Another one bites the dust
Door Pepijn Brandon
De Amerikaanse regering omschreef Soeharto bij zijn overlijden gisteren een ‘historische figuur die een opmerkelijke economische en sociale ontwikkeling heeft bereikt’. Volgens de Volkskrant zat er aan die groei een ‘bijsmaak’. Dat is een bijzonder understatement voor een regime dat aan de macht kwam na de moord op minstens een miljoen politieke tegenstanders. Maar ja, het was de tijd van de Koude Oorlog, en de Vrije Wereld was niet kieskeurig in het uitkiezen van zijn vrienden.
In 1945 riep Indonesië de onafhankelijkheid uit. Nederland vocht een brute koloniale oorlog maar moest in 1949 de nederlaag erkennen. Onder leiding van Soekarno stuurde Indonesië aan op een zelfstandige koers. Zoals veel derdewereldnationalisten combineerde Soekarno een streven naar staatsgeleide economische ontwikkeling met retoriek over sociale rechtvaardigheid en onafhankelijkheid, en een ideologie die de eenheid van het volk benadrukte. Zijn doctrine van de Pantja Sila hoorde in dezelfde familie als Nassers Arabisch nationalisme, het Afrikaans socialisme van Kwame Nkruma en de ideeën die Fidel Castro in eerste instantie inspireerden tot zijn guerrillastrijd in Cuba. Nationalisme en economische groei waren belangrijker dan socialisme of zelfs anti-imperialisme. Maar in de context van antikoloniale revoluties en tegen de achtergrond van de Koude Oorlog was ‘socialisme’ van het Russische merk een logische pool van aantrekkingskracht.
Nergens was dit zo duidelijk als in Indonesië. De communistische PKI had een grote rol gespeeld in de onafhankelijkheidsstrijd tegen Nederland. En in de jaren vijftig groeide ze met drie miljoen leden uit tot de grootste communistische partij buiten het Oostblok. De PKI steunde Soekarno vrijwel kritiekloos, en Soekarno kende in ruil daarvoor de PKI een grote rol toe in de Indonesische politiek. Maar hij lette er zorgvuldig op dat de balans bewaard bleef tussen de rechts-nationalistische generaals en de communisten, en de PKI toonde haar trouw door haar aanhang in bedwang te houden.
Dit vertrouwen in de staat en het leger leidde tot de grootste nederlaag van een communistische partij sinds de jaren dertig. De zelfstandige koers van Soekarno en zijn gedeeltelijke nationalisatie van de olie-industrie was een doorn in het oog voor de VS, Shell en de Nederlandse staat. In 1965 steunde de CIA de machtsgreep van Soeharto, die een einde maakte aan de linkse invloed op de regering. Een massaslachting volgde. Alle leden van de leiding van de PKI, behalve één die voor zijn gezondheid in Peking was, werden geëxecuteerd. Maar de bedoeling van Soeharto was de communistische invloed met wortel en tak uit te roeien. Het leger trok de dorpen in en vroeg de dorpshoofden om lijsten van PKI-leden. Nadat ze gearresteerd waren, brachten de soldaten militante christenen en moslims op de hoogte van het moment van vrijlating. Zodra de communisten de gevangenis uitkwamen, werden ze met hakmessen aan stukken gesneden. Naar schatting een half miljoen communisten, vakbondsleden en andere linkse activisten kwamen zo om het leven.
Soeharto installeerde een stabiel pro-Westers regime. Links was niet het enige slachtoffer. Het streven naar de vorming van een coherent rijk als militaire macht in Zuid-Oost Azië leidde onder andere tot de bezetting van Oost-Timor in 1975, waarbij 200 duizend mensen werden vermoord. De VS, Australië en Nederland (vertegenwoordigd door Prins Bernhard, de man met het duisterste zakboekje van de twintigste eeuw), voorzagen Soeharto’s generaalsbewind van wapens en lucratieve contracten. Onder andere op basis van de olieproductie creëerde Soeharto zijn eigen vorm van nationale ontwikkeling. Maar nu was van sociale rechtvaardigheid weinig sprake meer. Orde, tucht en de schaamteloze zelfverrijking van de elite stonden voorop. Soeharto zelf eigende zich vele miljarden toe.
Pas in 1998 werd zijn regime gebroken. De combinatie van de Aziëcrisis, een heldhaftige studentenopstand en massaprotesten van de armen leidde tot zijn val. Maar de leiders van de ‘democratische’ oppositie hielden één oog gericht op de straat, en een ander oog op Washington. Ze sloten een compromis met het IMF. Ze zorgden dat het leger zijn prominente plaats in de Indonesische politiek behield. Maar het grootste teken van hun kruiperigheid is dat ze Soeharto tot zijn dood een hand boven het hoofd hielden, en hem nu eren met een week nationale rouw.
Soeharto is zijn straf ontlopen. Maar met een beetje mazzel sluit hij inmiddels aan in de rij voor de heetste ovens van de hel. Zijn reservering loopt al veel te lang.