Amersfoort: gefusilleerde socialisten herdacht met nieuw plakkaat

Henk Sneevliet (1883-1942) was een van de belangrijkste revolutionair socialisten uit de Nederlandse geschiedenis. Op 13 April 1942 werd hij met andere socialisten door de nazi's geëxecuteerd in het Nederlandse concentratiekamp Amersfoort. Vandaag, zondag 11 november, wordt een plakkaat onthuld op de plek waar deze kameraden zijn terechtgesteld.
11 november 2012

Sneeviet was een van de leiders van het Marx-Lenin-Luxemburg-front (MLL), de illegale voortzetting van de Revolutionair-Socialistische Arbeiderspartij (RSAP). Hij had toen al een lange staat van dienst. Hij begon zijn politieke loopbaan bij de SDAP en de spoorvakbond, maar radicaliseerde. Als lid van de Communistische partij verbleef hij tien jaar in Indonesië en China. Terug in Nederland richtte Sneevliet in 1929 de RSP op, later RSAP geheten.

Vanaf het begin van de bezetting onderscheidde het MLL zich van nagenoeg alle andere illegale organisaties in Nederland. De organisatie keerde zich tegen het op dat moment opkomende nationalisme onder arbeidersorganisaties zoals de SDAP en de CPN.

Via hun illegale krant Spartacus wilde het MLL arbeiders verenigen op basis van klasse. Ze richtten zich dan ook niet alleen op Nederlandse arbeiders, maar ook op Duitse arbeiders in Nederland, onder wie dienstplichtige militairen.

In 1942 word nagenoeg de hele leiding van het MLL gearresteerd en veroordeeld. Acht mannelijke leden worden afgevoerd naar kamp Amersfoort en op 14 april 1942 geëxecuteerd: Wim Dolleman, Jan Edel, Cor Gerritsen, Gerrit Jan Koeslag, Ab Menist, Jan Schriefer, Henk Sneevliet en Rein Witteveen. Andere gearresteerde leden worden naar concentratiekampen in Duitsland gestuurd. Velen komen niet terug.

Het is tekenend voor hun compromisloze socialisme dat de overlevende leden van het MLL gedurende de oorlog vaak samenwerkten met de ondergrondse CPN. Hun revolutionair enthousiasme, dat ze volhielden tot het bittere eind, werd opgemerkt en bewonderd door velen. Hiervan getuigt ook onderstaande brief van een medegevangene, afgedrukt in de duimdikke biografie van Sneevliet door Max Perthus.

Hopelijk biedt het nieuwe informatiebord ook inspiratie voor degenen die nu de strijd voeren voor een vrije, socialistische maatschappij.

_________________________________________________________________________________________________

Geachte Redactie,

In De Vlam van 27 October las ik een artikel ‘Slachtoffers van de Naziterreur herdacht’. Ofschoon ik niet behoor tot de Vlamgroep (ik ben losse nr. lezer) en behoor (schrik niet) van huis uit tot de A.R. (thans partijloos), heb ik toch gedurende mijn vierjarige gevangenschap met name onder de communisten en socialisten vele vrienden leren kennen en voor velen heb ik een hoge achting.

Ik werd, nadat ik 8 maanden Scheveningen had opgeknapt, op 5 april 1942 in Amersfoort in de bunker gedeponeerd en zat daar meestal alleen. De andere 7 cellen waren leeg. Ik heb daar 6 weken doorgebracht. Op Zondag 12 April werd ik uit mijn slaap opgeschrikt door S.S.gedaver. Hollandse S.S. onder Duitse Führung. Het was ongeveer 9 uur ’s avonds. Van alle 7 cellen werden de deuren losgegooid en werd een strenge bewaking ingesteld.

Dubbelposten buiten en binnen. Ik hoorde schreeuwen: ‘Es kommen jetzt ganz gefährliche Leute’. Instructies werden gegeven en even daarna hoorde ik, dat in elke cel een lotgenoot werd ingesloten. Als je hard schreeuwt kan je elkaar in die cellen onderling verstaanbaar maken, althans wat je rechter- en linkerbuurman betreft. En spoedig hoorde ik één van de gevangenen zeggen: ‘Voor de oorlog zocht de Nederlandse regering mij en na 15 Mei de Duitse. Als ik dat ongeluk niet had gehad en niet in het ziekenhuis was opgenomen, hadden ze mij nooit gevonden.’ En toen de prachtstem van Sneevliet: ‘Mannen wij zijn er trots op, dat wij de eersten in Nederland zijn, die voor een rechtbank veroordeeld zijn voor de zaak van de Internationale. En die hiervoor moeten sterven.’

Terloops de bewaking was zo scherp, dat b.v. elke 15 minuten de lichten in de cellen werden ontstoken (ook de mijne) om door het Judasvenster te zien of iemand zelfmoord pleegde of wel trachtte te ontvluchten. En eveneens werden doorlopend door twee S.S.ers (Hollandse) de buitenramen, die trouwens geblindeerd waren, met zaklantaarns belicht. Al spoedig begreep ik wie mij in de bunker gezelschap hielden. Zeven (niet acht) ter dood veroordeelden.

Allen mochten een gratieverzoek tekenen. Wat ze ook gedaan hebben. Eén van hen merkte nog op, dat het toch wel fijn was van die president van de rechtbank, dat hij hun beloofd had, dat nu vanavond hun vrouwen (naar ik meen drie hunner) in vrijheid zouden worden gesteld. ‘Die zijn nu weer thuis jongens’. Ongeveer zes uur ’s morgens werd hun medegedeeld, dat het gratieverzoek was afgewezen (wat een kwatsch-vertoning) en dat het vonnis aanstonds zou worden voltrokken. Sneevliet vroeg toen, of zij samen gefusilleerd mochten worden, hand in hand.

Dit werd afgewezen. ‘Sie werden gefesselt mit den Händen auf den Rücken’. Daarna, of ze zonder blinddoek mochten sterven. Dit werd toegestaan. Verder of hij als oudste het laatst mocht worden doodgeschoten. Ik hoor hem nog zeggen: ‘Niet waar makkers, dat recht komt mij toe als jullie oudste. Ik was toch jullie leider?’

Allen mochten een sigaar opsteken. Waarop gezegd werd (O, galgenhumor): ‘Ja, laten we dat doen, de Nederlandse staat betaalt het.’ Daarna nam Sneevliet het woord en sprak als volgt: ’Ik heb vannacht mijn Gethsemané geleden. Toen ik jong was en ik in de beweging begon, zei mijn pastoor tegen me: Jong, je mag je gang wel gaan, als je je geloof maar behoudt. Welnu, ik heb de strijd gestreden en het geloof behouden. Het geloof in de zaak van de Internationale. Er moet nog veel gestreden worden, maar de toekomst is aan ons.’

Zo ongeveer sprak hij. Daarop vertelde hij nog enkele dingen uit Indië. Ze waren toen allen in één celletje gebracht. Vlak tegenover het mijne; maat 90 x 200 cm. En dan dat ontroerende moment: ‘Laten we elkaar de hand geven’ en uit volle borst zongen toen zeven mannen, een uur voor hun dood, ‘de Internationale’. Wat een melodie en wat een woorden. Ik heb meermalen een concert bijgewoond, maar nooit zo met gevoel en overtuiging horen zingen. Ik schaam me niet dat ik huilde.

Toen ik later zelf ter dood werd veroordeeld, was ik niet méér ontroerd dan door dit mooie moment. Daarna vroeg één der aanwezigen stilte en er werd een katholiek gebed opgezegd. Welk weet ik niet. Het was muisstil.

De wachtmeester vond dit alles goed. Daarna werden ze in een auto geladen. Om twintig over negen viel het eerste salvo. Toen ik vier weken later uit de bunker kwam en in het kamp werd ondergebracht, vernam ik, dat die morgen alle gevangenen in de barakken waren ingesloten. Niemand mocht zien wie er uit die bunker kwam. In het kamp wist men dus: er gebeurt iets bijzonders. Wat en wie wist men niet. Later heb ik het hun partijgenoten kunnen vertellen. (Men zal zich nog wel nr. 15 herinneren).

Ik heb behoefte om neer te schrijven, dat ik grote bewondering heb voor de wijze, waarop deze mensen als helden zijn gestorven. Onverschrokken en vol geloof in hun zaak. Ik kon niet nalaten U deze kleine bijzonderheden te schrijven, omdat ik de enige ben geweest, die de laatste uren van deze helden heb meegemaakt.

Met beleefde groeten verblijf ik,

Nr. 15 P.D.A.

Bron: Max Perthus – Henk Sneevliet – revolutionair-socialist in Europa en Azië, SUN 1976 p. 466-468.

Zie ook de site van het Sneevliet Herdenkinkgscomité.