme, inclusief wettelijke en sociale barrières voor Joden, werd daarom wenselijk.

De verschuivende sociaaleconomische verhoudingen beïnvloedden ook de intellectuele stroming van de Verlichting. Verlichtingsdenkers als Baruch Spinoza (1632-1677) bepleitten universele principes, zoals vrijheid en gelijkheid, die aansloten bij de noden van hun eigen klasse en het kapitalisme. Onder invloed van deze ideeën werd ook de emancipatie van Joden nadrukkelijker onderwerp van discussie.

De tegenstellingen tussen adel en burgerij, die de Industriële Revolutie nóg verder verscherpte, leidden tot de Franse Revolutie (1789-1799). Hierdoor werden feodale structuren afgebroken en kwam de emancipatie van Joden in een stroomversnelling. Over het algemeen kregen Joden meer ruimte om onderdeel te worden van Europese maatschappijen en om beroepen uit te voeren waarvan ze voorheen werden uitgesloten.

Dit proces verliep wel met horten en stoten en ongelijktijdig: zo verleenden Frankrijk en de Bataafse Republiek Joden in respectievelijk 1781 en 1796 gelijke rechten, terwijl Joden in Rusland pas na de Oktoberrevolutie van 1917 konden rekenen op gelijkberechtiging.

Reactionaire ideeën

Aan het einde van de negentiende eeuw werd Europa geteisterd door zware economische crises, die uiteindelijk leidden tot de Grote Depressie van 1873-1896. Arbeiders gingen zich in deze periode massaler als onafhankelijke klasse organiseren. Nieuwe socialistische ideeën als het marxisme hielpen hen om de wereld om hen heen te verklaren én boden een perspectief op radicale verandering.

Maar hun ideeën waren niet de enige om het instabiele postrevolutionaire tijdperk te duiden. Zo kwam er halverwege de negentiende eeuw een stroom van onheilspellende literatuur op gang waarin nieuwe antisemitische theorieën werden ontwikkeld. De auteurs hiervan waren hoofdzakelijk kleinburgers die geen heil zagen in de klassenstrijd. Integendeel, velen verlangden het herstel van oude hiërarchieën.

Dit moderne of ‘politieke’ antisemitisme vereenzelvigde fenomenen als marxisme, liberalisme, ondermijning van de kerk en het ‘financierskapitaal’ met de kwaadaardige figuur van ‘de Jood’. Met een mengsel van premoderne anti-Joodse mythes, quasi-antikapitalistisch vocabulaire, en terminologie uit de rassenleer probeerde het een ‘verklaring’ te bieden voor de instabiele negentiende eeuw.

Het biologische racisme van antropologen als Arthur de Gobineau (1816-1882) gaf antisemieten een pseudowetenschappelijke basis om biologische karaktereigenschappen toe te schrijven aan Joden. Net als andere ‘categorieën’ mensenrassen, zou ook ‘de Jood’ een eigen soortgroep vormen. Dit racisme sloot uit dat Joden door bekering of assimilatie alsnog onderdeel konden worden van westerse maatschappijen: ze stonden biologisch nu eenmaal vijandig tegenover hun ‘gastheer’.

Zo beweerde de Duitse journalist Wilhelm Marr (1819-1904) in het antisemitische pamflet De weg naar de overwinning van het Germanisme op het Jodendom (1879) dat de Germanen in een eeuwenlange rassenstrijd verwikkeld waren met het Joodse volk: dat zou zijn burgerrechten altijd misbruiken om Duitsers te onderwerpen. Alleen door deportatie of genocide kon deze rassenstrijd in Germaans voordeel worden beslecht.

Pseudorevolutionaire haat

Modern antisemitisme onderscheidde zich ook met zijn quasi-antikapitalisme van premoderne Jodenhaat: in plaats van periodieke crises als inherente eigenschap van het kapitalisme te analyseren, schrijven antisemieten economische rampspoed toe aan vuil spel door Joodse speculanten. Joden worden hierbij vaak gelijkgesteld aan een ‘roofzuchtige’ en ‘onproductieve’ sector van de economie: het financierskapitaal.

Omstreeks de jaren 1870 vatte de antisemitische journalist Otto Glagau (1834-1892) dit waanbeeld samen in het kleinburgerlijke blad Die Gartenlaube: ‘Het [Jodendom] kent enkel handel, en wel alleen handjeklap en woeker. Zelf verzet het geen werk, maar laat het anderen voor zich werken […] Zijn centrum is de effectenbeurs […] Als een uitheemse stam bijt het zich vast in het Duitse volk en zuigt het al het beenmerg uit zijn botten.’

Dit quasi-antikapitalistische racisme voorziet antisemitisme van een anti-establishmentglans en toont tegelijkertijd zijn ultrareactionaire karakter. Het laat de fundamenten van de sociaaleconomische orde immers ongemoeid. Niet zonder reden vond politiek antisemitisme daarom vooral bij de middenklasse een gewillig oor.

Net als de arbeidersklasse, werd de middenklasse – belichaamd door ambachtslieden, winkeliers en ambtenaren – in de negentiende en twintigste eeuw geconfronteerd met de instabiliteit van het kapitalisme. In tegenstelling tot de arbeidersklasse kon de middenstand zich moeilijk onafhankelijk organiseren. Dit volgt uit hun sociaaleconomische positie: de middenklasse laveert tussen kapitaal en arbeid en vertegenwoordigt uiteenlopende, vaak tegenstrijdige sociaaleconomische belangen.

Antisemitische demagogen presenteerden zich bij uitstek als beschermheren van de middenklasse en garandeerden het behoud van haar privébezit. In combinatie met hun quasi-revolutionaire retoriek konden antisemieten de kleinburgerij daarom vooral in crisistijd aantrekken. Het is echter geen gegeven dat de middenstand zich tijdens economische rampspoed achter een extreemrechtse leider voegt. De Oktoberrevolutie toont bijvoorbeeld dat ook een krachtige arbeidersbeweging grote delen van deze klasse voor zich kan winnen.

Organisatorisch bindmiddel

In de twintigste eeuw werd antisemitisme een vast ideologisch bestanddeel van talloze extreemrechtse organisaties, zoals de Duitse völkische beweging en de nazipartij. De heersende klasse stond vaak ambivalent en pragmatisch tegenover deze groepen. De Duitse staatsman Otto von Bismarck (1815-1898) maakte zich bijvoorbeeld vooral zorgen over de zogenaamd ‘socialistische’ inhoud van antisemitische retoriek.

Ondubbelzinniger was het bloedige samenspel tussen de heersende klasse en antisemitische groeperingen in het tanende tsaristische Rusland van de late negentiende en vroege twintigste eeuw. Zo kreeg de antisemitische massaorganisatie Unie van het Russische Volk steun van tsaar Nicolaas II, die haar knokploegen in het geheim voorzag van wapens. Deze partij was in oktober 1905 betrokken bij bijna 700 pogroms en vermoordde duizenden Joden in twee weken.

In wankele staten kon antisemitisme werken als bliksemafleider om maatschappelijke onvrede te kanaliseren. Antisemitische organisaties opereerden relatief onafhankelijk van hun machthebbers en werden soms zelfs door de staat beteugeld. Elites deden dan ook niet lichtzinnig een beroep op antisemitische bewegingen, omdat er altijd een risico bestond dat deze menigtes hun woede ook op de eigenlijke machthebbers zouden richten.

Holocaust

Politiek antisemitisme werd tot zijn destructieve conclusie gebracht in de Tweede Wereldoorlog. In de jaren 1930, tijdens de diepste crisis in de geschiedenis van het kapitalisme, groeide het nationaalsocialisme uit tot massabeweging: de antisemitische nazi-ideologie vormde hiervan het cement.

Adolf Hitlers nazipartij beloofde een Arisch Utopia, waarin moderne grootindustrie in harmonie zou zijn met traditionele ambachten. Hier zou de klassenstrijd behoren tot het verleden en iedereen zijn rol in de hiërarchie van het volk kennen. Maar om dit te bereiken, moest het Duitse maatschappelijke lichaam gezuiverd worden van het ‘Joodse virus’.

Na Hitlers machtsgreep bleek het stichten van een Arische heilstaat uitgesloten en kon de nazipartij slechts haar genocidale belofte inlossen. Het nationaalsocialisme verpletterde de arbeidersklasse en pleegde met steun van delen van het Duitse bedrijfsleven een fabrieksmatige massamoord op Joden, Roma en Sinti, Slaven, personen met een beperking, homo’s, communisten, Jehova’s getuigen en anderen die niet in het nazi-ideaal pasten.

Hoewel er debat is over de factoren die de precieze timing van de Holocaust bepaalden, is duidelijk dat pragmatische of economische overwegingen hierbij ondergeschikt waren aan de nazi-ideologie. Voor de nazi’s betekende de Holocaust immers dat schaarse geschoolde arbeiders werden vernietigd en broodnodig materiaal aan militaire doeleinden werd onttrokken. Het was een genocide die haaks stond op de logica van zowel winstgevendheid als militaire strategie.

Na de capitulatie van nazi-Duitsland raakte antisemitisme steeds meer in de taboesfeer. Hoewel er kort na de Tweede Wereldoorlog allerlei fascistische initiatieven ontstonden, worstelden deze met de gruwelijke erfenis van de Holocaust: hun ideologie was nu synoniem aan genocide. Het opbouwen van een achterban op basis van openlijk antisemitische retoriek was daarom lang onvruchtbaar.

Extreemrechtse ideologen en organisaties probeerden daarom hun gedachtegoed kunstmatig los te koppelen van het naziverleden. Dit ging gepaard met het herformuleren van oude fascistische complottheorieën en terminologie. De ‘profeet’ van de Duitse extreemrechtse beweging, Götz Kubitschek, vatte dit project helder samen: ‘een slang vervelt keer op keer zonder te veranderen. Ik denk dat dat ons erg goed karakteriseert.’

Onderdeel van deze strategie was om de grenzen op te rekken van wat maatschappelijk acceptabel was. De normalisering van islamofobie en racisme was hierbij essentieel. Doordat dehumaniserende retoriek over moslims en migranten tegen het einde van de twintigste eeuw gemeengoed werd in Europa en Noord-Amerika, kwam er meer ruimte voor radicale etnonationalistische politiek in brede zin – en dus ook voor antisemitisme.

Daarbij poogt extreemrechts al decennialang de Holocaustgeschiedenis te herschrijven. Kamervoorzitter en PVV-prominent Martin Bosma wil bijvoorbeeld ‘bewijzen dat Hitler een socialist was’. Het doel hiervan is elke vorm van ideologische verwantschap met de nazi’s te verhullen, vergelijkingen tussen hedendaags extreemrechts en vooroorlogse fascisten verdacht te maken en links de schuld te geven van de Holocaust.

Omvolking

Hoewel islamofobie in Europa een centraal mobiliserend mechanisme werd voor extreemrechtse partijen, integreren zij tegenwoordig steeds explicieter antisemitische elementen in hun retoriek. Antisemitisme heeft zoals gezegd een anti-establishment elan dat andere vormen van racisme missen: de antisemitische karikatuur van de rijke Jood kan gemakkelijker een machtspositie worden toegedicht dan straatarme migranten en moslims.

Anti-zwart racisme, islamofobie en Jodenhaat komen in extreemrechtse retoriek expliciet samen in de wijdverspreide omvolkingstheorie. Deze komt erop neer dat massa’s niet-witte migranten Europa en Noord-Amerika worden ‘binnengeloodst’ om de witte bevolking uit te roeien en ‘westerse waarden’ te vernietigen. De architecten achter dit meesterplan zijn, voorspelbaar genoeg, Joods. Zij zouden via ‘progressieve’ ideeën, opgedragen door instituten als musea en universiteiten, de geesten rijp proberen te maken voor ‘massamigratie’.

In Nederland zijn de PVV en FvD pleitbezorgers van de omvolkingstheorie. Zo roepen Baudet en Wilders herhaaldelijk op tot de deportatie van moslims om ‘omvolking’ te keren. Het blijft niet bij woorden: talloze individuen gebruikten de omvolkingstheorie als inspiratiebron voor fascistische terreur, zoals bij de massamoorden op Joden in Pittsburgh (2018) en op moslims in Christchurch (2019).

Omdat al te naakte Jodenhaat maatschappelijke isolatie in de hand werkt, tast extreemrechts af waarmee het kan wegkomen. Door haar sterke oriëntatie op het parlement, uit de PVV antisemitisme bijvoorbeeld minder openlijk dan FvD. Niettemin heeft ook de PVV behoefte aan een booswicht die denkbeeldige processen als ‘omvolking’ in gang zet. PVV-ideoloog Bosma heeft bijvoorbeeld een obsessie met de eerdergenoemde Soros: volgens Bosma voert Soros een islameringsagenda en financiert hij een ‘woke-oorlog’ tegen Zwarte Piet.

Tegelijkertijd positioneert de PVV zich als Israëls trouwste bondgenoot. Zionisme en antisemitisme zijn voor extreemrechts immers geen tegenstrijdige begrippen. Voor veel extreemrechtse figuren vormt Israël namelijk zowel een inspirerende etnostaat als een plek waarnaar Joden gedeporteerd kunnen worden. Bovendien is steun aan Israël een uitstekende manier om beschuldigingen van antisemitisme van de hand te wijzen en geeft het extreemrechts een wapen om critici van Israël weg te zetten als Jodenhaters.

Schadelijke begripsverwarring

Het zijn vandaag de dag dan ook hoofdzakelijk linkse activisten, moslims en migranten die van antisemitisme worden beticht, door zowel extreemrechts als centrumpartijen. Zo wordt de slogan ‘From the river to the sea’ door een Tweede Kamermeerderheid afgeschilderd als geweldsoproep tegen Joden en zet rechts demonstraties tegen de genocide in Gaza stelselmatig weg als antisemitisch.

Het verdachtmaken van pro-Palestijnse solidariteit wordt verder in de hand gewerkt door de in 2016 opgestelde IHRA-‘werkdefinitie’ van antisemitisme, die onder andere al omarmd werd door de Europese Unie en de Tweede Kamer. Volgens de werkdefinitie is het bijvoorbeeld antisemitisch om Israël te bestempelen als ‘racistische onderneming’. Hoe breder de IHRA-werkdefinitie geaccepteerd raakt als ‘officiële definitie’ van antisemitisme, hoe makkelijker het wordt om elke vrije discussie over de bezetting van Palestina te verbieden en anti-imperialisten maatschappelijk te isoleren.

Het gelijkstellen van antizionisme aan antisemitisme sluit naadloos aan bij de ‘nieuw antisemitisme’-theorie. Rond de eeuwwisseling werkten neoconservatieve Franse intellectuelen dit concept uit en werd het onderdeel van de islamofobe oorlogsretoriek rondom de ‘War on terror’. Volgens de pleitbezorgers ervan is kritiek op Israël slechts een verdekte manier om Jodenhaat te verspreiden. Zij stellen antisemitisme bovendien hoofdzakelijk voor als niet-westers fenomeen: het zou door migratie van moslims worden ‘geïmporteerd’.

In dit drogbeeld worden moslims als één monolithisch blok voorgesteld: een ‘achterlijke’ cultuur die onverenigbaar is met de humanistische ‘Joods-christelijke traditie’ van het Westen. Deze zogenaamde Joods-christelijke traditie is echter een perverse fictie, enerzijds bedoeld om de bloedige Europese geschiedenis van antisemitisme weg te poetsen, anderzijds ingezet om moslims en migranten te stigmatiseren. Demagogen als Wilders beroepen zich dan ook op dit verzinsel om sluiting van de grenzen en deportatie van moslims te bepleiten.

Beschuldiging als wapen

De hetze tegen voormalig Labour Party-leider Jeremy Corbyn toont hoe vernietigend valse antisemitismeverwijten kunnen zijn. Labour werd het mikpunt van een media- en politieke campagne, waarin beweerd werd dat antisemitisme vrij spel had onder Corbyn. In werkelijkheid nam antisemitisme in Labour tussen 2015-2017 juist af, aldus onderzoeksbureau YouGov. De echte reden voor deze aanval was dat Corbyns anti-imperialisme de belangen van de Britse heersende klasse bedreigde. De heksenjacht leidde er uiteindelijk toe dat Corbyns linkse koers in 2020 werd gekeerd.

In Nederland zien we eenzelfde dynamiek: zelfs partijen die voorzichtige kritiek op Israël uiten krijgen het label Jodenhater. Zo waagde PvdA-GroenLinks het om de aanwezigheid van de Israëlische president Yitzhak Herzog bij de opening van het Amsterdamse Holocaustmuseum in maart 2024 ‘ongewenst’ te noemen. Voor De Telegraaf was dit voldoende om te reppen over ‘de antisemieten van GL’ en te orakelen dat de PvdA een ‘Hollandse variant van het antisemitische Britse Labour’ dreigt te worden.

Valse antisemitismeaantijgingen door organisaties die zeggen te spreken ‘namens de Joodse gemeenschap’ mogen er echter nooit toe leiden dat we de realiteit van Jodenhaat bagatelliseren. Ook moet links ervoor waken dat antisemitisme doorsijpelt in eigen kring: antisemitische verzinsels, zoals het drogbeeld dat de VS en Europa een speelbal zijn van Israël of dat Israël alle Joden vertegenwoordigt, moeten dan ook resoluut bestreden worden. Dit is niet alleen noodzakelijk omdat antisemitisme verwerpelijk is, maar ook omdat het – zoals alle discriminatie – mensen tegen elkaar uitspeelt en bewegingen opbreekt.

Massastrijd

Wereldwijd zien extreemrechts en de heersende klasse zich echter geconfronteerd met steeds groter wordende bondgenootschappen tussen antizionistische Joden, moslims en migranten. In plaats van zich tegen elkaar uit te laten spelen, zoeken Joodse antizionistische organisaties als Erev Rav de samenwerking op. Zij pikken het niet langer dat zionistische instanties als het CIDI zich opvoeren als woordvoerder van alle Joden.

Voor de heersende klasse zijn bondgenootschappen tussen Joden, migranten en moslims niet alleen een gevaar omdat ze valse berichten over antisemitisme ondermijnen. In deze gezamenlijke strijd dreigt namelijk ook wederzijds begrip te ontstaan over de werking en oorsprong van allerlei vormen van onderdrukking. Zulk collectief bewustzijn kan de basis leggen voor een krachtige massabeweging.

Het potentieel daarvan kan alleen worden aangeboord door er een heldere klassenanalyse aan te verbinden. Antisemitisme, racisme en andere vormen van discriminatie ontstaan niet in een vacuüm, noch zijn ze mensen eigen. Het zijn onderdrukkingsmechanismen die gemeen hebben dat ze de oorsprong van kapitalistische crises verdoezelen, de aandacht van machthebbers afleiden en onschuldigen tot zondebok maken. Slagen we niet in de opbouw van een krachtige antikapitalistische massabeweging, dan dreigt extreemrechts steeds meer vruchtbare grond te vinden voor zijn destructieve ideologie. Alleen door een radicale omwenteling van het systeem dat gewelddadige haat keer op keer reproduceert, kan de antifascistische slogan ‘nooit meer’ worden bewerkstelligd. 

Jij wilt ons nieuws.





    Je emailadres is vereist.