ABC van het marxisme: academische vrijheid

De plannen van het kabinet om 1,1 miljard te bezuinigen op het onderwijs zijn een regelrechte aanval op de democratie en de wetenschap. De bezuinigingen worden gerechtvaardigd met neoliberale argumenten – wetenschap moet direct bijdragen aan de winsten. – en met het nieuwe militarisme. Defensie moet ruim verdubbeld worden, ten koste van zorg en onderwijs. Ook kan deze aanval niet los worden gezien van de repressie tegen de Palestinabeweging. En extreemrechts heeft een eigen agenda. Zoals Donald Trumps regering in de VS de universiteiten aanvalt, doet Geert Wilders’ regering dat hier ook.
Deze ontwikkelingen kweken nieuwe aandacht voor wetenschapsvrijheid. Hoe verhouden socialisten zich tot dit klassiek liberale begrip?
Wetenschapsvrijheid komt voort uit de burgerlijke revoluties. De bourgeoisie wilde de wereld beter begrijpen om kapitaalaccumulatie efficiënter te maken. Dit werk, in vakgebieden als fysica, chemie, en geografie, vroeg toewijding van onderzoekers. Er ontwikkelde zich een ideologie omheen van individuele zelfontplooiing door onderwijs en onderzoek.
Dit idee van de wetenschapsvrijheid wordt veelal toegeschreven aan Wilhelm von Humboldt, maar is voor marxisten ook aantrekkelijk. Karl Marx zelf zou gezien kunnen worden als vervulling van Humboldts ideaal. Hoewel de wetenschap onder het kapitalisme altijd ondergeschikt is geweest aan winstbejag, is het idee van vrijheid van kennis en ontwikkeling iets waarvoor we moeten vechten.
De jaren 1960 zagen een ingrijpende transformatie van universiteiten. Er was een grote aanwas van nieuwe studenten, vooral ook uit arbeidersgezinnen, omdat technologische ontwikkelingen ervoor zorgden dat veel meer hooggeschoolde arbeiders nodig waren.
Tijdens de wereldwijde revolutionaire opgang, zowel voor dekolonisatie als bevrijding in het Westen, met een hoogtepunt in mei 1968, ontwikkelden zich massale studentenbewegingen. De Katholieke Hogeschool Tilburg – nu Tilburg University – werd tijdens een studentenbezetting omgedoopt tot Karl Marx Universiteit. Een belangrijke eis van studenten was ‘maatschappelijk relevant’ onderwijs. Als resultaat van deze strijd verbreedden universiteiten hun vakaanbod. Studenten kregen directe democratische invloed via universiteits- en faculteitsraden.
De opstanden van eind jaren 1960 wonnen niet, en sinds de jaren 1990 werden de bevoegdheden van universiteits- en faculteitsraden ingeperkt. De democratisering werd teruggedraaid. In het neoliberale tijdperk werden universiteiten verder ondergeschikt gemaakt aan de staat.
Universiteiten werden hiërarchischer. De goedbetaalde CvB’s werden aangesteld. De professor werd de baas van een vakgroep, waaraan universitair hoofddocenten (uhd’s) en universitair docenten (ud’s) ondergeschikt zijn. De precariteit is enorm gegroeid, vooral onder docenten en onderzoekers – die in de pikorde zelfs lager staan dan ud’s – die kortetermijncontracten krijgen voor minder uren dan ze eigenlijk werken. Voor zover universiteiten verder groeiden, gebeurde dit tegen zo laag mogelijke kosten.
Arbeidsomstandigheden verslechterden in een offensief om de ‘productiviteit’ te verhogen. Onderzoek en onderwijs moesten meetbaar worden, bijvoorbeeld door publicaties te tellen en de hoeveelheden op te schroeven. Dit leidde tot meer fraude en plagiaat en produceerde het fenomeen dat professoren publicaties van promovendi inpikken. Het heeft ook geleid tot een toename van burn-outs en psychische problemen.
De universiteit is meer dan ooit een winstmachine. Sommige ud’s pikken een graantje mee door eigen bedrijfjes op te zetten. Zo gebruikte Ronald Plasterk publiek onderzoeksgeld om zich kostbare patenten op kankertherapie toe te eigenen: dit werd een schandaal omdat hij het Amsterdam UMC en een mede-onderzoeker eigenlijk ook had moeten laten meeprofiteren.
De wetenschap van nu staat onder controle van externe opdrachtgevers, bedrijven die onderzoek nodig hebben om hun winsten verder te maximaliseren, de invloed van de staat, en de druk van concurrentie tussen universiteiten en onderzoekers. Onder de noemer van de ‘kenniseconomie’ is het idee van ‘maatschappelijke relevantie’ van de studentenopstand verworden tot ‘relevantie voor het kapitaal’.
Voor extreemrechts is de aanval op de universiteiten deel van een breder offensief tegen de werkende klasse, door racisme, seksisme, en een misplaatst nostalgisch en militaristisch nationalisme. In de VS heeft de extreemrechtse regering een zondebok gevonden in de ‘woke’ universiteiten: diversiteitsinitiatieven worden beëindigd, klimaatwetenschappers ontslagen en Mahmoud Khalil, een leider van een universiteitskampement voor Palestina, is willekeurig opgesloten om uitgezet te worden. Schaduwpremier Wilders is een icoon van de internationale extreemrechtse beweging.
Socialisten moeten dus opstaan voor échte kennisverwerving die écht maatschappelijk relevant is. Dit kunnen we bereiken door deze kennisverwerving onder democratische controle te brengen. De bewegingen van medewerkers en studenten moeten versterkt worden en zich richten op democratisering. We moeten zelf en samen kunnen beslissen wat we onderzoeken en wat belangrijk is: daarom vechten we tegen de dictatuur van winst, tegen de militarisering, en tegen extreemrechtse onderdrukking.
Foto: De Katholieke Hogeschool van Tilburg omgedoopt tot de Karl Marx Universiteit, 1969 (foto Hans van de Watering ©)