Antifascisme is niet facultatief

Kort nadat in El Paso, Texas een fascist 22 mensen vermoordde, organiseerden zijn ideologische medestanders een demonstratie in Portland, Oregon. ondanks dat antifascisten met veel meer waren dan de 100 fascisten die kwamen opdagen, verklaarden de organisatoren, de racistische ‘Proud Boys’, de demonstratie tot een groot succes.

Enkele maanden geleden hadden de organisatoren aangekondigd dat de demonstratie tegen Antifa gericht zou zijn. Hun eis was dat Antifa als een terroristische organisatie moet worden geregistreerd. Diezelfde Proud Boys waren in 2017 ook medeorganisatoren van de demonstratie in Charlottesville, waar antifascist Heather Heyer werd vermoord. Dit soort bloedbaden worden steeds door mensen uit extreemrechtse hoek aangericht.

De fascisten voelden zich gesterkt nadat president Trump vrij expliciet steun voor hen had uitgesproken. Na de nazimarsen in 2017 verklaarde Trump dat aan ‘allebei de kanten’ rotte appels zouden zitten.

Dit keer was hij nog openlijker. Net toen de demonstratie was begonnen, tweette Trump dat hij overweegt om Antifa inderdaad officieel als een terroristengroep te bestempelen. Hiermee legitimeert de president fascistisch geweld tegen antifascisten — een zegen van boven voor gewelddadige groepen als de Proud Boys.

Ook in Nederland zien we dat antifascisme wordt gecriminaliseerd. Wierd Duk en andere extreemrechtse commentatoren roepen al langer dat ‘antifa’ ook in Nederland als terroristisch geregistreerd moet worden. Vorig jaar trokken de SP en de PvdA zich terug uit de demonstratie op de internationale dag tegen racisme vanwege deelname van antifascisten.

Gezien de opkomst van een neofascistische beweging en de reeks terreuraanslagen uit die hoek is dit een zeer gevaarlijke ontwikkeling. Dat types als Duk hun tegenstanders de mond willen snoeren mag geen verrassing heten. Maar links zou zich onomwonden en met trots antifascistisch moeten noemen. Zeker nu.