ABC van het marxisme: fossiele brandstoffen en kapitalisme
De opkomst en instandhouding van het industrieel kapitalisme is mede mogelijk gemaakt door fossiele brandstoffen. De ontdekking van kolen en olie als brandstof voor productie en transport van goederen was essentieel voor de verspreiding en ontwikkeling van het kapitalisme. Niet eerder was er een energiebron voor productie die zo verhandelbaar, vervoerbaar en betrouwbaar was. Fossiele brandstoffen zorgen dat kapitalisten altijd een stabiele energiebron tot hun beschikking hebben, wat essentieel is voor productie binnen het huidige economische systeem.
Fossiele brandstoffen als energiebron in de industriële productie was lange tijd niet de norm. De linkse auteur Andreas Malm beschrijft in zijn boek Fossil Capital (2016) hoe het begin van de industrialisatie werd aangevoerd door andere energiebronnen zoals waterkracht. In Noord-Engeland, waar veel rivieren en hoogteverschillen zijn, ontstonden vele textielfabrieken aangedreven door waterkracht.
Aan waterkracht zat echter een aantal nadelen. De opwekking van energie uit water was gebonden aan plaats en tijd. De fabrieken konden daardoor alleen gebouwd worden waar de rivieren stroomden. Er kon moeilijk gecontroleerd worden waar en hoeveel water er langs de watermolens stroomde. Bovendien stroomde er niet op elk gewenst moment voldoende water door de rivieren om de productie op peil te houden.
De inzet die nodig was om de toevoer van waterkracht enigszins te beïnvloeden (sluizen, dammen, reservoirs) vergde bovendien een collectieve inspanning van de fabriekseigenaren. Wat de ene fabriekseigenaar met de loop van de rivier deed, had stroomafwaarts grote gevolgen voor de andere watermolens. Samenwerking om een evenwichtige bron van energie in stand te houden werd met kapitalistische concurrentie steeds moeilijker.
Waarom fossiel?
De toepassing van fossiele brandstoffen maakte alles anders. De fabriekseigenaren waren niet meer gebonden aan plek en tijd. Kolen konden vervoerd worden naar waar de kapitalist zijn productie wilde opzetten. En fossiele energie kon ook de goederen van de industriële productie vervoeren naar andere markten dan de lokale markt. De mobiliteit en bijkomende flexibiliteit zorgden dat de kapitalisten hun productie en producten konden verplaatsen naar waar dat hun het beste uitkwam. Vaak was dat waar de lonen het laagst waren. De productiecentra verplaatsten zich dan ook van het platteland naar de steden: hier was goedkope arbeid en waren de arbeiders minder goed georganiseerd dan op het platteland waar al jarenlang een industrie bestond.
Ook in de rest van de geschiedenis van het kapitalisme blijft de fossiele industrie een centrale rol spelen. Waar eerst vooral kolen de energiebehoefte vervullen, werd dat in de twintigste eeuw olie. De Eerste Wereldoorlog was onder andere een oorlog om imperialistische grip op de olie-industrie. Toen de olieproducerende Arabische landen de export van olie boycotten, stortte dit de economie direct in een recessie.
De verweving van fossiel met het kapitalisme maakt het moeilijker om de transitie te maken naar hernieuwbare bronnen van energie. Wind- en zonnekracht, de belangrijkste hernieuwbare energiebronnen, zijn onmogelijk toe te eigenen en te privatiseren. De wind en de zon kun je niet kopen, opdelen en verhandelen. Die zijn altijd aanwezig. Er is daarom ook veel minder geld te verdienen met duurzame energie. Voor de eindgebruikers is hernieuwbare energie goedkoop en soms ook nog lokaal zelf op te wekken. Voor de fossiele industrie (die inmiddels een wereldwijde omvang van 7,2 biljoen dollar heeft) is het een weinig winstgevende energiemarkt. De fossiele industrie zal er dan ook alles aan doen om door te gaan met hun business as usual.
Het vooral door rechts gepropageerde alternatief, kernenergie, heeft veel kenmerken van de traditionele fossiele brandstoffen. Het is een energiebron die de 24-uurseconomie van het kapitalisme draaiende kan houden. Het is ook een verhandelbare, op te delen energiebron waar (met veel subsidies) winst op gemaakt kan worden. Daarbovenop komt nog het probleem van kernafval en het gevaar van kernrampen en kernwapens.
Kapitalisme en het gebruik van fossiele brandstoffen zijn verbonden. De enige manier waarop deze innige relatie verbroken kan worden, is door energieopwekking en distributie onder democratische controle te brengen.