ABC van het marxisme: socialisten en de vakbond
Op het eerste oog is de vakbond dé uiting van arbeidersorganisatie. Een vakbond is een middel voor werkende mensen om elkaar te vinden en macht uit te oefenen. Meestal organiseren arbeiders zich voor een loonsverhoging of bijvoorbeeld rondom verbetering van arbeidsomstandigheden. In plaats van met elkaar te concurreren, strijden ze gezamenlijk voor hetzelfde doel. En met genoeg resultaat: minimumlonen, veiligheid op de werkvloer en de 40-urige werkweek zijn maar een paar van de verworvenheden.
De staking is het voornaamste drukmiddel van de vakbonden. Door het werk neer te leggen, is het in één klap duidelijk wie het bedrijf daadwerkelijk draaiende houdt. Door de staking worden werkende mensen zich bewust van hun onmisbare positie in het bedrijf. Het zorgt er ook voor dat het duidelijk is dat de baas tegengestelde belangen heeft. De winstmachine van de kapitalist komt tot stilstand wanneer arbeiders het werk neerleggen. Ze ervaren in de praktijk wat marxisten klassenstrijd noemen.
Dat klinkt als een eerste stap richting revolutie. Maar hoewel vakbonden belangrijk zijn voor arbeidersorganisatie, spelen ze geen revolutionaire rol.
De vakbond werpt zich vooral op als onderhandelaar tussen arbeid en kapitaal. De bovenlaag van de vakbond gaat in gesprek met de bazen. Deze bureaucratische top heeft heel andere arbeidsvoorwaarden dan de mensen die ze vertegenwoordigt. De vakbondsleiders willen graag door de bazen serieus genomen worden, want anders verdwijnt hun bestaansrecht. Hun doel is dan ook om arbeidersstrijd om te zetten in wensen waarmee ze bij de onderhandelingstafel aan kunnen komen.
Dit verklaart ook het constante schipperen van de vakbond tussen acties organiseren en de opgezweepte massa weer koest houden. Aan de ene kant wil de vakbond leden werven door te laten zien dat hij opkomt voor arbeiders, maar aan de andere kant wil hij zichzelf ook weer niet buitenspel zetten door al te radicaal over te komen.
De vakbondsbureaucratie vertegenwoordigt dus vooral zichzelf. Zij beheert de vakbond als een instituut met honderden personeelsleden, een enorme omzet en genoeg vastgoed. Aangezien de vakbond een bepaalde rol heeft en wil dat ze deze rol kan blijven uitvoeren, heeft geen enkele hoge pief bij de vakbond baat bij een revolutie. Deze zou de tegenstelling tussen arbeid en kapitaal namelijk afschaffen – en dat is nou net de tegenstelling waartussen ze graag polderen.
In die zin is de vakbond dus een kapitalistisch en geen socialistisch instituut: een vakbond kan alleen in het kapitalisme bestaan en wijst dus geen weg uit dit systeem. Sterker nog, het lijkt erop dat de vakbond steeds meer met dit systeem meebeweegt. Langzaam maar zeker verdwijnt alles wat met collectieve arbeidersstrijd te maken heeft naar de achtergrond. De vakbond anno nu begint steeds meer te lijken op een soort sociale ANWB, waar je alleen bij individuele geschillen op de werkvloer kunt aankloppen.
Toch is het belangrijk om lid te zijn van een vakbond. De vakbondstop is namelijk afhankelijk van haar leden. Naast het contributiegeld moet er namelijk wel een achterban zijn die de top zegt te vertegenwoordigen. Die achterban moet van zich laten horen door de vakbond in te zetten waar die nuttig voor is: het organiseren van werkende mensen. Als kritische vakbondsleden hun eisen luid en duidelijk stellen en zichzelf verenigen, dan kan zowel de baas als de vakbondsbureaucraat daar niet omheen. De vakbond kan vele vormen aannemen, van radicaal tot aartsconservatief, maar dat is allemaal afhankelijk van de basis van arbeiders die lid zijn.
Marx en Engels keken op dezelfde kritische manier naar de toen nog jonge vakbonden. De vakbonden konden geen vervanging zijn van een revolutionaire beweging, maar hadden wel hun rol te spelen. Het is de eerste plek waar iemand ervaring opdoet met collectieve arbeidersstrijd.
In dat kader noemde Engels vakbonden dan ook de ‘krijgsschool van de arbeiders’, waar ze leren wat de kracht is van de arbeidersklasse en zich kunnen voorbereiden op de ‘grote, niet meer te vermijden slag’: de revolutie.