Aboutaleb schreef een boek

Voor de Maand van de Geschiedenis schreef Ahmed Aboutaleb het boekje Droom & daad. Hiermee kwam zijn droom om zijn gedachten op papier te zetten in vervulling, zo leren we aan het eind van het boek. Deze slotopmerking leidt ons tot een belangrijk inzicht dat in dit boek zelf ontbreekt: niet elke droom is het waard om verwezenlijkt te worden.
6 januari 2016

Door Jeroen van der Starre

De vraag die Aboutaleb in zijn boekje tracht te beantwoorden is hoe we van dromen naar daden komen en hoe dit samenhangt met het ‘ik’ en het ‘wij’. Hij komt daarin uiteindelijk niet verder dan te stellen dat we elkaar nodig (kunnen) hebben, dat we van elkaar kunnen leren en dat er verschillende wegen en dromen zijn.

Gezien dit magere resultaat lijkt het erop dat de auteur niet goed uit de voeten kan met het thema. De bespreking van ‘droom & daad’ blijft gelukkig beperkt tot de inleiding en de epiloog. Wat Aboutaleb eigenlijk wil is de burgemeester uithangen. Dat doet hij door een Rotterdams verhaal te vertellen om vervolgens wat over ethiek na te denken. Het eerste gaat vrij redelijk, het tweede niet echt.

In het grootste en meest interessante deel van het essay vertelt Aboutaleb het verhaal over de strijd van een groep onderduikers in de hervormde Breepleinkerk in de wijk Hillesluis en de verzetsmensen die hen hierbij hielpen. Aboutaleb schrijft over een Joodse grootvader die zijn kleindochter aan het onderduikadres hielp, maar zelf op transport werd gezet; over het leven in een klein orgelzoldertje; de zelfopoffering van de kostersfamilie en de Surinaamse arts die zijn leven op het spel zette om een van de onderduikers bij te staan bij haar bevalling.

Deugden

Dit verhaal dient ertoe om vervolgens teruggebracht te worden tot een aantal ‘deugden’, die meestal geen echte deugden zijn. Er volgt een korte bespreking van de deugdethiek.

Aristoteles wordt opgevoerd om te zeggen dat deugdzaamheid gematigdheid is, de Schotse filosoof MacIntyre om het belang van verhalen voor het leren praktiseren van deugden aan te stippen. Tussen deze twee denkers volgt een obligate rij filosofen met een link met Rotterdam – Erasmus, Bayle, Locke en Mandeville. Inhoudelijk voegt dit niets toe, omdat deze denkers in werkelijkheid weinig tot niets te zeggen hadden over deugdethiek.

Behalve een mooi, maar erg beknopt verhaal heeft Aboutaleb dus weinig te bieden. Zijn conclusies hebben weinig inhoud. Aboutaleb lijkt vooral geïnteresseerd in het propageren van een inhoudelijk betekenisloze (en daarmee ongevaarlijke) vorm van burgerschap. Om dat te bereiken vat hij de geschiedenis op als reeks inwisselbare verhalen met een morele boodschap. Nogal een belediging voor serieuze historici. Dat maakt Aboutalebs boekje niet alleen weinig lezenswaardig, maar ook wat ongepast als essay voor de Maand van de Geschiedenis.