50 Jaar: meiopstand in een brandende wereld

Demonstratie van studenten en arbeiders tussen de Place de la Republique en Place Denfert Rochereau, Parijs 24 mei 1968.
Het jaartal 1968 roept verschillende associaties op. Volgens extreemrechts, zoals Thierry Baudet en Sid Lukkassen, was dit het jaar dat alles mis ging en het ‘cultuurmarxisme’ begon te heersen. Maar ook voor veel linkse mensen is het alleen nog een icoon van Franse studenten die in opstand komen. Maar van 1968 kunnen wij nog zoveel meer leren – studenten èn arbeiders.
8 mei 2018

Door Jens Appelo

In veel westerse landen heerste er na de Tweede Wereldoorlog een sfeer die vergelijkbaar is met de ‘post-ideologische’ tijd in de jaren 90. Gevestigd links beweerde steevast met zekerheid dat de verzorgingsstaten niet echt meer ‘kapitalistisch’ te noemen waren. De grote economische bloei van na de Tweede Wereldoorlog en de stijgende levensstandaard zorgden ervoor dat de heersende klassen wereldwijd rustig konden slapen. Ook voor sommige revolutionairen was het idee van revolutie in de imperialistische kern een verloren ideaal; in plaats daarvan verschoven zij hun hoop naar de Derde Wereld.

Dat betekent echter niet dat er geen strijd was in de jaren 50 en begin jaren 60. In ’60 en ’61 werden in België algemene stakingen opgezet, in Italië groeide de antifascistische beweging en in Algerije was de antikoloniale strijd tegen de Franse kolonisten in volle gang. Maar dit leek niet veel blijvends los te maken bij de onderdrukte arbeidersklassen. Het leek erop dat het systeem zichzelf had geperfectioneerd; dat het in staat was om dergelijke strijd simpelweg te absorberen. Ook dit droeg bij aan het pessimisme van revolutionairen en aan het optimisme van de sociaal-democraten.

Tegenstellingen

Maar ook in tijden van hoge productiviteit en winstmarges zijn de tegenstellingen van het kapitalisme niet opgelost. Een hogere levensstandaard betekent niet dat de zichtbare oneerlijkheid van het kapitalisme verdwijnt. Het proletariaat ontwikkelde in deze tijd dankzij de economische bloei nieuwe behoeftes, en na verloop van tijd groeide de kloof tussen die behoeftes en de koopkracht.

Bovendien stond de ‘vrijheid’ die werd verkondigd na de Wereldoorlog in scherp contrast met het grote gebrek aan vrijheid in het leven van de arbeiders. Nog steeds hadden zij geen zeggenschap over hun productie, raakten zij van dat productieproces vervreemd, en moesten zij een groot deel van hun tijd hun arbeidskracht verkopen, simpelweg om te kunnen overleven. Kapitalisme behoudt in elke vorm deze tegenstellingen en deze vervreemdende aspecten die, in zijn gehele geschiedenis telkens hebben gezorgd dat mensen in verzet komen – ondanks hun levensstandaard.

In Frankrijk gold ook dat, ondanks de hoge snelheid van ontwikkeling in levensstandaard, deze tegenstellingen van het kapitalisme niet voorbij waren. De zwakte van de communistische partij en de kracht van de bourgeoisie zorgde ervoor dat in 1958 de Vijfde Republiek gesticht kon worden. Deze staatsvorm, waarin de president verreweg de meeste macht heeft, vulde het vacuüm dat bestond door het ontbreken van een echte bourgeoispartij.

Een VVD of een Conservatieve Partij was destijds nog niet ontwikkeld. De Gaulle was de perfecte kandidaat voor de wurggreep die de Franse heersende klasse na de Tweede Wereldoorlog nodig had. In 1963 werden salarissen van alle Franse arbeiders bevroren. Dit stuitte velen tegen de borst, die zich vervolgens aansloten bij een vakbond. Pas in 1967 begon het arbeidersverzet hiertegen echt grotere proporties aan te nemen. De vakbeweging groeide steeds sneller en hier en daar werd in dat jaar gestaakt.

Vietnam

Ondertussen, aan de andere kant van de wereld, bestookten de Verenigde Staten Vietnam met chemische wapens, clusterbommen en napalm. Vietnam lag inmiddels al meerdere decennia onder imperialistisch vuur, onder andere door Frankrijk.

Op de dag van het Vietnamese nieuwjaar in 1968, de Tet, lanceerden guerrilla’s van het bevrijdingsfront een verrassingsaanval. Zesentwintig bezette steden werden terugveroverd. Imperialisten werden van luchthavens verjaagd en met grote support van de burgerbevolking werd ook een groot deel van Saigon heringenomen. Burgers en guerrilla’s bezetten samen de Amerikaanse ambassade.

Het Tet-offensief inspireerde mensen wereldwijd. Niet alleen waren dit vrijheidsstrijders die voor hun eigen land opkwamen; zij namen het ook nog eens op tegen de grootste en meest agressieve militaire macht ter wereld.

Niemand verwachtte dat de VS verslagen kon worden, maar het offensief, dat de Amerikaanse bezettingsmacht overdonderde, wees in de richting van een anti-imperialistische overwinning. Westerse solidariteit die voortvloeide uit de strijdkracht en de hoop van de Vietnamezen betekende de eerste stapjes in de sterk internationalistische sfeer die in ’68 heerste.

Barricades

Dankzij de antikoloniale strijd in Algerije had links in Frankrijk zelf ervaring met imperialisme. Studenten die tot dan toe vooral hadden georganiseerd om hun universiteit te hervormen, gingen op 10 mei massaal de straat op in solidariteit met de Vietnamezen en hun Tet-offensief. Zij marcheerden en bezetten hun universiteit. Hier werden zij geconfronteerd met de politie, die vervolgens een aantal kopstukken van de studentenbeweging arresteerde.

De volgende dag liepen 35.000 Parijse studenten naar de Santé-gevangenis om te eisen dat hun kameraden werden vrijgelaten. Tot hun verrassing kregen zij hierin steun van omstanders. Ditmaal werden zij geconfronteerd door de Compagnies Républicains de Sécurité (CRS), een soort ME die in het verleden was opgezet met het specifieke doel om socialistische vakbondsleden te intimideren en aan te vallen.

Door dit verleden heerste er onder de meer militante delen van de Franse arbeidersklasse een diepgewortelde haat, wat solidariteit tussen studenten en arbeiders alleen maar versterkte. Inwoners van de Quartier Latin, het deel van de stad waar ook de universiteit stond, begonnen op hun eigen manier bij te dragen: veel van hen openden hun deuren voor demonstranten om te eten, koffie te drinken en uit te rusten.

Uren van strijd op de barricades volgden op de vreedzame demonstratie. Demonstranten hielden de CRS uiteindelijk meer dan 24 uur bezig: elke barricade die zij verloren werd in brand gestoken om de militaire politie op afstand te houden. De CRS begon al snel mensen met traangas te bestoken, maar ging in de laatste fasen van het protest over op het gevaarlijke chloorgas.

Studenten geneeskunde en sympathiserende docenten begonnen getroffen demonstranten op straat te verzorgen. Vooral dankzij uitstekende organisatie en brede solidariteit vielen er geen doden. Bovendien, een dag nadat de mars richting de Santé gevangenis in was gezet, gaf de regering toe aan de centrale eis van de studenten: hun kameraden werden vrijgelaten.

Praag

Ondertussen was een opstand in Praag, in Tsjecho-Slowakije, al een tijd onderweg. Daar was Alexander Dubcek in januari ’68 verkozen, waarop hij beloofde hervormingen in te voeren in de ‘Socialistische’ Republiek. Dit opende de ruimte voor mensen om de straat op te gaan om op die manier hun eigen ideeën over hervormingen te verspreiden.

Maandenlang onderhandelde de Sovjet-Unie met Dubcek over deze hervormingen. Toen zij er niet uitkwamen, besloot de Sovjet-Unie in augustus het leger naar Tsjecho- Slowakije toe te sturen om daar de opstand de kop in te drukken.

Veel westerse linkse mensen zagen dit als het falen van het communisme zoals de Sovjet-Unie dat had vormgegeven. De Chinese revolutie was destijds al voltooid en het maoïsme werd, met name dankzij de Sovjet-Chinese breuk, een alternatief voor veel Westerse revolutionairen. Het trotskisme werd ook populair als alternatief dat zich al sinds de vroege stadia van de Sovjet-Unie presenteerde. Voor veel mensen was één ding zeker: links moest zich vernieuwen en de situatie in ’68 leende zich hier perfect voor.

Burgerrechten

In de Verenigde Staten rommelde het ook al enige tijd. Na de afschaffing van de slavernij in 1865 begonnen langzaamaan steeds meer zwarte mensen zich in Noordelijke en Zuidelijke steden te vestigen, waarop strenge racistische segregatiewetten werden ingesteld. Eén van de eerste en meest krachtige bewegingen die hiertegen in verzet kwam en streed voor de rechten van zwarte mensen was de National Association for the Advancement of Colored People (NAACP). Via aanklachten en juridische zaken probeerden zij discriminatie tegen te gaan en het recht om te stemmen te verkrijgen.

Maar vooruitgang ging pijnlijk langzaam. Het Noordelijke establishment zette zich niet actief in voor zwarten in het Zuiden, los van enkele gevallen waarin het gedwongen was. Ondertussen werden activisten van de NAACP ontslagen, werden huizen met brandbommen bestookt en werden velen zelfs vermoord. In zeven staten werd de NAACP officieel een ‘subversieve organisatie’, wat de FBI legitimiteit gaf om hun praktijk te surveilleren en te ontregelen.

De legalistische aanpak van de NAACP werd links ingehaald door mensen die opriepen tot massale boycots van discriminerende busmaatschappijen en andere publieke diensten. Dit was in de jaren 50 een veel voorkomende vorm van protest, net als sit-ins en grote marsen.

In deze tijd vond ook de beroemde arrestatie van Rosa Parks plaats, toen zij weigerde achterin de bus te gaan zitten simpelweg vanwege het feit dat zij zwart was. Hoewel dit een bekend voorbeeld is van één individu, is het belangrijk om op te merken dat zij zich gesterkt voelde om dit te doen vanwege die vele andere acties die aan de orde van de dag waren in het Zuiden.

Ongeveer tegelijkertijd begon de 26-jarige Martin Luther King Jr. de Southern Christian Leadership Conference (SCLC) te leiden, met veel steun in het hele Zuiden. Maar het doel van zowel de NAACP en de SCLC, allebei organisaties met een basis in vooral de middenklasse, was integratie in de maatschappij van de VS.

Andere groepen haalden ook deze organisaties weer links in. Martin Luther King had een geweldloze strategie uit sterk morele overwegingen, terwijl veel onderdrukte en uitgebuite zwarte mensen dit als een tijdelijk, tactisch punt zagen. Bewijs hiervoor was te zien in steden als Detroit, waar ware zwarte opstanden plaatsvonden. Witte uitbuiters werden weggejaagd en politiebureaus werden bezet.

Voorbij Black Power

In de studentenorganisaties die zich allieerden met de SCLC, zoals de Congress of Racial Equality (CORE) en de Student Nonviolent Coordinating Committee (SNCC), werden de tegenstellingen ook steeds zichtbaarder. Op verschillende momenten verklaarde Stokely Carmichael, destijds nog prominent aanwezig bij de SNCC, dat zwarte mensen best geweld konden gebruiken bij hun demonstraties als zij zichzelf moesten verdedigen.

Het waren deze studentenbewegingen die belangrijk werden voor de Black Power-beweging. In de loop van de jaren 60 namen partijen als de Black Panthers op hun eigen radicale, proletarische wijze het stokje over van de middenklasse-organisaties van de Civil Rights Movement. Stokely Carmichael werd een belangrijk figuur voor de Black Panther Party. De tijd van het reformisme was voor veel zwarte mensen nu echt voorbij.

Aan het begin van de jaren 60 was er nog maar weinig verzet tegen de Vietnamoorlog. Pas halverwege dat decennium begon dat op te komen. In 1967 begon Martin Luther King zich uitdrukkelijk en publiekelijk uit te spreken tegen de oorlog. Hij zag de verbanden tussen de onderdrukking van de Vietnamezen door het Amerikaanse leger en de onderdrukking van mensen van kleur in eigen land.

Door deze politieke omwenteling werd zijn SCLC als een ‘Black nationalist hate group’ gebrandmerkt door de FBI. Deze reactie moeten we zien als een indicatie van het gevaar dat Martin Luther King vormde door deze specifieke analyse te maken; door imperialisme elders met racisme hier te verbinden maakte hij een belangrijke stap. In 1968 werd hij dan ook vermoord, waarop meerdere opstanden en rellen volgden.

In de jaren 1966 en 1967 begonnen leiders van zwarte organisaties ook steeds radicalere taal te gebruiken, hoewel zij nog weinig succes boekten met mobilisatie. Maar het was de brede radicalisering van de Amerikaanse maatschappij op het gebied van de Vietnamoorlog die ervoor zorgde dat deze bewegingen, net als Martin Luther King, belangrijke conclusies begonnen te trekken.

Hoewel de Black Panther Party eerst vooral een separatistische organisatie was, die streed voor een zwarte staat, maakten ook zij door hun brede anti-imperialistische standpunt een politieke omwenteling. Ook zij zagen de onderdrukking van anderen verbonden met hun eigen onderdrukking. In plaats van een (zwart-) nationalistische groep werden zij in toenemende mate een communistische, internationalistische groep.

De massale protesten tegen de Vietnamoorlogen verbreedden hun blikveld. Zij kozen voor het marxisme om de wereld als geheel te analyseren en om het kapitalisme met haar politiegeweld, uitbuiting, racisme, en alle andere facetten te kunnen bestrijden.

Crisis van leiding

Ook de studenten in Frankrijk gingen in eerste instantie de straat op vanuit deze internationalistische principes. Na de protesten van 10 mei, in solidariteit met de Vietnamezen en daarna in solidariteit met de gevangen studenten, was er een vonk overgeslagen. De arbeiders die al aan het organiseren waren tegen het bevriezen van hun lonen zagen hun kans. De vakbond Confédération Générale du Travail (CGT) kondigde een algemene staking af op 13 mei.

De Franse Communistische Partij (PCF) had ondertussen niet veel goeds over voor de studenten. De partij noemde hen een groepje ‘ultra-linkse provocateurs’; volgens haar waren de studenten geprivilegieerde bourgeois-zonen op avontuur. Desondanks kwamen arbeiders langs op hun stakingsdag op de bezette universiteit om hun solidariteit te betuigen met de studenten.

Wat ze daar troffen was in tegenstelling met wat de communistische partij beweerde. Zij ontmoetten daar een groep radicale studenten die niets liever wilden dan eenheid smeden met de arbeidersklasse. Het verzet dat begon als universitair, toen anti-imperialistisch, had aansluiting gevonden bij het bestaande verzet van de Franse arbeiders.

Een dag na de algemene staking waren er in heel Frankrijk mensen die nog niet klaar waren met actievoeren. Spontane stakingen en fabrieksbezettingen overspoelden het land. Ondanks dat de vakbondsbureaucratie niets had aangekondigd, organiseerden grote delen van de arbeidersklasse een tweede dag van algemene staking van onderop. In veel gevallen ging dit nog weken door.

Tien miljoen mensen, meer dan tweederde van de Franse arbeidersklasse, organiseerden zichzelf zonder leiding van de vakbond. Het probleem was echter dat deze leiding ook niet volgde. De vakbondsbureaucratie stuurden deze massale arbeidersactie in de richting van hogere lonen. Zij weigerden de stakingen naar een hoger niveau te tillen, waardoor deze pre-revolutionaire situatie niet werd doorgezet.

Ook van de communistische partij kreeg de arbeidersopstand geen leiding of perspectief. Volgens Waldeck Rochet, de secretaris-generaal van de Franse Communistische Partij, waren er twee wegen te bewandelen: ‘Of we stellen ons op zodat de belangrijkste eisen van de arbeiders dankzij stakingen vervuld worden, om tegelijkertijd in het politieke veld te werken naar een beter sociaal beleid’ – dit was de positie van de PCF – of de weg was om ‘een gewapend conflict uit te lokken en het regime af te zetten.’ Dit laatste was, in de woorden van Waldeck Rochet, de ‘avonturistische’ positie van de ‘ultra-linkse’ groepen.

Valse tegenstelling

Deze valse tegenstelling is gevaarlijk gebleken voor de arbeidersopstand. Er was geen reden om, zoals de vakbond dat deed, deze opstand af te buigen richting hogere lonen. Dit was simpelweg geen normale staking voor een dergelijke normale loonsverhoging. In verschillende fabrieken gingen arbeiders door met produceren, maar alleen de producten die nuttig waren voor hun acties.

Op andere werkplekken werden managers hun fabriek uitgejaagd en werd er democratisch besloten over de weg vooruit. In de batterijenfabriek van Wonder stemden arbeiders voor een stakingscomité en barricadeerden zij hun werkplek om de reformistische vakbond buiten te houden. Mensen die in de krantenpers werkten besloten om de kranten niet te printen – of verandering te eisen – als de artikelen zich negatief uitlieten over de arbeidersopstand.

We weten niet exact wat elke afzonderlijke arbeider dacht. Maar acties zoals hierboven beschreven, spreken boekdelen. Bovendien werd de meest radicale vertegenwoordigers van de arbeiders het spreken verboden door de vakbond. Studenten die graag hun revolutionaire ideeën wilden bespreken met arbeiders werden door de vakbondsbureaucratie weggehouden. In plaats van de revolutionaire dynamiek van het uitwisselen van ideeën toe te staan, deed de vakbond er alles aan deze in de kiem te smoren.

Als er een landelijke leiding was geweest van deze miljoenen mensen met een revolutionair perspectief; als er landelijke bijeenkomsten zouden zijn georganiseerd; sovjets opgezet – in het kort, als er naar socialisme werd toegewerkt – dan was het mogelijk heel anders gelopen. Maar precies dit is nagelaten door de vakbond en ook door de communistische partij, die beide het revolutionaire potentieel lieten verwateren met hun reformisme.

De volgende opstand

De kruisbestuivingen tussen bewegingen en over landsgrenzen heen tekenen het beeld van 1968. In de VS begon in het kielzog van de Civil Rights Movement en de Vietnamprotesten tevens de tweede feministische golf. Er gebeurde nog veel meer: in Maleisië was een communistische opstand gaande, in Brazilië vond breed verzet plaats tegen een militaire dictatuur, in Mexico was een studentenopstand, en in Jamaica waren grote protesten tegen het besluit van de regering om revolutionair Walter Rodney van universiteiten te verbannen.

Het reformisme van de PCF en de vakbondsbureaucratie in Frankrijk hebben de arbeidersopstanden uit laten gaan als een nachtkaars. De gebeurtenissen in 1968 in Frankrijk laten duidelijk zien waarom een revolutionaire organisatie nodig is om verschillende sectoren en strijdterreinen te verbinden. Maar ook deze opstand zelf kwam niet op vanuit het niets.

Al jaren waren de studenten bezig met een strijd voor hervormingen op de universiteiten en de arbeiders met hun loonstrijd. Een revolutie komt niet uit de lucht vallen: er zijn jaren nodig om kleinere strijd te voeren, groepen te organiseren en netwerken op te bouwen.

Het is belangrijk om deze lessen mee te nemen en om nu, vijftig jaar na deze inspirerende wereldwijde opstand, aan de slag te gaan. Aan het opbouwen van studenten – en arbeidersorganisaties, het uitwisselen van ideeën en het uitbreiden van netwerken kunnen wij nu al werken, zodat we misschien in een niet te verre toekomst onze eigen versie van ’68 kunnen meemaken, en winnen.