Alternatieven voor de kapitalistische staat

Veel mensen zijn op zoek naar alternatieven voor het kapitalisme. Een groeiend aantal linkse denkers probeert hiervoor utopische ideeën te formuleren. Helaas hebben ze hierbij vaak geen aandacht voor het probleem van de kapitalistische staat.
17 februari 2025

In een wereld vol oorlog, klimaatchaos en ongelijkheid ontbreekt het niet aan utopieën die worden gepresenteerd als alternatieven voor het kapitalisme. Helaas is er hierbij weinig aandacht voor de kwestie van de staat. Recente suggesties zijn onder andere ‘degrowthcommunisme’, ‘halve-aarde socialisme’, ‘volledig geautomatiseerd luxecommunisme’ en ‘post-schaarste socialisme’.

Maar hierbij wordt de staat simpelweg genegeerd, of behandeld als een neutrale – in plaats van een kapitalistische – instelling die de overgang naar een nieuwe maatschappelijke orde kan ondersteunen.

Massale bewegingen tegen racisme en seksisme zijn daarentegen de laatste jaren op de macht van de staat gestuit. Zij zien de staat als een vijandige macht, een instituut dat onderdrukking in stand houdt. Aan beide kanten van de Atlantische Oceaan klinkt de roep om afschaffing van de politie en het gevangeniswezen. Maar veel mensen die hiervoor pleiten geven niet aan hoe we de staat kunnen aanpakken of wat het alternatief zou moeten zijn.

Als we willen breken met het  kapitalisme is de vraag: hoe kunnen we de macht van de kapitalistische staat breken? En wat is het alternatief dan? De geschiedenis van de arbeidersbeweging biedt een aantal antwoorden.

Revolutie in Parijs

In 1871 vond er in Parijs een opstand plaats. Voor het eerst ontwikkelde een collectief van werkende en arme mensen een praktisch alternatief voor de kapitalistische staat. De armen van Parijs verjaagden de generaals, functionarissen en bureaucraten die hun stad hadden bestuurd. Ze vestigden een commune op basis van algemeen mannenkiesrecht.

De Commune van Parijs schafte het staande leger en de politie af en verving die door een democratisch gekozen militie. Uit elke wijk van de stad werden vertegenwoordigers gekozen, die te allen tijde afzetbaar waren. Geen enkele functionaris verdiende meer dan het gemiddelde arbeidersloon. In haar korte bestaan voerde de Commune een hele reeks progressieve hervormingen door die ten goede kwamen aan de arbeiders.

In 1872 bracht Karl Marx, een hartstochtelijk pleitbezorger van de Commune, de enige wijziging aan in het Communistisch Manifest van 1848. Hij voegde een zin toe waarin stond: ‘de arbeidersklasse kan de kant-en-klare staatsmachinerie niet eenvoudig in bezit nemen en deze voor haar eigen doeleinden in beweging zetten.’ Ze moet die omverwerpen.

Ruslands sovjets

Dit soort democratie van onderaf werd tijdens de revolutie van 1905 verder ontwikkeld door Russische arbeiders. Rusland was een semi-feodaal land, maar in de industriële steden Moskou en Sint-Petersburg was een massale arbeidersklasse ontstaan.

Gedurende de revolutie werden er in massastakingen nieuwe organen gevormd die het de arbeiders makkelijker maakten zich te organiseren over sectoren heen en hulp en bevoorrading vanuit de gemeenschap te regelen. Deze arbeidersraden, die bekendstonden als ‘sovjets’ (naar het Russische woord voor ‘raad’) begonnen zowel economische als politieke eisen te formuleren. Dit kwam tot uiting in de leus ‘acht uren en een geweer’.

Twaalf jaar later bracht de Februarirevolutie van 1917 de tsaristische dictatuur ten val. Er kwam een Voorlopige Regering aan de macht. Maar tussen dit nieuwe gezag en de sovjets, die opnieuw naar voren kwamen als het embryo van de arbeidersstaat, ontstond een situatie van ‘dubbele macht’.

De Russische revolutionair Leon Trotski constateerde: ‘Geen enkele historische klasse verheft zich uit de toestand van onderdrukking tot heersende klasse van vandaag op morgen, al is het dan ook het etmaal van een revolutie.’

Dubbele macht

De revolutie was geen gebeurtenis, maar een proces. Trotski wees erop dat de revolutionaire klasse ‘zonder reeds meester in het land te zijn, feitelijk toch een groot deel van de staatsmacht in handen houdt, terwijl het officiële staatsapparaat nog in handen van de oude machthebbers blijft.’ Deze strijd op leven en dood tussen een oude, verrotte, vervallen regering en nieuwe, energieke arbeidersraden kon slechts leiden tot instabiliteit en de immer aanwezige dreiging van gewelddadige contrarevolutie.

Gedurende de zomer van 1917 kalfde het gezag van de Voorlopige Regering af. Ze negeerde de roep om vrede en begon nieuwe, rampzalige militaire offensieven in de Eerste Wereldoorlog. Ze probeerde gezag te ontlenen aan voormalige generaals van de tsaar en zette socialisten en revolutionairen gevangen. Tegelijkertijd deden arbeiders steeds vaker een beroep op de sovjets om hun problemen op te lossen.

Maar deze ‘dubbele macht’ was instabiel. Die kon leiden tot een contrarevolutie die alle hoop op een betere maatschappij de bodem in sloeg, maar ook tot een tweede revolutie. Zo’n revolutie kon de onderdrukkende staatsinstellingen afschaffen en de sovjets de macht geven over alle aspecten van de maatschappij. Toen de revolutionaire Bolsjewistische Partij de meerderheid in de sovjets verkreeg, begonnen de sovjets de Oktoberrevolutie van 1917.

Repressie breken

Om te slagen moest de revolutie afrekenen met de repressieve macht van de staat. Vladimir Lenin schreef Staat en revolutie en de brochure Zullen de bolsjewiki de staatsmacht behouden?, die werd gepubliceerd op 14 oktober, anderhalve week voor de revolutie.

In deze twee werken stelde Lenin dat de arbeidersklasse twee taken had. Ten eerste moest ze ‘alles stukslaan dat er in het oude staatsapparaat onderdrukkend, routinematig en onverbeterlijk burgerlijk is’. Maar die destructieve daad moest samengaan met een creatieve. De arbeidersklasse moest ‘haar eigen, nieuwe apparaat’ scheppen, ‘de Sovjets van Arbeiders-, Soldaten- en Boerenafgevaardigden’.

Lenin maakte onderscheid tussen de repressieve instituties van de staat, de ‘bijzondere afdelingen gewapende lieden’, die moesten worden afgeschaft, en de nuttige instellingen die door de staat gecontroleerd werden. Die ‘moesten worden ontworsteld aan de controle van de kapitalisten. De kapitalisten en de touwtjes waaraan zij trekken moeten van dit apparaat worden afgesneden, afgehakt, weggeslagen’. Die nuttige aspecten van de staat moesten juist worden uitgebreid.

Lenin benadrukte dat het monopoliekapitalisme de middelen had geschapen die het arbeiders mogelijk zouden maken om de maatschappij te besturen. Landelijke infrastructuren konden door de arbeiders worden overgenomen om te voorzien in elektriciteit en een nationaal netwerk van banken.

De middelen die moderne kapitalistische staten een toekomstige arbeidersstaat kunnen bieden zijn veel geavanceerder dan de elektriciteits- en banksystemen waar Lenin zo enthousiast over was. Stel je voor dat je zorgsystemen wereldwijd onder arbeiderscontrole kon plaatsen om te zorgen dat vaccins en medicijnen terechtkomen bij degenen die ze nodig hebben. Een arbeidersstaat zal onderzoeken welke mogelijkheden sociale media en AI hebben om te voorzien in de behoeften van mensen. Hulpbronnen kunnen worden onttrokken aan nutteloze, verspillende en schadelijke industrieën en ingezet om nieuwe manieren te ontwikkelen om in een democratisch geplande economie te leven.

De nieuwe arbeidersstaat

Kapitalistische staten bestaan dankzij de passiviteit van de inwoners, hun vervreemding van staatsbureaucratieën en hun apathische houding tegenover de politiek. Een arbeidersstaat zou daarentegen slechts kunnen overleven dankzij de actieve betrokkenheid van mensen uit de arbeidersklasse. Lenin stelde dat de arbeidersstaat ‘een magische manier had om het staatsapparaat in één keer tien keer zo groot te maken’. Die bestond uit het inschakelen van arbeiders in het dagelijks werk van het staatsbestuur.

Het nieuwe apparaat dat de Russische arbeidersklasse had gevormd, speelde goed in op de behoeften en wensen van degenen die het vertegenwoordigde. In 1918 schreef de Amerikaanse journalist John Reed: ‘Er bestaat tegenwoordig in Moskou en in alle steden en plaatsen van het Russische land een uitermate complexe politieke structuur, die wordt verdedigd door de overgrote meerderheid van de bevolking en die zo goed functioneert als een pasgeboren volksregering maar kan.’

De raden waren inclusief uit noodzaak. Reed merkte op dat ‘koks en obers, straatvegers, huisbedienden en koetsiers die zich organiseerden om vertegenwoordiging konden vragen.’

Naast de grote stadssovjets waren er ook wijksovjets. Reed geloofde dat deze decentralisatie van onderaf cruciaal was voor het functioneren van de sovjetregering. De sovjets, schreef hij ‘zijn een uitdrukking van de politieke wil van de massa’s, niet alleen in het Al-Russisch Congres voor het hele land, maar ook op plaatselijk niveau. Deze decentralisatie bestaat omdat de plaatselijke sovjets de centrale regering vormen en niet andersom.’

De Britse schrijver Arthur Ransome merkte op: ‘Zelfs het meest afgelegen atoom in de periferie heeft nog invloed op het centrum.’ Dat was belangrijk, schreef hij, omdat ‘geen andere regeringsvorm de enorme diversiteit van Rusland, met haar verschillende klimaten en volken, met haar vlakten, steppen, woeste bergen, de vrije lokale autonomie kan geven die ze nodig heeft.’

‘De herder uit de Kaukasus, de Kozak uit de Oeral en de visser op de Jenisej kunnen samen in de Al-Russische Assemblee zitten en weten dat de wetten waarvan zij de principes goedkeuren geen stalen banden zijn die voor de een te los zijn, maar de ander wurgen.’ Hij schreef: ‘Het zijn werktuigen die elke sovjet zelf op eigen wijze kan vervaardigen voor de speciale behoeften van zijn eigen gemeenschap.’

Afgevaardigden konden direct afgezet worden. Reed schreef over het belang daarvan: ‘Er is nog nooit een politiek orgaan uitgevonden dat beter inspeelde op de wil van het volk. En dat was ook noodzakelijk, omdat in een tijd van revolutie de volkswil met grote snelheid verandert.’ Ook Ransome merkte op: ‘Het land is bevrijd van het risico te worden geregeerd door de geesten van dode opinies.’

Daarnaast konden de arbeidersraden zowel economische als politieke besluiten nemen. In een arbeidersstaat controleren degenen die de rijkdom produceren democratisch wat zij produceren, in overleg met degenen die goederen en diensten nodig hebben.

Dictatuur van het proletariaat

Marx noemde de arbeidersstaat de ‘dictatuur van het proletariaat’. Het idee van dictatuur lijkt in tegenspraak met het idee van bevrijding. Maar de marxistische economen Michael Roberts en Guglielmo Carchedi leggen uit: ‘Dictatuur van het proletariaat zou betekenen dat het democratisch bestuur van de meerderheid van de werkende mensen “dicteert” aan het kapitaal in plaats van andersom.’

In de periode meteen na de omverwerping van de kapitalistenklasse zou de arbeidersklasse een gecentraliseerde staat nodig hebben om af te rekenen met contrarevolutionaire tegenstand uit binnen- en buitenland. Zo’n staat zou de economische productie en de uitbreiding van welzijn, zorg en onderwijs organiseren. Hij zou ook meteen stappen zetten om een einde te maken aan de door racisme, seksisme en kolonialisme ontstane historische ongelijkheid.

De arbeidersstaat moet prioriteit geven aan de internationale uitbreiding van de revolutie om zo het slagen ervan veilig te stellen. Het is niet mogelijk om in één land socialisme op te bouwen. Als de revolutie internationaal slaagt, zal de arbeidersstaat niet machtiger worden, maar juist afsterven omdat er geen noodzaak meer is om een contrarevolutie te onderdrukken. De revolutionair Friedrich Engels voorspelde: ‘Het ingrijpen van een staatsmacht in maatschappelijke verhoudingen wordt op het ene gebied na het andere overbodig en die slaapt dan vanzelf in.’

Volgens hem zou ‘de regering over personen’ worden vervangen door ‘het beheer over zaken en het leiden van productieprocessen’. Hij schreef: ‘De staat wordt niet “afgeschaft”, hij sterft af.’ Het is belangrijk om dit te benadrukken omdat ‘communisme’ vaak in verband wordt gebracht met het machtige staatsapparaat dat Jozef Stalin eind jaren 1920 opbouwde. De Russische Revolutie schiep de mogelijkheid van een golf van internationale revoluties, maar die mislukten, zodat de revolutie in Rusland geïsoleerd bleef.

Toen westerse legers Rusland aanvielen, werden arbeiders gemobiliseerd om de revolutie te verdedigen. Hierdoor werd de arbeidersklasse die de revolutie had gemaakt gedecimeerd. De sovjets, de basis van de arbeidersdemocratie, werden hierdoor uitgehold. De Bolsjewistische Partij werd verantwoordelijk voor een enorme bureaucratie, die zichzelf onder leiding van Stalin transformeerde in de nieuwe heersende klasse van een staatskapitalistisch regime.

In de jaren 1930 drukte Stalin over de rug van de arbeiders een razendsnelle industrialisatie door. Met de groei van de Russische industrie groeide ook de arbeidersklasse. En met de groei van klassentegenstellingen groeide ook het repressieve staatsapparaat dat Stalin nodig had om de macht van de bureaucratie te consolideren. Dit was het tegendeel van Marx’ beschrijving van de arbeidersstaat als ‘de herneming van de staatsmacht door de maatschappij als haar eigen levende macht in plaats van machten die haar beheersen en onderwerpen’.

Geen blauwdrukken

Een socialistische maatschappij zou onvermijdelijk ‘nog de moedervlekken van de oude maatschappij’ dragen, ‘uit wier schoot deze is ontsproten’, zoals Marx al schreef. Die zouden vervagen naarmate het socialisme zich ontwikkelde tot een communistische maatschappij waarin de staat zou afsterven.

De revolutionair socialistische traditie benadrukt hoe mensen uit de arbeidersklasse zichzelf en hun ideeën kunnen veranderen terwijl ze de wereld veranderen. Alle creativiteit van arbeiders die nu amper tot uiting komt zou dan vrijkomen om de sprong van de mensheid te faciliteren van het rijk van de noodzaak naar het rijk van de vrijheid. Er zou natuurlijk nog steeds gewerkt moeten worden. Maar, zoals W.E.B. DuBois al schreef, de ‘socialisatie van de industrie’ zou de voorwaarden scheppen waarin ‘werk voor allen en allen voor werk voldoende tijd zou overlaten voor ontspanning, lichaamsbeweging, studie en liefhebberijen.’

Ook de aard van het werk zou veranderen. Marx voorspelde dat in een communistische maatschappij arbeid niet meer alleen een middel om te leven zou zijn, maar zelf een eerste levensbehoefte zou worden. Als ‘alle bronnen van gemeenschappelijke rijkdom zullen overlopen’, schreef hij, zou de maatschappij georganiseerd worden volgens het principe ‘van ieder naar zijn mogelijkheden, aan ieder naar zijn behoefte’.

Om dat te bereiken hebben arbeiders geen blauwdrukken nodig waarin goedbedoelende socialisten een utopie beschrijven. Wat ze wel nodig hebben om effectief af te rekenen met een gecentraliseerde kapitalistische staat is een gecentraliseerde revolutionaire partij. Zo’n organisatie kan socialistische ideeën in de arbeidersklasse verspreiden, activiteiten ontplooien waar die het meest effectief zijn en hun beste ervaringen generaliseren om toe te werken naar een confrontatie met de kapitalistische staat en het kapitalistische systeem.

Jij wilt ons nieuws.





    Je emailadres is vereist.