Aanklacht tegen nihilisme blijft perspectief schuldig

Anti-nihilisme van Arthur en Jarmo Berkhout is een sterk geschreven boek over de crises van nu. Maar door de filosofische insteek van de tweeling blijft de lezer achter met meer vragen dan antwoorden.
2 december 2022

Het boek is opgedeeld in drie delen, met aan weerszijden een inleiding en een conclusie. In het eerste deel komt grenspolitiek aan bod, waarin helder uiteen wordt gezet hoe de rechten van migranten worden vertrapt. Met name vluchtelingenkampen als ‘permanente uitzondering’ zijn centra van het massaal schofferen van mensenrechten, juist omdat ze daartoe zijn opgericht: de migrant moet en zal buiten de gemeenschap gehouden worden en komt daarbij in een limbo van staatloosheid en rechteloosheid.

Vervolgens vallen de schrijvers het liberale begrip aan van de geschiedenis als ‘een trein op een onstuitbare rit voorwaarts’. De broers ontmaskeren (aan de hand van allerlei filosofen) dit vooruitgangsgeloof als ‘een apologie van de status quo’. Uiteindelijk komt alles goed, dus waarom zou je je verzetten tegen de trein van de vooruitgang? Bovendien is ons idee van vooruitgang oppervlakkig en consumentistisch: de moderne mens begrijpt verbetering alleen als meer keuzes in producten. Het zal niemand verbazen dat denkers als Adorno en Foucault een hoofdrol spelen in dit hoofdstuk.

In het laatste deel wordt de klimaatcrisis besproken. Met name de ideeëngeschiedenis van de verhouding tussen mens en natuur komt aan bod. De natuur wordt in de moderniteit gezien als een levenloos ding dat door mensen beheerst kan worden. Maar juist dit idee heeft geleid tot de huidige onbeheersbaarheid van de natuur.

Filosofen

Zo’n beetje elke bekende linkse filosoof komt in dit boek aan bod, van Agamben tot Žižek en van Arendt tot Walter Benjamin. Maar dit is ook een van de zwaktes van dit boek. Het is moeilijk te zien waar de linkse denker ophoudt en waar deze auteurs het overnemen. Het lijkt geen prioriteit te zijn om de verschillende filosofen bijvoorbeeld toe te passen op de Nederlandse context, om de ideeën verder te ontwikkelen of om praktische conclusies te trekken uit de academische analyses. Wat er wordt besproken is goed geschreven en valt aan te raden als je op zoek bent naar een introductie tot (grotendeels niet-marxistische) linkse filosofie. Maar wat er staat lijkt meer op een masterscriptie dan op een boek dat iets probeert toe te voegen of uit te diepen.

Het boek heeft een introductie en een conclusie die weinig van doen hebben met wat ertussen staat. In de introductie vertellen de broers over de bezetting van het Maagdenhuis (het bestuurlijk centrum van de Universiteit van Amsterdam) in 2015. De bezetting (of ‘bevrijding’, zoals ze het liever noemen) vormt voor de Berkhouts een plek waar idealen onmiddellijk in praktijk kunnen worden gebracht: in de zes weken ‘leven (de bezetters) alsof de vrijheid en de maatschappelijke verandering die ze nastreefden al bestaan’. Dit deden ze door ‘radicaal-democratische bijeenkomsten’ te organiseren ‘waarin voor elk besluit consensus bereikt moest worden (en die daardoor de neiging hebben om eindeloos te duren)’. De Maagdenhuisbezetting was een voorbeeld van hoe ‘niet neoliberaal te leven’.

Nieuwe concepten

Het kernidee van dit boek lijkt gebaseerd op het werk van Mark Fisher, al wordt deze filosoof gek genoeg niet expliciet aangehaald. Fisher schreef in 2009 het boek Capitalist Realism: Is There no Alternative?, waarin hij stelt dat het neoliberale kapitalisme zo erg op ons heeft ingewerkt dat het lijkt alsof er geen andere wereld mogelijk is. De broers Berkhout denken ook dat het ‘nihilistische’ idee heerst dat we het toppunt van onze beschaving hebben bereikt en schrijven dat verbeeldingskracht nodig is om een weg vooruit te vinden. We hebben ‘nieuwe concepten en nieuwe samenlevingsvormen nodig om voorbij de status quo te gaan’.

‘Engagement’ is het sleutelwoord van de conclusie. Engagement wordt uitgelegd als ‘het politieke proces om de vervreemde sociale relaties waarin we bestaan te transformeren, om dat samen met anderen te doen en om dat proces zo lang mogelijk vol te houden, als een proces van bevrijding.’ Maar wat dat in de praktijk inhoudt, wordt niet duidelijk. Zelfs de Maagdenhuisbezetting, die in de inleiding centraal stond, komt aan het einde niet meer terug. Lid worden van een vakbond, vrijwilliger worden bij de voedselbank, ergens een molotov-cocktail op gooien – het komt niet aan bod. De schrijvers branden hun vingers niet aan de praktijk.

Anti-nihilisme doet me denken aan een kunstwerk op een spoorbrug in Amsterdam-Oost waar ik wel eens onderdoor fiets. ‘Doe iets’, valt te lezen in metalen koeienletters. Het is een frustrerende opdracht. Dat de wereld naar de knoppen gaat, goed beschreven door de schrijvers van dit boek, weten en voelen veel mensen. Maar de broers Berkhout delen met Mark Fisher het idee dat deze leegte opgevuld moet worden met verbeelding, engagement en ‘nieuwe concepten’. Wat er aan gedaan kan worden, hoe revolutionaire politiek er vandaag de dag in de praktijk uit zou moeten zien, dáár ontbreekt het aan. Na een lange bespreking van de problemen die onze wereld teisteren, laat het boek ons achter met niet veel meer dan die frustrerende, lege oproep: Doe iets!

Arthur en Jarmo Berkhout,
Anti-nihilisme. Engagement in de 21ste eeuw
Pluim 2022 / 240 pagina’s / €24,99