ABC van het marxisme – Politieke islam: vriend of vijand?
De houding van links valt globaal uiteen in twee standpunten. Sommigen zeggen, net als Geert Wilders, dat islamisme een vorm van fascisme is. Deze houding is problematisch. In Egypte bijvoorbeeld keert (vooral stalinistisch) links zich tegen de islamisten, die ten koste van alles moeten worden gestopt. Zij steunden daarom de militaire staatsgreep van Abdel Fatah al-Sisi in Egypte, die een decennium van repressie inluidde.
Anderen zien de islamisten als progressieve anti-imperialistische bewegingen. Zo steunden linkse partijen Ayatollah Khomeini in de Iraanse revolutie. Die keerde zich vervolgens tegen hen.
Beide houdingen gaan voorbij aan de klassenbasis van islamisme en zien niet de relatie met de staat en imperialisme. Religie is geen onafhankelijk verschijnsel, maar wordt gedragen door mensen. Ze ontstaat vanuit een klassenmaatschappij en werkt als onderling bindmiddel voor de verschillende klassen. Daarom is islamisme een tegenstrijdig verschijnsel.
Klasse
Zo zijn de rijken volgens de islam verplicht om een belasting te betalen om de armen te steunen, de zakat. Banken mogen geen woekerwinsten maken, mannen moeten hun vrouw goed behandelen en heersers moeten ‘rechtvaardig’ zijn.
Maar tegelijk is het een ‘misdaad’ als de armen de rijken onteigenen en wordt ongehoorzaamheid aan een ‘rechtvaardige’ regering zwaar bestraft. Getrouwde vrouwen hebben minder rechten dan hun mannen.
Islam heeft aanhangers onder grootgrondbezitters, staatsbureaucraten en bankiers. De aanhang van veel boeren en arbeiders is gebaseerd op de belofte van bescherming van de onderdrukten. Islam appelleert zowel aan rijk als arm en reguleert zo de onderdrukking. Het is in Marx’ woorden het ‘hart van een harteloze wereld’ en ‘het opium van het volk’. Maar het is ook een bolwerk tegen verzet en revolutie van onderaf.
De islam ontstond in de zevende eeuw in een Arabische handelaarsgemeenschap. Maar nu is het ook de officiële ideologie van veel kapitalistische staten. Bij zijn verspreiding assimileerde de islam oudere religieuze gebruiken en lokale heiligen, hoewel de orthodoxe islam de verering daarvan verbiedt. Dit soort verschillen maken dat het onzin is om te spreken van één ‘islamitische cultuur’, zoals Wilders doet.
Heropleving
De heropleving van islam sinds 1945 in het Globale Zuiden werd veroorzaakt door economische en politieke processen. De antikoloniale strijd werd grotendeels gevoerd door nationalistische en stalinistische bewegingen. Maar hun ‘anti-imperialisme’, vaak met Moskou als richtpunt, slaagde er niet in om hun landen zodanig te moderniseren dat het lot van de massa verbeterde.
Door reorganisatie van de landbouw raakten miljoenen boeren hun land kwijt terwijl grootgrondbezitters floreerden. Landlozen trokken in grote aantallen naar de steden. Daar heerste enorme werkloosheid en leidden ze vaak een schamel bestaan in de ‘informele sector’. Jongeren met een universitaire opleiding vonden nauwelijks werk en raakten vervreemd van de nationalistische idealen van hun regime. Tegelijk ontstonden er door de modernisering nieuwe middenlagen van professionals, ingenieurs en leraren, die het islamitisch activisme domineren.
Door het failliet van seculiere projecten als die van Kemal Atatürk en Gamal Abdel Nasser leek het voor deze groepen logisch om terug te grijpen op de islam. Het leek mogelijk om solidariteit te scheppen gebaseerd op islamitische waarden. De zittende regimes konden worden bekritiseerd dat ze gecorrumpeerd waren door westerse invloeden, die de spiritualiteit ondermijnden.
Dit leidt echter tot een zeer uiteenlopende praktijk, afhankelijk van de klasse die de overhand heeft en haar relatie met de staat. Toen Khomeini zijn macht nog moest consolideren, schoof hij de studenten naar voren als anti-imperialistische helden, toen ze in februari 1979 de Amerikaanse ambassade bezetten. Zo verwierf hij steun onder de middenklassen. Maar later zette het regime onder de noemer ‘corrumpering door westerse waarden’ de moraalpolitie in om jonge vrouwen te disciplineren en begon het met lijfstraffen.
De contrasten zijn enorm. Verzetsorganisatie Hamas, dat zich verantwoordelijk weet voor de sociale samenhang binnen de bezette gebieden, streeft geen volledige islamisering na en is – na de corruptie van de Palestijnse Autoriteit – nooit op malversaties betrapt. In Libanon heeft de Hezbollah banden met Syrië en Iran, en is vergroeid geraakt met de staat en privaatkapitaal. Hezbollah houdt opzettelijk het sektarische systeem in stand, profiteert van vriendjespolitiek en fraude, en richtte als antwoord op een strijdbare vakbeweging eigen gele vakbonden op.
De vraag voor socialisten is dus welke strijd islamisten op zeker moment voeren. In een strijd tegen het imperialisme of racisme verdienen ze onze steun. Als ze tegen vrouwen ageren, staan we echter aan de kant van de vrouwen. We vechten altijd en overal voor arbeidersbelangen – daarom verdedigen we islamisten altijd tegen de kapitalistische staat, nooit andersom.