Afrika in beeld

Catch a Fire en Goodbye Bafana behandelen beide de turbulente periode van de jaren zeventig en tachtig in Zuid-Afrika. Catch a Fire is een historische thriller over een jonge fabrieksarbeider die na de marteling van hem en zijn vrouw besluit om zich aan te sluiten bij het ANC. Tim Robbins schittert als ijzige ‘terroristenjager’ en hoewel er soms op de rand van geschiedenisles wordt gebalanceerd is de film boven
alles een krachtige herinnering aan een heldhaftige vrijheidsstrijd.
Goodbye Bafana behandelt de overgang van apartheid naar nationale bevrijding aan de hand van de complexe relatie tussen Nelson Mandela en zijn gevangenbewaarder James Gregory. Dit is een krachtige, fascinerende film die onderzoekt hoe ideeën veranderen onder extreme omstandigheden.
Gregory is een typische Afrikaanse racist. Hij wil carrière maken zodat zijn kinderen het beter krijgen en hopelijk naar het hoger onderwijs kunnen. Het zijn precies de omstandigheden
van de witte arbeidersklasse die deze film een extra dimensie geven. Het ideaal
van een gelijk systeem voor iedereen, het doel waar het ANC voor strijd, kan Gregory steeds moeilijker afwijzen. Langzaam brokkelt de muur tussen hem en Mandela af. Niet helemaal,
maar ver genoeg om te laten zien dat de leugens die racisme in stand houden
kwetsbaar zijn voor menselijkheid.
Schuldgevoel
In de afgelopen jaren zijn er een drietal diep indrukwekkende films over de genocide
in Rwanda uitgekomen. De big-budget bioscoopfilm Hotel Rwanda, de documentair- realistische Shooting Dogs en het onbekende meesterwerk Sometimes in April. De films willen terecht dat de genocide op 800 duizend Rwandezen in 1994 niet in de voetnoten van de geschiedenisboeken belandt.
Er kleven echter wel een aantal problemen aan de eerste twee films. Hotel Rwanda en Shooting Dogs bieden nauwelijks een historische context en de kijker blijft dan ook achter met een gevoel van woede, van machteloosheid en een stemmetje in je achterhoofd: ‘Als ze niet beteugeld worden, slachten mensen elkaar af’.
Dat baant de weg naar het tweede probleem, namelijk de politieke boodschap: had het Westen
maar ingegrepen. De aanwezige VN troepen stonden erbij en keken toe hoe de slachting zich voltrok. Maar uiteindelijk was niet een gebrek aan westerse inmenging het probleem, maar te véél westerse inmenging. Dat niet begrijpen leidt tot het dominante idee over het oplossen van de problemen in Afrika: de verlichte witte mannen hadden uit moreel besef meer moeten
doen.
Het was het Belgisch kolonialisme dat via een verdeel-en-heerstactiek langs etnische lijnen de voedingsbodem voor de onderlinge haat tussen Hutu’s en Tutsi’s heeft gecreëerd. Armoede, onwetendheid en de invloed van een kleine groep rechtsextremisten waren de directe
oorzaken. Sometimes in April slaagt erin om dit verhaal over te brengen in een film
die boeit, ontroert, je bij de keel grijpt. Nauwelijks verkrijgbaar, wel te downloaden.
Goede intenties
Films kunnen ook lijden onder de goede bedoelingen van hun makers. Neem twee recente films over de burgeroorlog in Sierra Leone. Blood Diamond is een verwrongen huwelijk tussen Amnesty en Hollywood. Scènes over het vreselijke verschijnsel van kindsoldaten worden afgewisseld met een soort Casablanca-verhaallijn: Cynische huurling Leonardo DiCaprio valt voor de beeldschone journaliste (bovenste knoopje van haar strakke blouse altijd open) waardoor hij tot inkeer komt en als redder in nood een paar duizend kogels ontwijkt. Ezra, die volgend jaar in de bioscoop komt, is veel beter, maar heeft vergelijkbare mankementen. In de setting van een ‘verzoeningsrechtbank’ krijgen we via flashbacks inzicht in het leven van een ontvoerde kindsoldaat. Hier in ieder geval een perspectief
van binnenuit, maar het script dient de boodschap en dat is dodelijk voor
de geloofwaardigheid van het verhaal. Spannend, mooi, maar onbevredigend.
De ontwikkeling in films over Afrika is bemoedigend. Opvallend is echter hoe sterk
het heersend westers bewustzijn gereflecteerd wordt. De films over nationale bevrijding
in Zuid-Afrika zijn zo waarheidsgetrouw omdat een hele generatie meeleefde met de strijd tegen apartheid. De zwakte van de meeste buitenlandse films over meer recente ontwikkelingen in Afrika is dat ze een liberaal NGO-bewustzijn reflecteren: De problemen komen van buitenaf (multinationals, IMF en wapenhandel) en de oplossing ook (VN-interventie, liberale leiders en ontwikkelingshulp).
Het zijn de Afrikaanse producties, zoals Bamako (2006) en de films van Ousmane
Sembène, die daadwerkelijk breken met die koloniale mindset. Want Afrika is
geen continent van hulpeloze slachtoffers die gered moeten worden. Alleen zelfbevrijding kan een einde maken aan de verschrikkingen van deze wereld.