ʻGeen woning, geen kroningʼ: de rellen van 1980

Actievoerders grepen de inhuldiging van Beatrix op 30 april 1980 aan voor protest onder de leuze ‘geen woning, geen kroning’. Op de dag zelf braken hevige gevechten met de politie uit. Eric Duivenvoorden, auteur van een boek over dit kroningsoproer, sprak met Angela Ettema over de gebeurtenissen van toen.
19 april 2013

Je zegt in je boek dat een oproer zoals op 30 april 1980 vaak een hoogtepunt markeert van een periode van scherpe tegenstellingen. Welke tegenstellingen waren dat?

Het was een gepolariseerde tijd. Er was een rechts kabinet, terwijl de jaren zeventig eigenlijk heel links waren. En vooral in Amsterdam was er een enorme tegenstelling met mensen als Van Agt en Wiegel, die dat rechtse beleid symboliseerden. Wiegel was indertijd minister van Binnenlandse Zaken en organiseerde min of meer die kroning. Dat was op zich al reden genoeg om flink tegen te zijn. Aan de andere kant was er de krakersstrijd, die langzamerhand naar een soort hoogtepunt leek te komen. Er waren nog steeds geen panden ontruimd, dus de confrontatie tussen de krakers en de overheid liep steeds verder op, en dat kwam ook op 30 april tot zijn hoogtepunt.

Hoe sterk was de kraakbeweging in die tijd?

De kraakbeweging bestond al een jaar of tien. Ze had al veel huizen gekraakt, maar was nooit de confrontatie aangegaan. Als er ontruimd werd, gingen ze eruit. In 1980 was er zo’n sfeer ontstaan van: nu gaan we echt die confrontatie aan, nu gaan we er niet meer uit. En ze lieten het niet bij woorden, ze zorgden ook dat die kraakpanden omgebouwd werden tot enorme forten.

Door die confrontatie lukte het de krakers om de woningnood, die al vanaf de Tweede Wereldoorlog bestond, hoog op de politieke agenda te krijgen. Ook een groot deel van de Nederlandse bevolking, in ieder geval in Amsterdam, was uitgesproken voor de krakers. Heel Amsterdam had natuurlijk met die woningnood te maken en vond het wel goed dat daar eindelijk iets aan werd gedaan.

In die weken voorafgaand aan de kroning was de kraakbeweging op het toppunt van zijn invloed. Er werd op allerlei manieren geprobeerd om iets aan die woningnood te doen. Dat kon natuurlijk niet op zo’n korte termijn, maar een paar dagen voor de kroning is het voornemen uitgesproken om een aantal kraakpanden aan te kopen, zoals het Handelsbladgebouw achter de Dam. In de Amsterdamse gemeenteraad waren er allerlei initiatieven om iets aan jongerenhuisvesting te doen. Het was gewoon een heel grote beweging, die eigenlijk geen kwaad kon doen, toen nog, voor 30 april.


Wat zat er achter de leuze ‘geen woning, geen kroning’?

Het was de bedoeling dat er op die Koninginnedag zoveel mogelijk huizen zouden worden gekraakt, en dat is ook gebeurd. Niet alleen in Amsterdam, maar in allerlei plaatsen in Nederland had de plaatselijke kraakbeweging panden uitgezocht die werden gekraakt. In Den Haag en in Utrecht zijn grote kraakacties geweest, en in Nijmegen en in allerlei kleinere plaatsen, ook in dorpen. Dus het was eigenlijk één grote landelijke actiedag, en in Amsterdam was dat ook het geval. Daar is ’s morgens ook een groot pand gekraakt. Daar heeft de politie enorm geblunderd door veel te opgewonden te reageren en de ME eropaf te sturen, zodat het helemaal uit de hand liep, terwijl dat nergens voor nodig was. Achteraf heeft dat er natuurlijk ook wel toe bijgedragen dat de sfeer heel grimmig werd.


Hoe werd er in Amsterdam aangekeken tegen dat hele oranjefeest?

De stemming was veel meer tegen het koningshuis dan tegenwoordig, niet heel erg streng of republikeins, maar wel veel principiëler dan nu. Men stoorde zich er ook aan dat de stad werd omgebouwd tot een soort politiestaat, dat er grote delen van de stad tot spergebied werden verklaard en dat er scherpschutters op de daken kwamen. Voor een deel waren dat de gebruikelijke voorzorgsmaatregelen voor de bescherming van de hoge gasten. Dat de kroning zoveel geld kostte was ook een punt waaraan men zich heel erg stoorde.

Nu zie je dat ze daar voorzichtiger mee omgaan. Ze hebben er ook wel van geleerd. Het moet ‘een sober feest’ worden, bijvoorbeeld, en ze bieden ook ruimte voor demonstranten. Dat zijn dingen die ze in 1980 veel minder genuanceerd naar buiten brachten. Dat kwam ook doordat Wiegel zelf een enorme polarisator was en zich heel provocatief opstelde. De tegenstellingen waren gewoon enorm groot. Dat heeft geleid tot die uiteindelijke geweldsuitbarsting.

Tijdens de inhuldiging werd het uiteindelijk nog heel spannend op de Dam.

Ja, dat klopt. De politie had grote fouten gemaakt in hun opstelling om het centrum te beschermen tegen het krakersprotest. Dat was helemaal mislukt, waardoor krakers de Dam naderden vanuit allerlei kanten, en de ME er niet meer bij kon komen.

Uiteindelijk hebben ze op het laatste moment zogenaamde platte petten ingezet, die daar op de Dam het evenement begeleidden en bewaakten. Die werden in allerijl opgeroepen om de kop van het Rokin en de kop van de Damstraat te beschermen. En dat heeft eigenlijk een heel eigenaardig effect gehad, juist omdat het geen ME was. Het waren geen robots, het waren mensen die er tegenover je stonden. Daarom hebben de demonstranten zich ingehouden in het gooien van stenen en allerlei andere voorwerpen, omdat het natuurlijk nog wel één ding is of je een ME’er voor je hebt of gewoon iemand die bij wijze van spreken je vader had kunnen zijn of je oom.

Op die manier is de Dam min of meer buiten het schouwspel gebleven, en dat is maar goed ook, want het was verschrikkelijk uit de hand gelopen als de demonstranten uiteindelijk wel de Dam op waren gekomen. Er waren zelfs demonstranten die dachten: als we de Nieuwe Kerk binnenkomen, kunnen we daar het hele feest stilleggen en iedereen naar buiten begeleiden. Maar dan was er beslist geschoten, met alle verschrikkelijke consequenties van dien. Want er waren natuurlijk allerlei veiligheidsbelangen voor allerlei staatshoofden die moesten worden beschermd.

En dan zie je weer dat de ME vaak als een rode lap op een stier werkt op grote mensenmenigten, en juist heel veel agressie oproept. Dat is ook op 30 april gebeurd, daar is een grote parallel met wat er in Haren gebeurd is, met het Project X-feest.

Wat waren de gevolgen van het oproer voor de politieke situatie?

30 april is een beetje een hoogtepunt van het radicale linkse activisme van de jaren zeventig, en tegelijkertijd is het een omslag omdat voor de eerste keer het geweld van de demonstranten zo naar buiten kwam.

In de beeldvorming heeft dat een enorme invloed gehad. De schok die er toen door Nederland ging is goed vergelijkbaar met Haren. Nederland is geen land dat gewend is aan gewelddadige demonstraties, dus als dat dan een keer gebeurt, staat het hele land op zijn achterste benen.

Op 30 april waren het niet meer allemaal krakers. Er waren allerlei mensen die daar aan het demonstreren sloegen, of aangetrokken werden door het avontuur om de politie eens even op zijn nummer te zetten.

Het begon met een krakersdemonstratie, maar omdat er al zo groot was aangekondigd dat het wel eens uit de hand zou kunnen lopen was de opkomst niet heel groot. Ik geloof dat er iets van 2000 mensen waren aan het begin van die krakersdemonstratie. Maar in de loop van de dag had het niets meer te maken met die demonstratie, maar is het gewoon net als in Haren uitgelopen op een enorme rel van de massa tegen de politie.

In de beeldvorming had dat funeste gevolgen voor de kraakbeweging. Die werd erop aangekeken, want het was hun demonstratie, en Nederland was echt helemaal in shock. Dus dat heeft voor een omslag gezorgd. Rechts had een manier gevonden om dat linkse Amsterdam een keer flink op zijn nummer te zetten, zo van: die krakers, dat is allemaal gewelddadig tuig dat de democratie aan zijn laars lapt en stennis schopt en die moeten gewoon hard worden aangepakt. Omdat er zo’n schokeffect was teweeggebracht is links daar een beetje in meegegaan, ze hebben zich daar niet goed tegen kunnen teweerstellen.

Eric Duivenvoorden spreekt op het Marxisme Festival van 27 en 28 april over het kroningsoproer, op zaterdagavond om 19.30.