Wilders en de opkomst van radicaal rechts in Europa

Foto: Roel Wijnants
Binnen slechts vijf jaar is Geert Wilders uitgegroeid van een geïsoleerd, radicaal buitenbeentje van de VVD tot een van de meest machtige politici van Nederland en een invloedrijke exponent van radicaal-rechts internationaal. Wat zijn de drijvende krachten achter zijn opkomst? Is de PVV fascistisch? En welke tegenstrategie zou links moeten hanteren?
7 december 2011

 

En als er in Engeland iemand opstaat die een partij opricht die tussen de racistische BNP en de conservatieven in gaat staan, haalt die ook zo 20 procent van de stemmen. Ik zou zo graag in al die landen een partij willen oprichten. De mensen willen het. Een soort anti-islam-wave die, sorry als ik wat te fanatiek klink, niet te stoppen is. Níet te stoppen is. − Geert Wilders 27 februari 20112

Een week voor deze opmerking kondigde de English Defence League (EDL), een gewelddadige straatbeweging die zich net zoals Wilders tegen ‘islamisering’ richt, aan dat het officieel mee zou gaan doen in de nationale en de gemeenteraadsverkiezingen. Stephen Yaxley-Lennon, de leider van de EDL die zichzelf ‘Tommy Robinson’ laat noemen, zei: “Volgens mij heeft dit land een partij nodig die niet bang is om dingen te zeggen die volgens sommigen impopulair zijn.”3 Zonder twijfel heeft hij het soort van partij in gedachten als de anti-islam Partij Voor de Vrijheid (PVV) van Geert Wilders. Slechts een paar maanden eerder had de EDL een demonstratie georganiseerd in Amsterdam om Wilders te steunen. De demonstratie, bedoeld als machtsvertoon en opstap naar de oprichting van een ‘European Defense League’, mislukte jammerlijk.4 Maar de bedoeling van de EDL is duidelijk: het zoekt naar een manier om een politieke doorbraak te forceren. En het ziet de partij van Wilders als voorbeeld.

Robinson is niet de enige extreem-rechtse figuur die lessen wil trekken uit het succes van Wilders. Marine Le Pen, die eind 2010 in een interne strijd was verwikkeld over de controle en politieke richting van het Franse Front National, kondigde aan dat zij de banden met de PVV wil aanhalen. Rond dezelfde tijd werd in Duitsland een nieuwe partij opgericht die ‘Die Freiheit’ heet. Deze partij heeft de PVV expliciet als richtlijn genomen en wordt door Wilders gesteund.

Deze voorbeelden van wederzijdse aantrekking tussen rechts-radicalen in Europa maken onderdeel uit van een bredere beweging. Nazi-partijen, straatorganisaties zoals de EDL en populistische, racistische verkiezingspartijen zijn elkaar wederzijds aan het bevruchten en bezig een politieke doorbraak te forceren. Het aantal stemmers op de fascistische Jobbik in Hongarije is verdubbeld en de partij is de op twee na grootste in Hongarije geworden. De extreem-rechtse Zweden Democraten zijn voor het eerst in het parlement gekomen. In Italië won de Lega Nord in 2010 de regionale verkiezingen en de nationalistische ‘Ware Finnen’ werden de op twee na grootste partij tijdens de Finse verkiezingen in april 2011, om maar een paar voorbeelden te noemen.

Gelijktijdig met deze opkomst vindt een toename plaats van racistische maatregelen: deportatie van Roma, denaturalisatie van veroordeelde migranten, het verbod op gezichtsbedekkende kleding en een stop op het bouwen van moskeeën. Wilders is een van de belangrijkste exponenten van deze trend. Zijn partij is op twee na de grootste geworden in Nederland en zijn onverbloemde racistische politiek speelt een centrale rol in de Nederlandse politiek.

Binnen slechts vijf jaar is Wilders uitgegroeid van een geïsoleerd, radicaal buitenbeentje dat zich afsplitste van gevestigd rechts, tot een van de meest machtige politici van Nederland en een invloedrijke exponent van radicaal-rechts internationaal. Hij is begonnen aan het bouwen van een internationaal netwerk van geestverwante groepen en denktanks en zal dit jaar een boek publiceren met als doel zijn kruistocht tegen de ‘islamisering’ naar de Verenigde Staten uit te breiden. Gezien het feit dat Wilders niet een specifiek Nederlandse eigenaardigheid is, kan een analyse van de drijvende krachten achter zijn groeiende macht nuttig zijn voor activisten die soortgelijke formaties elders bestrijden.

De erfenis van Pim Fortuyn

Wilders is razendsnel opgekomen. Hij begon zijn eigen parlementaire factie in 2004, won 9 van de 150 zetels in 2006, en 24 zetels in 2010. Maar zijn succes komt niet uit de lucht vallen. Er ging tien jaar van verschuivingen in de gevestigde politiek aan vooraf, die in een stroomversnelling waren gekomen door toedoen van Pim Fortuyn, een flamboyante anti-islam columnist die zich ontpopte tot populistische politicus.

Fortuyns toetreden tot de politieke arena in 2001 markeerde een grondige verandering in het politieke klimaat van Nederland. Tot dan toe leek alles pais-en-vree in een land dat bekendstond om zijn sociale stabiliteit en vermeende tolerantie. Maar onder de oppervlakte was iets aan het broeien en dit kwam tot een uitbarsting toen Fortuyn het politieke establishment begon uit te dagen. Op precies het juiste moment sloeg hij toe op een zwakke flank.

Het toen regerende ‘paarse kabinet’, een verbond tussen sociaaldemocraten en liberalen, was uitermate impopulair. Fortuyn presenteerde zichzelf als een frisse buitenstaander, ‘niet links, niet rechts’, die uit was op het op stang jagen van de ‘oude politiek’. Hij raakte een snaar bij heel veel kiezers die genoeg hadden van de gevestigde partijen. Hun woede werd gekanaliseerd in een typisch radicaal-rechts populistische agenda, die tekeerging tegen de bureaucratie, immigratie, criminaliteit en in het bijzonder de islam.

Terwijl andere radicaal-rechtse krachten die in de jaren tachtig en negentig hadden geprobeerd een doorbraak te forceren werden gebrandmerkt als fascisten en dientengevolge geïsoleerd bleven, lukte het Fortuyn om deze belastende bagage van zich af te schudden. Hij was openlijk homoseksueel en expliciet pro-Israël. Zo distantieerde hij zich van het antisemitisme en de homofobie van traditionele fascistische partijen als het Front National en de Nederlandse Centrum Democraten. Dit was een cruciale factor in het afweren van aantijgingen van radicaal-rechtse sympathieën en stelde hem in de gelegenheid zich te presenteren als een respectabel politicus. Daarmee kon hij een veel grotere electorale basis aanboren.

In maart 2002 won Fortuyn de gemeenteraadsverkiezingen in Rotterdam, met een winst van 35 procent van de stemmen in de tweede stad van Nederland. Twee maanden later, vlak voor de landelijke verkiezingen, werd hij doodgeschoten door een milieuactivist. Zijn partij, de Lijst Pim Fortuyn (LPF) kreeg postuum 17 procent van de stemmen in de landelijke verkiezingen en nam zitting in de regering. Maar zonder de centrale figuur ging ze aan interne gevechten ten onder en viel uiteindelijk na een serie afsplitsingen uit elkaar.

In de jaren na de moord op Fortuyn vond een gevecht plaats over zijn politieke erfenis. De overlevenden van de LPF, mensen die uit de liberale vrijemarktpartij VVD waren weggelopen en leiders van kleine nazi-splinterpartijen probeerden allemaal het vacuüm op te vullen dat Fortuyn had achtergelaten. Een van hen was de VVD-parlementariër Geert Wilders.

Wilders werd in 1963 geboren in een katholiek gezin in Venlo en heeft zijn wortels in het economische achtergestelde zuiden van Nederland. Als jongeman reisde hij naar Israël waar hij een paar jaar vrijwilligerswerk deed in een moshav (zionistische nederzetting). Naar eigen zeggen werd hij toen ‘een ware vriend van Israël’.5 Terug in Nederland werkte hij in de zorgverzekeringsbranche, alvorens in 1990 parlementair assistent te worden van Frits Bolkestein. Bolkestein was partijleider van de VVD en toekomstig Eurocommissaris voor de Interne Markt en Diensten.6 Van hem leerde Wilders de kneepjes van het vak. Bolkestein is een vooraanstaande neoliberaal en een xenofobe provocateur, die telkens de grenzen van het publieke debat probeert op te schuiven naar rechts.

In 1990 werd Wilders verkozen in het parlement. De eerste jaren bleef hij vrijwel onzichtbaar, maar dat veranderde toen hij in 2002 VVD-woordvoerder voor Buitenlandse Zaken werd. Hij gebruikte zijn nieuwe positie om zijn ideeën over het gevaar voor ‘islamitisch extremisme’ en ‘islamisering’ voor het voetlicht te brengen, iets waarin hij vaak verder ging dan het standpunt van zijn eigen partij. Bolkestein was in 1999 vertrokken naar de Europese Commissie en sindsdien was Wilders steeds ontevredener geworden over de koers van de VVD. Geconfronteerd met het succes van Fortuyn en geradicaliseerd door de aanslagen van 11 september wilde Wilders dat de VVD een harde, rechtse kracht zou worden die het politiek klimaat zou radicaliseren en die daarmee elke poging tot concurrentie van rechts de pas af zou snijden. De partijleiding wilde echter centrum-rechts blijven, toegewijd aan de EU en coalitiepolitiek.

In 2004 werd Wilders uit de partij gezet toen hij zijn eigen interne memo, waarin hij opriep tot een rechtsere koers, naar de pers had gelekt en vervolgens weigerde zich in het vervolg meer in te houden.7 Hij ging als eenmansfractie in de Tweede Kamer door met haat zaaien tegen moslims en migranten als zijn handelsmerk. Vanaf 2005 leidde hij de parlementaire fractie van de toen opgerichte PVV.

De sociale context waarin dit zich afspeelde was buitengewoon turbulent. In de jaren na de moord op Fortuyn vonden er massale anti-oorlogsdemonstraties en vakbondsacties tegen de hervorming van het pensioenstelsel plaats. In 2005 verwierp 62 procent van de stemgerechtigden de Europese Grondwet in een referendum, ondanks (en deels ook aangemoedigd door) een intensieve Ja-campagne van de regering, de vakbondsbureaucratie, ngo’s, de sociaal-democratische Partij van de Arbeid (PvdA) en GroenLinks. Alleen de anti-neoliberale Socialistische Partij (SP), radicaal-links en Wilders hadden een tegencampagne gevoerd.8 Als gevolg hiervan schommelde de steun voor het kabinet tussen de 15 en 20 procent en was er bij de eerstvolgende algemene verkiezingen sprake van een verregaande polarisatie.9 Op rechts was Wilders de meest extreme exponent van Fortuyns politiek en won hij de strijd over zijn nalatenschap. In de landelijke verkiezingen van 2006 haalde hij 9 zetels en zijn rechtse concurrenten niet één. Tegelijkertijd behaalde de SP op links een historische overwinning met 25 zetels.

Gedesillusioneerd door het beperkte effect van de massaprotesten richtten alle ogen zich nu op het parlement, met in het bijzonder hoge verwachtingen van de SP. Maar in de jaren die volgden, waren het niet links, de sociale bewegingen of de vakbonden die de toon zouden zetten. Het was Wilders, en vaak liet hij de rest van het politieke landschap verward en gedesoriënteerd achter.

De politiek van de PVV

In navolging van Fortuyn streeft Wilders een ruk naar rechts na door maatschappelijke onvrede te kanaliseren richting autoritair neoliberalisme en islamofobie. Zijn politiek is een combinatie van drie elementen: agressieve verbale aanvallen op de zogenaamde ‘linkse elite’ (een opeenhoping van sociaaldemocraten, niet-rechtse media en progressieve intellectuelen), verhuld neoliberalisme en keiharde islamofobie.

Volgens Wilders is de islam een monolithische politieke ideologie, die inherent onverenigbaar is met de ‘waarden van de Verlichting’. De islam zou uit zijn op wereldheerschappij en op het punt staan Europa te veroveren. Hiermee brengt hij de ‘botsing der beschavingen’-these van de Amerikaanse politieke wetenschapper Samuel Huntington op een hoger plan. Het gaat er niet alleen om dat de internationale politiek sinds het einde van de Koude Oorlog gedreven zou zijn door culturele en religieuze conflicten: volgens Wilders gaat het om een existentiële strijd tussen het Westen en de islam die haar eindfase nadert.

In een voordracht in het Hudson Instituut in New York in 2008 vertelde Wilders aan een enthousiaste menigte: “Ik kom naar Amerika met een missie. Het gaat niet goed in de Oude Wereld. Er dreigt een enorm gevaar, en het is erg moeilijk om optimistisch te zijn. We zitten misschien in de laatste fasen van de islamisering van Europa. Dit is niet alleen een duidelijk aanwezig gevaar voor de toekomst van Europa zelf, het is ook een bedreiging voor Amerika en het voortbestaan van het Westen als zodanig. De Verenigde Staten is het laatste bastion van westerse beschaving tegenover een islamitisch Europa.”10

Wilders is fervent aanhanger van Israël, dat hij ziet als een cruciale voorpost in deze strijd. Partijen als de PVV vormen in zijn visie de laatste verdedigingslinie tegen een vijfde colonne van moslims. De enige manier om te overleven zou een ‘Israëlificering’ van Europa zijn, door moslims te behandelen als tweederangsburgers en een voortdurende bedreiging van ‘onze manier van leven’.

Wilders heeft in het verlengde van dit wereldbeeld gepleit voor een ‘kopvoddentaks’ (een boete van 1000 euro voor het dragen van de hijab, een maatregel die hij in de Tweede Kamer beschreef als ‘de vervuiler betaalt’)11 , diende een voorstel in om het leger in Nederland in plaats van Afghanistan te laten vechten tegen ‘straatterroristen’ (d.w.z. tegen jeugd van niet-westerse afkomst)12 , en hij wil artikel 1 van de Grondwet afschaffen – volgens welke alle burgers gelijkwaardig zijn – en het vervangen door een artikel waarin de ‘joods-christelijke en humanistische traditie’ officieel erkend wordt als de dominante cultuur.

Rond deze uitgangspunten heeft Wilders een internationaal netwerk opgebouwd, variërend van Amerikaanse neocons en evangelisten tot leden van de gewapende kolonistenbeweging en hoge officieren in Israël, met daar ongemakkelijk tussenin de meer traditionele extreem-rechtse partijen uit Europa. Het grootste deel van zijn financiering is afkomstig uit de Verenigde Staten, waar onder anderen Daniel Pipes van het Midden Oosten Forum er prat op gaat dat hij ‘een bedrag van zes cijfers’ voor Wilders heeft ingezameld.13 Wilders Amerikaanse redevoeringen hebben gediend als een ideologische ijsbreker voor een nieuw radicaal-rechts in de VS, die veel verder gaat met het anti-islamgeluid dan de meeste Amerikaanse politici en instellingen durven te gaan.

Wilders sociaaleconomische politiek is opzettelijk vaag; een combinatie van hard liberalisme met meer sociale maatregelen, die tot doel zouden hebben om de ‘hardwerkende Nederlander’ te beschermen. Dit heeft sommige commentatoren ertoe gebracht om Wilders te beschrijven als iemand die ‘in cultureel opzicht rechts is, maar in sociaal-economisch opzicht naar links neigt’. Die beschrijving slaat de plank volledig mis.

In de eerste plaats komt Wilders van de VVD en heeft hij het neoliberalisme in zijn genen. In zijn ‘Onafhankelijkheidsverklaring’ van 2004 schreef hij dat de verzorgingsstaat, regulering en belastingen moeten worden teruggebracht om zo een klimaat te scheppen dat gunstig is voor ondernemers.14 Hij heeft altijd voor een soort economisch liberalisme gestaan met een typische middenklasse doe-het-zelf mentaliteit. Met ‘hardwerkende Nederlanders’ bedoelt hij dan ook niet de arbeidersklasse, maar het ideaal van de vrijgevochten zelfstandige ondernemer. Tekenend is dat nieuwe kandidaten voor de provinciale verkiezingen in maart 2011 door een journalist werden omschreven als ‘stropdastypes’: pro-business en uit op het ongedaan maken van juridische obstakels voor bouwprojecten en andere initiatieven van ondernemers.15

In de tweede plaats zijn de zogenaamd sociale veranderingen die Wilders zou nastreven opportunistisch bedoeld om zijn electorale achterban te verbreden. In de aanloop naar de algemene verkiezingen van 2010 deed hij beloften om de verhoging van de AOW-leeftijd tegen te gaan en bezuinigingen op de sociale zekerheid te voorkomen. Het eerste punt liet hij al een paar uur na de verkiezingsuitslag varen, en het tweede toen hij de mogelijkheid kreeg om gedoogpartner te worden in het meest rechtse kabinet in de Nederlandse geschiedenis. Gesteld voor de keuze, heeft Wilders consistent gekozen voor neoliberalisme, van het stimuleren van de privatisering in de gezondheidszorg tot het inperken van de sociale huursector.16

Deze toewijding aan neoliberaal beleid heeft een aantal keer tot een botsing met zijn achterban geleid. In oktober 2010 waren Haagse buschauffeurs woedend nadat de PVV tegen haar verkiezingsbeloften in meestemde met de privatisering van het openbaar vervoer in de politieke hoofdstad.17 In april 2011 protesteerden vakbondsleden in Den Haag tegen de bezuinigingen. Een aantal van hen had een groot spandoek met daarop ‘PVV = Partij Van Verraad’. Het zijn belangrijke momenten waarop het sociale gezicht van Wilders wordt ontmaskerd. Er is niets links of progressiefs aan zijn politiek. Wilders is een machtspoliticus die hooguit meer bereid is om te liegen over zijn ware aard dan andere volksvertegenwoordigers.

Het derde element van Wilders’ politiek, en dat is de belangrijkste reden waarom hij weggekomen is met zoveel bedrog, is het effectieve gebruik van racisme als electorale stormram, wat hij expliciet heeft weten te koppelen aan sociale thema’s. Sinds de ontvouwing van de economische crisis heeft hij permanent gehamerd op de noodzaak om miljarden te bezuinigen op ‘de kosten van massa-migratie’. Hij heeft er voor gepleit om voor niet-westerse migranten de sociale zekerheid te verlagen, de juridische bijstand te beperken tot mensen die langer dan tien jaar in Nederland verblijven en migranten te dwingen om voor hun eigen, verplichte integratie- en taalcursussen te gaan betalen.

Deze racistische zondebokpolitiek heeft heel effectief gefunctioneerd als bliksemafleider voor klassewoede, door het af te buigen tegen migranten. Het resultaat is dat een groot gedeelte van de sociale basis van de PVV gelooft dat zij zullen profiteren van meer repressief en racistisch beleid, ook als dat in de praktijk een voortzetting van neoliberale afbraak betekent.

De elementen van racisme en neoliberalisme zijn natuurlijk in alle gevestigde partijen vertegenwoordigd, maar de manier waarop Wilders dit tot nieuwe uitersten oprekt en combineert met agressieve anti-establishmentretoriek, maakt hem tot een dynamische politicus die fundamenteel verschil van de rest van het politieke spectrum.

De karakterisering van Wilders’ nieuw radicaal-rechts

De opkomst van Wilders is geen exclusief Nederlands fenomeen. De laatste twee decennia hebben we de opkomst gezien van nieuwe, agressievere, rechtse politieke krachten, van Forza Italia tot het Front National, van UKIP18 tot Jobbik. Al deze groeperingen kunnen zich uitstekend vinden in de ‘oorlog tegen terreur’, staan voor een extreme vorm van neoliberalisme, een terugkeer naar autoritair bestuur en politiestaatmethoden. In de meeste gevallen gebruiken ze islamofobie om hun programma een breed draagvlak te geven, maar ze richten zich soms ook tegen andere minderheden zoals de Roma of zelfs tegen de Walen in het geval van het Vlaams Belang. Ze hebben allemaal een autoritaire, racistische en antidemocratische agenda die krachten oproept van buiten de gevestigde instellingen.

Maar er zijn ook belangrijke verschillen, vooral in de strategische oriëntatie. Er zijn grofweg drie stromingen te onderscheiden. Ten eerste zijn er de traditionele nazi-partijen zoals het Front National en de British National Party. Zij verenigen een groep oudere kaderleden die gestaald zijn in de fascistische ideologie, en hebben een verkiezingsstrategie die erop gericht is om plaatselijke bolwerken op te bouwen. Ten tweede zijn er gewelddadige straatbewegingen zoals de EDL en de georganiseerde knokploegen die we in Rusland en andere Oost-Europese landen zien opkomen. Ten derde zijn er de populistische, racistische partijen zoals de PVV en UKIP, die een puur electorale strategie volgen en zich politiek proberen te distantiëren van de fascistische elementen binnen radicaal-rechts.

Het is belangrijk om te beseffen dat deze stromingen elkaar beïnvloeden, zowel op het niveau van individuele uitwisseling en ondersteuning als op het niveau van strategische heroriëntatie. De opkomst van de islamofobie en het electorale succes van extreem-rechts hebben kleinere fascistische groeperingen vertrouwen en politieke ruimte gegeven. Die hebben op hun beurt geleerd van hun grotere broeders en zoeken manieren om hun draagvlak te vergroten door hun racisme te verbergen en mee te doen met verkiezingen. De EDL lijkt deze richting op te gaan; zij begonnen vanuit een heel ander vertrekpunt dan Wilders, maar overwegen zich nu meer op zijn model te richten. Een recente enquête door de Searchlight Education Trust liet zien dat 48 procent van de Britten een anti-immigratiepartij zou steunen als die niet verbonden was met fascistische symbolen, een bevestiging van de gevaarlijke mogelijkheden voor deze strategie.19

Andere fascisten beproeven hun geluk door mee te doen met bestaande electorale projecten. Zo bleken er twintig bekende rechtsextremisten op de kieslijsten van de PVV te staan bij de verkiezingen voor de Provinciale Staten, ondanks dat Wilders hen buiten de PVV wil houden.20 Tot nog toe zijn – met uitzondering van Hongarije – de meeste fascistische groeperingen nog marginaal, maar de extreme bezuinigingspolitiek die in Europa heerst, creëert een sociale dynamiek waarin radicaal-rechtse stromingen zich in de richting van het fascisme kunnen ontwikkelen. Dus waar past de PVV binnen dit spectrum?

Lange tijd werd de gewichtigheid van Wilders’ politieke project onderschat. De gevestigde partijen kozen ervoor om hem zoveel mogelijk te negeren, hem als clown weg te zetten en te hopen dat de storm voorbij zou gaan. Deze aanpak was duidelijk verkeerd. Wilders heeft zich bewezen als een zeer slimme politieke speler, die van succes naar succes is gegaan, en ondertussen het hele politieke landschap naar rechts heeft geduwd.

Wilders onderscheidt zich als een extreme racist, een agressieve neoconservatief, en volgens sommige commentatoren en activisten als een moderne fascist. Dit argument wordt vooral ondersteund door de huidige situatie te vergelijken met die van de jaren ’30, islamofobie met antisemitisme en de PVV met de NSB.21 Er zijn voor de hand liggende redenen om deze vergelijking te maken. De PVV ontmenselijkt systematisch moslims en andere minderheden, verwerpt universele waarden, vertoont een diepgaande haat voor alles dat ook maar enigszins naar links riekt en beschrijft haar kamerfractie als ‘kleine knokploeg namens miljoenen’. Bovendien hebben de volksvertegenwoordigers van de PVV een hoge tolerantie voor geweld en eigen rechter spelen – een kwart van de Kamerleden is veroordeeld voor misdrijven die uiteenlopen van fraude en oplichting tot intimidatie, ontucht, verboden wapenbezit en openlijke geweldpleging.

Maar er zijn ook problemen met het bestempelen van Wilders als fascist, zowel in analytisch opzicht als de strategische consequenties betreft. De PVV voert namelijk een puur electorale strategie, is nauwelijks zichtbaar op straat en organiseert zich niet aan de basis. De partijorganisatie is beperkt tot parlementaire activiteiten en vrijwilligers voor verkiezingscampagnes. De PVV heeft geen lokale afdelingen, hoewel er sinds de oprichting wel een tiental strak geleide plaatselijke bijeenkomsten zijn geweest, die belangrijk waren om kiezers te binden. De PVV heeft geen leden, behalve Wilders zelf.22 Slechts een paar Kamerleden en andere volksvertegenwoordigers mogen met de pers praten zonder voorafgaande toestemming van Wilders. Hij is een doorgeslagen controlfreak die bang is voor een radicaliserende dynamiek die hij niet kan beheersen.

Wilders’ angst dat een meer zichtbare en hoorbare aanhang extreem-rechtse neigingen zou vertonen is meer dan terecht. Een groot aantal kandidaten werd al van lijsten verwijderd na onthullingen van banden met extreem-rechts en het eerste meningsverschil dat naar buiten kwam, het voorstel van Kamerlid Hero Brinkman om een jeugdbeweging te organiseren, leidde meteen tot een interne crisis. De enige PVV-demonstratie die met goedkeuring van Wilders plaatsvond bracht een kleurrijke verzameling vlaggenzwaaiende zonderlingen en het halve kader van voormalige nazi-clubs bijeen.

Kennelijk zijn de elementen voor een ontwikkeling naar fascisme aanwezig, maar worden deze bewust onderdrukt uit angst voor destabilisatie. Dit is vooral het gevolg van de instrumentalistische aanpak van Wilders. Voor hem draait politiek om invloed winnen en tot nog toe is zijn inschatting dat dit het beste gaat door een beheerste electorale strategie te volgen. Waarom destabilisering riskeren als er successen worden geboekt?

Verder zijn er vooralsnog geen materiële omstandigheden die de partij richting het fascisme drijven. De effecten van de economische crisis op de levens van mensen in Nederland zijn, hoewel ernstig, op geen enkele manier te vergelijken met die in de jaren ’30. Dit betekent dat er nog niet het soort van wanhoop bij de middenklasse heerst die haar naar meer gewelddadige oplossingen drijft, een essentiële eigenschap van fascistische bewegingen.

Dit kan natuurlijk veranderen. De crisis die zich ontwikkelt, creëert nu al het soort sociale onrust en politieke polarisatie waarin fascisme wel gedijt. Verder schept Wilders, met zijn haattirades tegen moslims, een gevaarlijke dynamiek die een eigen leven kan gaan leiden en gestalte kan krijgen in de daden van mensen die hij niet controleert. Er is wat dat betreft al sprake van gewelddadige aanvallen op moskeeën en islamitische scholen en bedreigingen tegen linkse activisten en intellectuelen.

Hierdoor blijft de toekomstige ontwikkeling van de PVV een open vraag. Meer succes of een ernstige crisis kan de partij verder doen radicaliseren, maar het is ook mogelijk dat zij opgenomen wordt in het establishment of uiteenvalt door de toegenomen druk van buitenaf, zoals bij LPF gebeurde.

Kortom, op dit moment is de meest precieze beschrijving van de PVV er één van een populistische partij van het nieuwe radicaal-rechts. Dit heeft duidelijk strategische gevolgen voor zijn tegenstanders, namelijk dat het bestrijden van de opkomst van de PVV niet draait om fysieke confrontatie om zijn beweging op straat te stoppen zoals dat bij gewelddadige stromingen zoals de EDL en Jobbik wel het geval is. Maar net als bij het bestrijden van fascisme vereist het wel een brede beweging die de racistische ideologie kan tegengaan en Wilders ontmaskert als vijand van werkende mensen, ongeacht hun kleur of geloof. Dit is een zeer dringende taak voor links.

Verder vereist het bestrijden van de PVV heldere ideeën, een begrip van haar historische wortels, hoe haar ideologie werkt, en wat de rol van de gevestigde partijen is geweest in het faciliteren van haar opmars.

De wortels van de verbittering

De prangende vraag is: waar komt de steun voor Wilders vandaan? De overheersende analyse is dat een winnaar gelijk moet hebben en er dus een algemene volkswoede heerst over de multiculturele samenleving, misdaad en de islam, en dat Wilders deze simpelweg goed aanvoelt en vertolkt zoals het een volksvertegenwoordiger betaamt.23 Dit is een gemakzuchtige analyse, omdat ze een heleboel lastige vragen uit de weg gaat, zoals die over de rol van het politieke establishment in het bereiden van de weg voor Wilders. Ze slaat de plank bovendien mis en dat kan gevaarlijke consequenties hebben.

De motivatie om voor de PVV te stemmen is net zo goed racistisch als een algemene uiting van protest tegen de gevestigde politieke partijen. Gevraagd naar de belangrijkste reden om PVV te stemmen antwoordde 38 procent van de geïnterviewden ‘het programma’. Weer 38 procent antwoordde ‘wantrouwen in de overheid en de politiek in het algemeen’. Gevraagd naar de belangrijkste programmapunten van de PVV antwoordde 33 procent ‘te veel buitenlanders’ en 22 procent antwoordde ‘harde aanpak van misdaad’. Wanneer mensen de kans kregen om hun redenen in hun eigen woorden weer te geven, springen er twee thema’s uit. Een is een angst voor buitenlanders en moslims (regering is te soft tegen ‘criminele buitenlanders’, vóór behoud van ‘de Nederlandse cultuur’ en tegen moskeeën). Het andere thema benadrukt woede tegen de overheid (Haagse spelletjes, niet nakomen van beloftes, en ‘sociaal-democratische zakkenvullers’).24 PVV-stemmers vinden politici dieven, zijn sterk tegen het redden van banken en hebben zeer weinig vertrouwen in ‘de huidige regering’ (96 procent tegenover 71 procent van de gemiddelde kiezer[!]).25

Bijna al het onderzoek naar de achterban van de PVV benadrukt de combinatie van vreemdelingenhaat en een sterk wantrouwen tegen de overheid. Heel vaak worden deze twee fenomenen causaal met elkaar in verband gebracht (‘de overheid treedt minder hard op tegen immigranten dan kiezers willen, dus daarom komen ze in opstand’), maar dat is te makkelijk. Zowel de vernietigende nee-stem in het EU-referendum als de enorme zetelgroei van de SP in de verkiezingen van 2006 (17 procent van de stemmen tegen 6 voor de PVV) laten zien dat de woede veel breder is, en meer verschillend en politiek vloeibaar dan alleen maar hard anti-immigratie.

Als we wat dichter naar de sociaal-economische veranderingen in Nederland kijken, krijgen we een beter inzicht in de voedingsbodem voor deze algemene woede. Net als elders in Europa maakte Nederland in de afgelopen drie decennia sluipenderwijs een neoliberale overname door en daarmee een sterke maatschappelijke verandering.26 De belastingdruk nam af, overheidsbudgetten werden opgeknipt in sectoren en gemaximeerd, overheidsdiensten geprivatiseerd en de sociale zekerheid werd een repressief in plaats van een ondersteunend systeem. De economie werd gedereguleerd, nog meer in de wereldeconomie geïntegreerd dan hij al was en tegen het eind van de jaren ’90 was Nederland één van de epicentra van de financiële innovatie geworden.27 Met een historisch lage werkloosheid rond het begin van de eeuw werd er gesproken over het ‘Nederlandse wonder’. De Economist Intelligence Unit schreef in 2001 dat Nederland ‘de beste plek in de wereld is om in te investeren’.28

Maar onder de oppervlakte begonnen zich spanningen op te bouwen. De meeste van de 1,4 miljoen nieuwe banen van de jaren ’90 waren simpel, laagproductief en laagbetaald. Verder was 50 procent van de banen die tussen 1994 en 2000 gecreëerd zijn parttime en bestond 40 procent uit flexwerk.29 De schulden van huishoudens namen explosief toe en er was een enorme groei in overwerk, veel meer dan het Europees gemiddelde.30

De arbeidsmarkt raakte verdeeld in een bovenlaag die het heel goed had en de rest die meer ‘flexibiliteit’ en minder loon en arbeidsvoorwaarden opgelegd kreeg.31 En met de belasting van multinationals dichtbij nul en een heleboel nieuwe belastingvoordelen voor de rijken ontstond er snel een groeiende welvaartskloof tussen arm en rijk (zie grafiek).32

Het meest opvallende is hoeveel politieke consensus er was over de neoliberale operatie. De ideologische contrarevolutie na de opstand van de jaren ’60, die er op neerkomt dat mensen verantwoordelijk zijn voor hun eigen falen, bleek erg effectief. Alle gevestigde partijen pasten zich gemakkelijk aan de nieuwe consensus aan, partijprogramma’s gingen steeds meer op elkaar lijken en de economie werd uit de politieke sfeer gehaald. Een akkoord tussen de bazen en de bonden om de lonen laag te houden werd geïnstitutionaliseerd en ging door het leven als ‘het poldermodel’. Het resultaat was dat de arbeidersklasse in het defensief werd gedrukt. De meeste stakingen gingen over het behoud van banen.33

Deze ontwikkelingen waren niet zonder effect. Eén daarvan was een scherpe toename van de druk op individuen, zowel op het werk als in de maatschappij in het algemeen. In 2000 werd vastgesteld dat één op de vijf werknemers geestelijk overbelast was34 , en in 2005 dat één op de tien werknemers ergens tijdens hun leven een burn-out zou krijgen.35 Rond 2008 werd er zelfs gesproken over een ‘depressie-epidemie’, veroorzaakt door een combinatie van neoliberale politiek, de farmaceutische industrie en marketingbureaus.36 Volgens Storm en Naastepad had de steeds anoniemer en dreigender wordende omgeving het effect dat Erich Fromm ooit beschreef als ‘wederzijdse onverschilligheid’, en daaraan gekoppeld een verlies aan zelfvertrouwen, omdat het zelfbeeld wordt bepaald door succes op de markt.37

Een ander effect was een diepgaand wantrouwen tegenover gevestigde maatschappelijke instellingen, de politiek in het algemeen en de regering in het bijzonder. Een grote opiniepeiling over democratie en overheid in 2007, met meer dan 100.000 deelnemers, toonde een gapend gat aan tussen het soort maatschappij dat de meerderheid wilde (een maatschappij gebaseerd op solidariteit en gelijkheid, met een overheid die verantwoordelijk is voor onderwijs, gezondheidszorg, openbaar vervoer en sociale zekerheid) en hoe de huidige maatschappij wordt gezien (asociaal, gespannen, waarin de solidariteit ondermijnd wordt en er sprake is van onverantwoordelijk bestuur).38 Minder dan de helft van de respondenten voelde zich politiek vertegenwoordigd. Dit zijn niet alleen opzienbarende cijfers op zich. De peiling liet ook zien dat de wortels van de verbittering veel meer liggen in de sociaaleconomische frustratie dan algemeen wordt aangenomen.

Hoewel het hele politieke establishment verantwoordelijk is voor deze toestand, hebben de sociaal-democraten het meest geleden onder de instabiliteit en politieke crisis die er het gevolg van was. Ze hadden zich aangepast aan de nieuwe mode, hun ‘ideologische veren’ afgeschud zoals ze dat officieel noemden en werden de lievelingen van de internationale Derde Weg jetset. De carrière van PvdA-kopstuk Wim Kok zegt alles: van vakbondsman in de jaren ’80, naar premier in de jaren ’90 en naar bestuurslid van multinationals en banken in het nieuwe millennium. Zijn opvolger, voormalig Shell-manager Wouter Bos, gaf toe dat hij geen toekomstdromen meer had, en bracht de doelstellingen van socialisten terug naar ‘het leven een klein beetje beter maken’.39

De verbittering onder de Nederlandse arbeidersklasse en het wantrouwen dat veroorzaakt is door decennia van neoliberaal beleid, gaat heel diep. Voor de nieuwe rechts-radicalen was het een koud kunstje om deze algemene woede aan te boren en te kanaliseren tegen ‘de linkse elite’ die zo naïef was geweest om de poort te openen voor immigratie die ‘onze manier van leven’ zou bedreigen. Wilders heeft dat niet alleen gedaan. Zijn pad werd bereid door een heel leger van intellectuelen, journalisten en politici.

Het nieuwe racisme

Terugkijkend is het mogelijk om in reactie op de afbrokkelende steun voor en groeiende haat tegen het politieke establishment twee door elkaar lopende trends te herkennen. De eerste is een obsessie met het zogenaamde integratiedebat, dat gedomineerd wordt door het idee dat ‘grote steden problematiek’ (misdaad, werkloosheid en sociale achterstand) wordt veroorzaakt door een toevloed van immigranten die niet kunnen integreren in de Nederlandse samenleving door hun culturele achtergrond. De tweede trend is een opleving van nationalisme, dat een gevoel van gemeenschapszin probeert te creëren dat gebaseerd is op conservatieve (vaak christelijk genoemde) waarden.

Het integratiedebat kwam midden in de aandacht te staan door de aanslagen op 11 september 2001, de ‘oorlog tegen terreur’ en Fortuyn. Maar de kwestie werd al jaren eerder naar voren gebracht door Frits Bolkestein en de sociaaldemocratische publicist Paul Scheffer. Vanaf begin jaren ’90 publiceerde Bolkestein regelmatig opiniestukken waarin hij het cultureel relativisme van de politieke elite de schuld gaf voor de ‘mislukte integratie’ en bepleitte hij onder andere om het recht op asiel te beperken tot uitzonderingsgevallen omdat Nederland ‘vol’ zou zijn.40 In 2000 schreef Scheffer een essay genaamd ‘Het multiculturele drama’ dat een keerpunt zou worden in de opkomst van racisme in het publiek debat. In het stuk stelde hij dat “werkloosheid, armoede, schooluitval en criminaliteit hopen zich op bij de etnische minderheden. En de vooruitzichten zijn over de gehele linie niet gunstig, in weerwil van individuele succesverhalen. Het gaat om enorme aantallen achterblijvers en kanslozen, die de Nederlandse samenleving in toenemende mate zullen belasten.”41

Het verhaal van types als Bolkestein, Fortuyn en Scheffer is gebaseerd op drie aannames: er zijn ‘etnische’ groepen die van elkaar verschillen door culturele identiteit; deze groepen kunnen niet zonder problemen naast elkaar leven; nationale of ‘etnische’ identiteit is de belangrijkste bindende factor waar individuen een gevoel van saamhorigheid aan ontlenen. Ondanks al het bewijs dat er zich juist een sociaaleconomisch drama afspeelt, in plaats van een multicultureel drama, heeft de gevestigde orde, inclusief het grootste deel van links, deze redenering overgenomen.

Dat culturele verschillen de schuld krijgen van sociale problemen, heeft een kwalijk gevolg: de opleving van Nederlands nationalisme. Als ‘minderwaardige’ culturen de schuld krijgen van maatschappelijke problemen wordt de oplossing logischerwijs om de ‘Nederlandse cultuur’, wat dat ook wezen mag, tot norm te verheffen en anderen te dwingen zich daar toe aan te passen. Zoals Scheffer het verwoordde in hetzelfde essay: “Een gemakzuchtig multiculturalisme maakt school omdat we onvoldoende onder woorden brengen wat onze samenleving bijeenhoudt. […] Laten we eens beginnen de Nederlandse taal, cultuur en geschiedenis veel serieuzer te nemen.” Dit zou dan moeten leiden tot en nieuw ‘nationaal bewustzijn’.42

Wat volgde was een trend van gedwongen assimilatie, met onder andere verplichte cursussen Nederlands en inburgeringstesten voor immigranten, en een landelijk campagne voor normen en waarden. Dit laatste was het stokpaardje van premier Jan-Peter Balkenende, die van 2002 tot 2010 vier kabinetten leidde. Deze campagne, die onderwerpen bestreek van het niet op straat gooien van afval tot burgerschap gebaseerd op ‘joods-christelijke waarden’, werd belachelijk gemaakt als zijnde ouderwets moralisme, maar de effecten ervan moeten niet onderschat worden. De campagne, gebaseerd op de theorieën over ‘moreel leiderschap’ en ‘gemeenschapszin’ van de Amerikaanse Derde-Weg-socioloog Amitai Etzioni, heeft bijgedragen aan de rechtse aanname dat mensen verantwoordelijk zijn voor hun eigen sociale situatie. De overheid is er volgens dit wereldbeeld niet om mensen te helpen, maar om mensen te straffen die zich niet conformeren.

Deze verbonden ideologische trends van migranten de schuld geven en een heroplevend nationalisme hebben de opkomst van een ‘nieuw racisme’ bevorderd. Dit verlegt de focus van racisme van kleur naar cultuur, van lichaam naar overtuiging.43 De maatschappelijke dynamiek is echter dezelfde als bij het oude racisme: vaste stereotypen over minderheden die angst, haat, discriminatie en racistisch geweld aanwakkeren.

Het gevolg is dat racistische ideeën geworteld raken in de Nederlandse maatschappij. Volgens onderzoek uit 2006 vindt de helft van de Nederlanders zichzelf islamofoob en 6 procent vindt islam onverenigbaar met ‘het moderne leven in Europa’. Een schokkend aantal van 10 procent beschouwt zichzelf als racist. Ze vinden ‘autochtone Nederlanders’ intelligenter en beter dan

immigranten. Volgens 6 procent van de ondervraagden is racisme wijdverbreid en 80 procent denkt dat racisme de laatste jaren is toegenomen.44 Resultaten van onderzoek onder jongeren onderstreept deze trend: 64 procent van de 14- tot 16-jarigen zegt dat ze (heel) negatieve gevoelens hebben over moslims. Opvallend is dat dit gevoel het sterkste is op het platteland en op witte scholen, waar leerlingen hun ideeën over etnische en godsdienstige minderheden uit de media halen in plaats van uit persoonlijke ervaring.45 In 2010 won de PVV de scholierenverkiezingen.46

De opkomst van het nieuwe racisme is niet beperkt tot de wereld van ideeën en opinie. Discriminatie op de arbeidsmarkt is toegenomen, met name tegen jonge mannen met ‘moslimbaarden’ en een Arabisch uiterlijk.47 Aanslagen op moskeeën komen vaker voor, tot incidenten van brandstichting, met bloed besmeurde muren en zelfs een onthoofd varken op de stoep van een islamitische gebedshuis in Groningen aan toe.48

Deze ontwikkelingen worden voortgestuwd door rechtse media en blogs en een horde van neoconservatieve intellectuelen.49 Tezamen vormen zij een nieuw activistisch rechts dat zich groepeert rond thema’s als integratie, islam, vrijheid van meningsuiting, veiligheid, de zogenaamde ‘linkse elite’ en klimaatverandering als een samenzwering van de milieubeweging.

Een verklaring voor het succes van Wilders

Het electorale succes van Wilders is dus gebaseerd op de opkomst van een veel breder nieuw rechts dat inspeelt op een algemeen gevoel van onbehagen, dat actief bouwt aan een rechts ‘gezond verstand’ en een geaccepteerde visie op de werkelijkheid waarnaar Wilders alleen maar hoeft te verwijzen en op voort kan bouwen. Hij verschilt alleen van deze bredere beweging doordat hij zichzelf consequent aan haar meest extreme vleugel opstelt en elk vraagstuk plaatst in zijn existentiële strijd tegen ‘islamisering’. De vraag blijft echter hoe zijn politieke project zo succesvol kon worden. Het is één ding om een nieuwe rechtse politieke beweging te willen beginnen, om daar ook daadwerkelijk in te slagen is iets heel anders.

De eerste reden voor het succes van het nieuwe radicaal-rechts is dat hun racisme als stormram werkt voor een neoliberaal project in crisis en daarom werd geholpen door de gevestigde orde. Jaren van doordrukken van onpopulaire maatregelen heeft de politieke effectiviteit van de gevestigde partijen ondermijnd. Met de opkomst van een antimarktsentiment kon gevestigd rechts niet doorgaan met de oude ideologische lijn dat ‘de markt het beste is voor iedereen’.

Het verhaal van een Nederland dat belast wordt door massamigratie, en een roep om een sterkere staat gaven in deze context de centrumrechte partijen een afleiding en een excuus om een meer autoritaire vorm van neoliberalisme in te voeren, precies het soort van beleid dat we nu hebben. Dat is de reden dat de extremistische taal van Fortuyn en Wilders, die een decennium eerder genegeerd en waarschijnlijk vervolgd zou worden, nu weerklank vonden in het hele politieke establishment.50 Wilders is een product van een heersende klasse die radicaliseert door haar eigen systeem- en legitimiteitcrisis.

Piet-Hein Donner, destijds minister van justitie, openbaarde in een opmerkelijk openhartig interview hoe deze interactie tussen gevestigd en radicaal-rechts werkt. Terugkijkend op de periode vlak na de moord op Fortuyn legt hij uit dat zijn hard rechtse regering, ondanks haar impopulariteit, gebruik kon maken van de politieke polarisatie om neoliberale hervormingen door te drukken: “Het gevoel: er moet een aantal knopen worden doorgehakt, tegen de achtergrond van de aanklacht die Fortuyn had geformuleerd en omdat kwesties moesten worden opgelost waarmee Nederland al heel lang worstelde. Dat kabinet kreeg vanaf het begin erg veel kritiek, wat een hechte band schiep. We dachten: we kunnen het toch nooit goed doen, dus laten we maar doen wat we willen. Dat is een héél bevrijdend gevoel. Je had minder discussies over het waarom.”51

De ideologische kracht van nieuw rechts en de ‘oorlog tegen terreur’ maakte ook de weg vrij voor een serie maatregelen die twintig jaar geleden ondenkbaar waren: een wet die preventieve arrestatie van hele groepen mogelijk maakt, buurtverboden voor jongeren met een strafblad, een biometrische database van alle burgers, het hoogste percentage telefoontaps in de wereld, bodyscans op vliegvelden, de ‘Rotterdamwet’ die het mogelijk maakte arme mensen uit bepaalde wijken te weren, enzovoorts. Het argument dat we horen is dat deze maatregelen nodig zijn om misdaad en terrorisme te bestrijden, maar in de praktijk worden ze gebruikt om de maatschappij te beheersen, van het criminaliseren van demonstranten tot het straffen van minderheidsgroepen en arme wijken. Kortom, maatregelen die heel goed passen bij de behoeftes van een meer autoritaire vorm van neoliberalisme.

De tweede reden dat Wilders zo succesvol is, is het gebrek aan tegenwicht. De linkse partijen hebben zich ideologisch aangepast aan het offensief van Wilders, in plaats van het te bestrijden. Daarnaast betekent het lage niveau van klassenstrijd dat collectieve actie van arbeiders geen alternatieve uitlaatklep voor de ontevredenheid aan de onderkant van de maatschappij biedt. Een gezamenlijke strijd van mensen van dezelfde klasse tegen neoliberale afbraak had kunnen helpen om vooroordelen over geloof en kleur te overkomen, en de voedingsbodem voor het nieuwe radicale rechts te verkleinen. De ontwikkelingen van de LPF van Fortuyn en de PVV van Wilders spreken boekdelen. Toen de antioorlogs- en vakbondsacties op hun hoogtepunt waren, in 2003 en 2004, verdween de LPF van het toneel als politieke kracht, nadat de partij door interne tegenstellingen verscheurd was.

De PVV boekte succes bij de verkiezingen in een periode van erg lage sociale strijd en met een gevestigd links dat getraumatiseerd was door de ervaring met Fortuyn. Links kreeg de schuld van zijn moord, omdat zij hem zogenaamd ‘gedemoniseerd’ zouden hebben. Wilders gebruikte dit gegeven toen heel sluw om kritiek op hem taboe te verklaren, wat ertoe leidde dat links nog zwakker stond op het gebied van antiracisme dan het al was.

De vakbondsleiders en links zijn er niet alleen niet in geslaagd om de strijd tegen harde bezuinigingen te organiseren, ze zijn op het sociaal economische vlak ook naar rechts opgeschoven, zodat ze niet sterk gepositioneerd zijn om de woede van de arbeidersklasse te kanaliseren. Dit is een belangrijke reden waarom Wilders er in slaagt zich te presenteren als tegenstander van de gevestigde orde. Een pijnlijke illustratie daarvan kwam in 2009, toen het kabinet voorstelde om de pensioenleeftijd te verhogen. Een grote meerderheid van de Nederlanders, en een nog groter deel van de vakbondsleden, was hier tegen. In plaats van de volkswoede om te zetten in massastrijd, kozen de vakbondsleiders er voor te lobbyen bij PvdA-bewindslieden. Toen dat mislukte, was het Wilders, en niet de linkse partijen, die zei dat de vakbonden de ‘hardwerkende Nederlanders’ hadden verraden, waardoor hij weer een sprong in de peilingen maakte.

De PvdA verkeert in een permanente staat van crisis over de vraag hoe om te gaan met Wilders en haar eigen impopulariteit. Aan de ene kant trekken ze de meeste stemmen onder migranten. Hierdoor spreken PvdA’ers zich af en toe op een gematigde manier uit tegen racisme. Aan de andere kant zijn ze onderdeel van dezelfde logica die de rest van het politieke establishment naar rechts heeft gedreven. De PvdA is verantwoordelijk voor strengere immigratiewetgeving die leidt tot meer repressieve maatregelen voor sociale controle. Marnix Norder, PvdA wethouder in Den Haag praat Wilders na door te spreken van een ‘tsunami van Oost-Europeanen’52 en PvdA-Kamerleden hebben onder andere aangedrongen op wetgeving om het preventief oppakken van ‘straattuig’ mogelijk te maken. Voormalig partijleider Wouter Bos is berucht om zijn uitspraak dat de partij moet durven breken met het poldermodel en meer moet polariseren, niet op economische kwesties maar tegen de aanhangers van het multiculturalisme. “We moeten meer generaliseren. (PvdA-)burgemeester Aboutaleb zegt dat het Marokkaanse straattuig Wilders heeft gemaakt. Ik denk dat hij gelijk heeft”.53 De sociaaldemocraten verhullen hun rol in de neoliberale aanval door met de wolven mee te huilen.

GroenLinks en de SP hebben ook een twijfelachtige track-record. Soms vallen ze Wilders hard aan, op andere momenten nemen ze delen van zijn agenda over. Beide partijen hebben erg hun best gedaan om Wilders’ ‘vrijheid van meningsuiting’ te verdedigen en beide hebben geweigerd om deel te nemen aan antiracistische activiteiten, met het argument dat het ‘geen pas geeft om een collega-parlementariër buiten de Kamer aan te vallen’. Voormalig GroenLinks voorzitter Femke Halsema riep moslimvrouwen op om hun hoofddoek af te doen en links om de islam meer te bekritiseren.

De SP is mogelijk nog erger. Al in 1983 publiceerde de partij een berucht pamflet genaamd ‘Migrantenarbeid en Kapitaal’, waarin stond dat ‘de verschillen in ontwikkeling en cultuur het heel moeilijk maken voor Nederlanders om samen te wonen en te werken met buitenlandse collega’s’.54 Vervolgens stelden zij dat migranten moesten worden aangemoedigd om terug te keren ‘naar hun eigen land’. Destijds werd het pamflet door de rest van links verworpen als racistisch. In het huidige klimaat haalt de SP haar gram door met de eer te strijken ‘dat wij het integratieprobleem veel eerder dan de rest zagen aankomen’.

Dit zorgt er voor dat de SP dubieuze standpunten inneemt op het gebied van immigratie en integratie. Onlangs nog met een oproep om ‘de stroom arbeiders uit Oost-Europa’ en ‘de rauwe invasie van Polen’ in te dammen, zoals één SP Kamerlid het verwoordde, in plaats van de bazen en de Bolkestein-richtlijn aan te pakken die de cao’s ondermijnt.55 Het hoeft niet te verbazen dat de SP Wilders niet hard aanpakt. De meest serieuze aanvallen richten zich op het feit dat Wilders ‘beloftes breekt’, met name op sociaaleconomisch gebied. De kritiek op de heksenjacht op moslims en migranten wordt verwoord in algemene termen of met het pragmatische argument dat er belangrijkere problemen zijn dan boerka’s en dat de oplossingen van Wilders ‘niet realistisch’ zijn en ‘te ver gaan’.

De opkomst van Wilders is dus mede mogelijk gemaakt door twee factoren. Ten eerste, een gevestigd rechts dat het extremisme van de PVV gebruikt als stormram voor hun neoliberale maatregelen. Ten tweede, een links dat niet alleen halfslachtig en principeloos is in zijn tegenstand, maar dat zo ver naar het centrum van de macht is opgeschoven dat het niet in staat is om een alternatief te bieden voor de afbraak die de woede veroorzaakt waar Wilders op teert. Een effectief antwoord op extreem-rechts moet beide problemen aanpakken, door principieel verzet tegen racisme en islamofobie te combineren met het bouwen van een nieuw links dat het offensief aangaat tegen de gevestigde orde, in plaats van er bij te willen horen.

Lessen uit Nederland

De ontwikkeling van de PVV past in een algemene trend van een opkomend radicaal-rechts in Europa en de VS. Dus wat hebben we in Nederland geleerd waar mensen uit andere landen, die tegen dat soort groeperingen vechten, iets aan hebben? Laat ik beginnen met de negatieve lessen:

a) Je kunt rechts niet vanuit het midden bestrijden en je kunt niet winnen door je ideologisch aan te passen. Alle Nederlandse politieke partijen hebben op de opkomst van Wilders gereageerd door een deel van zijn woorden en zijn agenda over te nemen. Het idee was dat dit hem de wind uit de zeilen zou nemen. In plaats daarvan heeft het de ideeën van de PVV van legitimiteit voorzien en de partij de moed gegeven om nog verder te gaan.

b) Een economistische benadering is niet goed genoeg. De SP heeft zijn pijlen gericht op de neoliberale agenda van Wilders, maar zonder ook het racisme aan te vallen zal dit een zinloze oefening blijken te zijn; want het is juist het racisme dat de aanhangers van Wilders bindt aan zijn ondernemersprogramma en de mogelijkheid voor samen terugvechten ondermijnt.

c) Het gaat niet om de ‘haalbaarheid van beleid’ – het gaat erom mensen voor een visie te winnen. Wilders aanvallen met het argument dat zijn ideeën niet praktisch uitvoerbaar zijn, werkt niet. Ten eerste omdat etnische zuivering in het verleden wel degelijk uitgevoerd is, en ten tweede omdat het het verhaal is dat telt. Mensen stemmen niet voor Wilders vanwege zijn praktische voorstellen, maar omdat ze overtuigd zijn door het gehele nieuw rechtse ‘gezond verstand’.

Dus welke strategie werkt er dan wel? De opkomst van de PVV tegenhouden vereist dat we de krachten bundelen van de moslimgemeenschap, links, vakbonden en sociale bewegingen om zijn racistische ideeën en beleid te bestrijden middels campagnes, demonstraties en bijeenkomsten. Hiervoor is het nodig om een aantal ideologische misvattingen te bestrijden die nog steeds wijdverbreid zijn onder links, zoals het idee dat islamofobie fundamenteel anders is dan traditioneel racisme omdat het ‘godsdienstkritiek’ zou zijn.

Verder is het van het grootste belang om het verzet op te bouwen tegen de keiharde bezuinigingen waar Wilders voor staat. Zo’n sterk verzet kan de steun voor Wilders ondermijnen onder delen van de arbeidersklasse die denken dat hij voor hun belangen opkomt. Op hetzelfde moment legt het de basis voor solidariteit tussen moslims en anderen door hen samen te brengen voor een gezamenlijk doel.

Tenslotte is het, omdat de opkomst van de PVV deels gebaseerd is op het falen van gevestigd links, voor het aanpakken van de PVV nodig om een nieuw radicaal links op te bouwen dat het niet aan Wilders overlaat om de gevestigde politieke orde aan te vallen.

Gezien de ontwikkelingen van de laatste vijf jaar is het misschien verleidelijk om pessimistische conclusies te trekken over de kans van slagen van deze strategie. Hoewel het geen twijfel lijdt dat het politieke klimaat voor socialisten moeilijker geworden is, is zulk pessimisme totaal niet terecht.

Ten eerste is de PVV een instabiele formatie. Zijn ideeën hebben zich dieper geworteld in arbeiderswijken en de partij heeft enigszins een kern van capabele mensen rond Wilders. Maar de snelle groei hangt af van een krachtige tegenstelling: een acceptabel sociaal gezicht om mensen te trekken, gecombineerd met een extremistische ideologie die de neoliberale ondernemersagenda verbergt en extreem-rechts activisme stimuleert. Tot nog toe is deze tegenstelling nog niet blootgelegd, noch door gebeurtenissen noch door zijn tegenstanders. Maar dat was onder omstandigheden die Wilders meer dan gunstig waren. Serieuze druk op zijn kwetsbare organisatie kan deze tegenstelling naar voren brengen waardoor zijn geloofwaardigheid als vertegenwoordiger van ‘het volk’ doorgeprikt kan worden.

Ten tweede zien we, net als elders in de wereld, de eerste tekenen van een heropleving van sociale strijd. Tot nog toe zijn er in Nederland alleen hoopgevende beginnetjes, met een zwaarbevochten schoonsmakersstaking van negen weken56, een opleving van studentenprotest en een eerste serie stakingen tegen de bezuinigingen in het openbaar vervoer, cultuur en onderwijs. Maar met een economische crisis die voor ellende blijft zorgen, een instabiel rechts minderheidskabinet dat onpopulaire maatregelen doordrukt en voorbeelden uit de wereld van mensen die terugvechten, is het erg onwaarschijnlijk dat Nederlandse arbeiders zich volgzaam naar de slachtbank zullen laten leiden. Een opleving van klassenstrijd biedt de beste hoop om het nieuwe radicaal-rechtse tij te keren.

Noten

1. Dit artikel is een licht bewerkte vertaling van ‘Wilders and the rise of the radical right’ dat verscheen in International Socialism Journal 131 (Juli, 2011). Vertaling door Dirk van Miert en Daniel Hake. Met dank aan Pepijn Brandon, Alex Callinicos, Martin Smith en Peyman Jafari voor hun commentaar op een eerdere versie.

2. Kuiper en Benschop, 2011.

3. Hughes, 2011

4. Thomas, 2010.

5. Liphshiz, 2008.

6. Voor een documentatie van de relatie tussen Bolkestein en Wilders: Fennema, 2010.

7. Fennema, 2010 p. 70-88.

8. Brandon, 2005.

9. TNS NIPO, 2005.

10. ‘Geert Wilders spreekt bij het Hudson Institute in New York’, PVV (29 september, 2008), http://www.pvv.nl/index.php?option=com_content&task=view&id=1310&Itemid=1

11. ‘Wilders wil ‘kopvoddentaks’’, Trouw (16 September, 2009), http://www.trouw.nl/tr/nl/4324/Nieuws/article/detail/1166140/2009/09/16/Wilders-wil-kopvoddentaks.dhtml

12. ‘Wilders: Stuur het leger naar Goude’, De Telegraaf (15 September 2008), http://www.telegraaf.nl/binnenland/1920989/___Stuur_het_leger_naar_Gouda___.html?p=2,1

13. Meeus en Valk, 2010.

14. Wilders, 2004.

15. Versteegh, 2011.

16. Wetenschappelijk Bureau van de SP, 2011.

17. ‘PVV voor privatisering openbaar vervoer’, Socialisme.nu (18 oktober, 2010), https://socialisme.nu/blog/nieuws/10661/pvv-voor-privatisering-openbaar-vervoer-den-haag/

18. UK Independence Party.

19. Townsend, 2011.

20. Kafka, 2011.

21. De Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland, een aan Hitlers NSDAP gelieerde nazi-partij die collaboreerde met de Duitse bezetting.

22. Een puur juridische constructie om onderlinge ruzie te ontmoedigen.

23. Dit is de grove lijn van argumentatie van links tot rechts. Zie: Fennema, 2010, Scheffer, 2007, van Rossem, 2010 en Wansink, 2010.

24. Synovate, 2009a.

31 Delsen, 2002, p. 74.

25. Synovate, 2009b, p. 18.

26. Tot mijn weten is het beste boek over de neoliberale overname van Nederland en de effecten daar van: Van Dam, 2009.

27. Meeus, 2008.

28. Economist Intelligence Unit, 2001.

29. Sociaal Cultureel Planbureau, 2001, p. 60-73.

30. Storm en Naastepad, 2003, p. 145-146.

31. Delsen, 2002, p. 74.

32. Grafiek van Van Dam, 2009, p. 214.

33. Velden, 2000, p. 307-308.

34. Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk onderzoek, 2000.

35. Hupkens, 2005.

36. Dehue, 2008, p. 261.

37. Storm en Naastepad, 2003, p. 147.

38. 21minuten.nl, 2007.

39. Tegenlicht, 2007.

40. Bolkestein, 1991 en Bolkestein, 1993.

41. Scheffer, 2000.

42. Scheffer, 2000.

43. Zie Seymour, 2010 voor een uitgebreide analyse van het nieuwe racisme.

44. Motivaction, 2006.

45. Dekker en van der Noll, 2007.

46. ‘PVV wint scholierenverkiezingen’, http://www.trouw.nl/nieuws/politiek/article3090777.ece/PVV_wint_scholierenverkiezingen.html

47. Sociaal en Cultureel Planbureau, 2010, p. 15.

48. ‘Groeiend geweld tegen gebedshuizen’, http://www.radio1.nl/contents/21482-groeiend-geweld-tegen-gebedshuizen

49. De Telegraaf, Elsevier, HP/de Tijd, GeenStijl, de Edmund Burke Stichting, Theodor Holman, Max Pam, Leon de Winter, Afsin Ellian, Paul Cliteur en Joshua Livestro, om maar een paar hoofdrolspelers te noemen.

50. Tijdens het schrijven van dit artikel liep er een rechtszaak tegen Wilders vanwege haatzaaierij. Wilders heeft de zaak heel effectief gebruikt om publiciteit te krijgen, terwijl de zaak tijd en middelen opslokte die gebruikt hadden kunnen worden om een beweging tegen hem op te bouwen. De zaak toont een enorme verschuiving in het politieke klimaat. In tegenstelling tot de situatie in de jaren ’90, toen een extreemrechts Kamerlid veroordeeld werd voor minder extreme uitspraken, eiste de openbaar aanklager nu vrijspraak voor Wilders, terwijl zowel links als rechts riepen dat zijn vrijheid van meningsuiting gerespecteerd moest worden. Hoewel de rechter erkende dat de uitspraken van Wilders ‘opruiend, grof en denigrerend’ zijn, is hij van alle aanklachten vrijgesproken. Zie: Klaas, 2011 voor een uitgebreidere analyse.

51. Bessems en Nieuwenhuis, 2008.

52. Beekman, 2010.

53. Peeperkom en Sommer, 2008.

54. Socialistiese Partij, 1983, p14 geciteerd in Brandon, 2009, p204.

55. SP, 2011 en Zwan, 2011.

56. Dekker, 2010.

 

Literatuur

Anne Frank Stichting, 2008, Monitor Racisme & Extremisme.

Beekman, Martijn, 2010, ‘Haagse wethouder waarschuwt voor ’tsunami’ van Oost-Europeanen’, De Volkskrant (1 oktober) http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2686/Binnenland/article/detail/1043281/2010/11/01/Haagse-wethouder-waarschuwt-voor-tsunami-van-Oost-Europeanen.dhtml

Bessems, Kustaw en Marcia Nieuwenhuis, 2008, ‘Een minister twijfelt niet’, De Pers (17 februari) http://www.depers.nl/binnenland/176847/Een-minister-twijfelt-niet.html

Bolkestein, Frits, 1991, ‘Integratie van minderheden moet met lef worden aangepakt‘, De Volkskrant (12 september).

Bolkestein, Frits, 1993, ‘Asielzoekers‘, De Volkskrant (31 augustus).

Brandon, Pepijn, 2005, ‘A note on the Dutch referendum‘, International Socialism 108, http://www.isj.org.uk/?id=133

Brandon, Pepijn, 2009, ‘Internationalisme en de SP: kritische kanttekeningen’, in: Bart van der Steen (red.), Kritiek. (Aksant).

Dam, Marcel van, 2009, Niemandsland (De Bezige Bij).

Dehue, Trudy, 2008, De depressie-epidemie (Augustus).

Dekker, Henk, Jolanda van der Noll, en Tereza Capelos, 2007, ‘Islamofobie onder jongeren en de achtergronden daarvan’, Universiteit Leiden (12 januari).

Dekker, Willem, 2010, ‘Letter from the Netherlands’, Socialist Review (Juni), http://www.socialistreview.org.uk/article.php?articlenumber=11291

Delsen, Lei, 2002, Exit poldermodel? Socioeconomic changes in the Netherlands (Greenwood Press).

Economist Intelligence Unit, 2001, ‘EIU Ranks Netherlands Best Place to Do Business‘ (14 augustus), http://www.eiu.com/

Fennema, Meindert, 2010, Geert Wilders. Tovenaarsleerling (Bert Bakker).

Gross, Estelle, Sarah Halifa-Legrand et Maël Thierry, 2010, ‘Marine LePen: ‘Le sursaut vital face au mondialisme’, Le Nouwel Observateur (13 december).

Hughes, Steve and Emily Hall, ‘EDL to go political’, Daily Star (9 februari).

Hupkens, Christianne, 2005, Burn-out en psychische belasting’, in Webmagazine Sociaal Cultureel Planbureau (25 juli), http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/gezondheid-welzijn/publicaties/artikelen/archief/2005/2005-1738-wm.htm

Kafka, 2011, ‘Rechtsextremisten actief bij de PVV’, (16 februari), http://kafka.antenna.nl/?p=3158

Kanne, Peter en Tim de Beer, 2009, ‘Nieuwe PVV-aanhang komt van VVD‘, De Volkskrant (28 februari).

Klaas, Jelle, 2011, ‘Vrijspraak Wilders voorspelbare farce’, Socialisme.nu (23 juni),

https://socialisme.nu/blog/nieuws/16997/vrijspraak-wilders-voorspelbare-farce/

Kuiper, Martin and Lucas Benschop, 2011, ‘De anti-islam wave is niet meer te stoppen’, Nu.nl (27 February), http://www.nu.nl/politiek/2456211/de-anti-islam-wave-niet-meer-stoppen.html

Liphshiz, Cnaan, 2008, ‘Far-right Dutch politician brings his anti-islam rhetoric back to Jerusalem’, Haaretz (11 januari), http://www.haaretz.com/far-right-dutch-politician-brings-his-anti-islam-rhetoric-back-to-jerusalem-1.237038

Meeus, Jan, 2008, ‘Een markt van 8,000 miljard’, NRC (14 november), http://vorige.nrc.nl/nieuwsthema/kredietcrisis/article2060967.ece/Een_markt_van_8.000_miljard

Meeus, Tom-Jan and Guus Valk, 2010, ‘De buitenlandse vrienden van Geert Wilders‘, NRC (5 mei).

Motivaction (2006). ‘Zo tolerant is Nederland’, in Motivaction (3 juni), http://www.motivaction.nl/content/zo-tolerant-nederland

Motivaction (2009). Meting 26: De achterban van de PVV (16 april), http://www.motivaction.nl/downloads/Motivaction-Stand_tv-Meting26AchterbanPVV-April2009-Factsheet.pdf

Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (2000). ‘Psychische vermoeidheid varieert sterk binnen bedrijf’, in: NWO (1 september), http://www.nwo.nl/nwohome.nsf/pages/NWOA_7G8TKH

Peeperkorn, Marc and Martin Sommer, 2008, ‘Geen emancipatie zonder confrontatie’, De Volkskrant (1 maart), http://www.pvda.nl/politici/politici/wouterbos/Interviews/2008/Geen+emancipatie+zonder+confrontatie.html

Rossem, Maarten van, 2010, Waarom is de burger boos? (Nieuw Amsterdam).

Scheffer, Paul, 2000, ‘Het multiculturele drama‘, NRC, (29 januari).

Scheffer, Paul, 2007, Het land van aankomst (De Bezige Bij).

Seymour, Richard, 2010, ‘The changing face of racism‘, International Socialism 126, http://www.isj.org.uk/index.php4?id=638&issue=126

Sociaal en Cultureel Planbureau, 2001, De sociale staat van Nederland.

Sociaal en Cultureel Planbureau, 2010, Discriminatiemonitor niet-westerse migranten op de arbeidsmarkt.

Socialistiese Partij, 1983, Gastarbeid en Kapitaal (Socialistiese Partij).

SP, 2011, ‘Roemer: ‘reguleer de instroom van werknemers uit Oost-Europa’’, (16 februari), http://www.sp.nl/nieuwsberichten/8695/tw

Storm, Servaas en Ro Naastepad, 2003, ‘The Dutch Distress‘, New Left Review 20.

Synovate, 2009a, Motivaties om op de PVV te stemmen (27 augustus), http://www.novatv.nl/data/media/db_download/46_b8d723.pdf

Synovate, 2009b, De PVV-stemmer: profiel, achtergrond en motieven (25 september), http://vorige.nrc.nl/multimedia/archive/00251/91221_rap_v_1_01_251044a.pdf

Thomas, Mark L, 2010, ‘Racists humiliated as Euro-launch flops’, Socialist Worker (6 november), http://www.socialistworker.co.uk/art.php?id=22941

TNS NIPO, 2005, ‘Vertrouwen in Balkenende II op historisch dieptepunt’, Politieke Berichten (18 mei), http://www.tns-nipo.com/pages/nieuws-pers-politiek.asp?file=persvannipo\vertrouwen_balkenende_II_dieptepunt05.htm

Townsend, Mark, 2011, ‘Searchlight poll finds huge support for far right ‘if they gave up violence’, The

Guardian (26 februari), http://www.guardian.co.uk/uk/2011/feb/27/support-poll-support-far-right

Velden, Sjaak van der, 2000, Stakingen in Nederland (Stichting Beheer IISG / NIWI).

Versteegh, Kees, 2011, ‘De PVV-kandidaat is een stropdastype‘, NRC (7 januari).

Wansink, Hans, 2010, De kiezer heeft altijd gelijk (Nieuw Amsterdam).

Wetenschappelijk Bureau van de SP, 2011, De gebroken beloften van Geert Wilders (februari).

Wilders, Geert, 2004, Onafhankelijkheidsverklaring, http://www.pvv.nl/index.php/component/content/article/30-publicaties/684-onafhankelijkheidsverklaring

Tegenlicht, 2007, De Wouter Tapes, http://tegenlicht.vpro.nl/afleveringen/2006-2007/de-wouter-tapes.html

Zwan, Maina van der, 2011, ‘De SP en de ‘rauwe invasie’ van Polen’, Joop (13 maart), http://www.joop.nl/opinies/detail/artikel/de_sp_en_de_rauwe_invasie_van_polen/