Als je werkgever ook je huisbaas is

Actie van arbeidsmigranten in Dronten, 20 juli 2020 (Foto: Arne Gorter).
Voordat Bart Plaatje (49 jaar) ruim tien jaar geleden bij de FNV ging werken was hij voorman en kaderlid in een distributiecentrum. Als organizer bij de FNV kwam hij vervolgens in aanraking met de erbarmelijke huisvesting van arbeidsmigranten. Arne Gorter sprak met hem over de campagne Een Kwestie van Beschaving, die Plaatje nu leidt.
13 januari 2021

Het doel van de campagne is om de slechte huisvesting van arbeidsmigranten aan te kaarten. Waarom richt de FNV zich met deze campagne op huisvesting en niet op de werkvloer?

Als wij ooit deze groep arbeiders bestendig willen organiseren zodat ze zelf macht krijgen, zullen we de macht bij de werkgevers weg moeten slopen. Als we de totale macht over de werknemer weg kunnen nemen, dan kunnen we écht gaan beginnen. Dat betekent: lid worden van de vakbond, actievoeren, staken voor vaste banen, staken voor loonsverhogingen, staken voor de kans op een fatsoenlijke toekomst.

Bij tijd en wijle kan dat nu ook, maar op het moment dat je dak boven je hoofd, je salaris en je ziekteverzekering per dag opzegbaar zijn door de werkgever, dan wordt het lastig om iets duurzaams op te bouwen qua vakbondsmacht.

Als er morgen een scheiding van bed en baan komt, kunnen arbeidsmigranten zich gaan organiseren als arbeiders in distributiecentra, in de landbouw en alle andere plekken waar ze werken. Dan kunnen we ze macht en kracht geven en dan kunnen we verder.

Wat zijn de sterke momenten geweest van de campagne en kun je aan de hand daarvan iets zeggen over hoe de campagne te werk gaat?

Onze eerste actie was in Zeewolde. We gingen voor het eerst met een groepje arbeidsmigranten naar een burgemeester en mensen deden zelf hun verhaal. Die gingen zelf voor de camera staan, met alle risico’s van dien. Doe dat maar eens, tegenover je baas waar je 300 procent van afhankelijk bent. Op het moment dat men dat doet weet je: de campagne kan vliegen.

Vervolgens zorg je dat je als cam- pagne de gemeentepolitiek en parlementaire politiek in Den Haag goed begrijpt. Los van wat je vindt van wat zich daar afspeelt, is de werking ervan belangrijk. Ik begrijp dat de juiste kamervragen in Den Haag nerveuze wethouders oplevert in de polder. Ik begrijp ook dat een uitzendbaas een commercieel belang heeft in vergunningenland. Als ik een Tweede Kamerlid meeneem dat een werkbezoek komt brengen, laat dat aan de uitzendbaas zien dat ik wat te vertellen heb. Zij moeten zien dat als ik boe of bah zeg, er een club arbeidsmigranten opstaat die hun verhaal willen vertellen over het uitzendbureau in de media. Dat creëert positie.

Zodra er scheiding van bed en baan ontstaat, verschuift de focus van huisvesting naar de werkvloer. Hoe zorg je ervoor dat de arbeidsmigrant en de Nederlander schouder aan schouder gaan staan? Bijvoorbeeld in distributiecentra zijn er spanningen tussen groepen. Hoe gaat we daar als vakbond mee om?

Dat zijn allemaal schijntegenstellingen. Elke marxist weet dat er maar één relevante tegenstelling is die je niet in redelijkheid op kan lossen. Dat is die tussen de kapitalist en de arbeider. Je moet nooit solidariteit vragen, je moet mensen vragen op te komen voor hun eigenbelang. Als jij de laatste idioot bent op de werkvloer met een vaste baan en je verdient 15 euro per uur, dan weet je ook wel dat je dagen geteld zijn. Dan kan je wel de hele tijd neerkijken op die Pool met zijn 10,70 euro, maar dan ben jij het haasje. En waarom zou die Pool het voor jou doen, want jij hebt een hekel aan hem. Zo heb je je eigen ondergang gecreëerd. Ga naast hem staan, en hij denkt: ik wil ook 15 euro.

Nou, daar word jij niet slechter van. Gaat dat echt niet, zet ze dan bij elkaar aan tafel. Breng ze samen in een actie. Bij een distributiecentrum waren we aan het staken voor vaste banen. We hadden daar een hele fanatieke PVV-mevrouw die kaderlid was. Maar er staakten ook Poolse arbeiders. De eerste keer dat ze ervan hoorde dat ik de Polen aan het organiseren was, had ze tegen die vakbondsbestuurder gezegd: ‘als ik die Plaatje zie, schop ik hem in mekaar.’ Toen we gingen staken kwam ik met de Poolse stakers aanzetten. Zij moest de troepen toespreken. Ze scandeerde: ‘Polski, laat je hoorski!’ Ze maakte er een grapje van. Maar de Polen stonden op de banken te juichen voor die mevrouw en zij vond het ook geweldig, dat had ze niet verwacht.

Maar vakbonden in Nederland zijn zwak. Dus op een dag laten wij die mevrouw weer los en vervalt ze weer in de teleurstelling van het arbeidersbestaan en is er alleen een rechts geluid. Ze heeft geen houvast daarnaast. Ik heb in het moment iets gedaan om aan te tonen dat het kan, maar ik heb daar niets structureel aan opgelost. Dat is ook belangrijk voor de toekomst. We moeten nadenken over hoe we zorgen dat we die mensen niet meer loslaten. Dan denk ik aan een structurele aanwezigheid op distributiecentra, Nederlandse vrijwilligers die spreekuren draaien in Poolse gemeenschappen. Zo hebben arbeidersbewegingen het altijd gedaan. Een verzwakte arbeidersbeweging is een van de grootste oorzaken van de groei van extreemrechts.

Wat zijn de belangrijkste lessen die de vakbond van de campagne heeft geleerd en wat staat er nog op de planning?

Ik denk dat we veel geleerd hebben over het omgaan met media en ik denk dat we nu pas echt de werkelijkheid van arbeidsmigranten hebben leren kennen. Die staat niet ver af van de landarbeider van weleer. De arbeider in zijn plaggenhut en met zijn jeneverfles, die een kanaal moet uitgraven ten koste van zijn eigen leven, die verschilt niks van een arbeidsmigrant in het distributiecentrum.

De focus ligt nu nog op de uitzendbureaus. Volgend jaar gaan we naar de opdrachtgever toe. Elke grote opdrachtgever.