Syrië – tussen revolutie en imperialisme

De Syrische revolutie die begon in maart 2011 met vreedzame massale protesten, wordt inmiddels overschaduwd door een proxy-oorlog tussen regionale en internationale machten. Wie van hen ook zou winnen, de Syrische revolutie verliest. In deze ingewikkelde situatie zal een militaire interventie tot een grotere escalatie leiden, maar de Syrische revolutie kan nog steeds winnen als ze op eigen kracht vertrouwt en het revolutionaire proces in het Midden-Oosten zich verdiept.
5 juni 2013

Meer dan twee jaar na het begin van de protesten in Syrië is er een complexe situatie ontstaan waarin een revolutionaire dynamiek steeds meer verstrengeld is geraakt met een proxy-oorlog en sektarisch geweld. Er zijn tal van lokale groepen en milities, en buitenlandse machten cirkelen als aasgieren rondom Syrië.

De vele duizenden doden en gewonden die er gevallen zijn, de miljoenen mensen die op de vlucht zijn en de enorme verwoesting in Syrië kunnen niemand onberoerd laten. Ondanks deze complexe en tragische situatie wordt het conflict vaak gereduceerd tot een simplistisch verhaal van ʻgoedʼ versus ʻkwaadʼ. Voor sommigen betekent dat een verdediging van het moorddadige regime van Assad omdat het bedreigd wordt door buitenlandse machten en/of jihadisten. Anderen menen dat bewapening van de rebellen, een no-flyzone of een militaire interventie door buitenlandse machten het bloedvergieten kan stoppen.

Om te begrijpen waarom beide standpunten misplaatst zijn moeten we beter kijken naar de aard van Assads regime en de revolutionaire krachten in Syrië, en de rol van buitenlandse machten.

De Syrische staat

De Syrische staat ontstond uit het verzet tegen kolonialisme. Na de Eerste Wereldoorlog vestigde Frankrijk zijn macht over het gebied dat nu Libanon en Syrië is, en gebruikte religieuze verschillen tussen soennieten, alawieten en christenen om het Arabisch nationalisme dat onafhankelijkheid eiste te verzwakken. In elk gebiedje kreeg een religieuze of etnische groep de politieke macht en de Fransen zorgden dat elke instelling, zoals het leger en de bureaucratie, door verschillende groepen werd gedomineerd.

Toch ontstond er een nationale beweging tegen het Franse kolonialisme, die in 1944 onafhankelijkheid voor Syrië bereikte. Na een chaotische periode van staatsgrepen werd de Baath-partij dominant. Om weerstand te bieden tegen het westerse imperialisme, dat in 1948 in de regio een uitvalsbasis had gecreëerd in de vorm van de apartheidsstaat Israël, zochten de Baathisten steun bij de Sovjet-Unie. Naar hetzelfde model combineerden ze politieke dictatuur met een staatskapitalistische economie om het land te moderniseren.

De zwakte van de Baath-partij, die in 1967 pijnlijk duidelijk werd toen Israël de Syrische Golanhoogten bezette, leidde tot ontevredenheid onder legerofficieren. In 1970 organiseerde ze onder leiding van Hafez al-Assad een staatsgreep waarin alawieten een grote rol speelden, aangezien de lage rangen van het leger tijdens het Franse kolonialisme aan hen waren toebedeeld.

Hafez al-Assad maakte van Syrië een brute dictatuur, waarin de Baath-partij en haar geheime dienst alles controleerden. Als reactie hierop groeide in de jaren zeventig het verzet onder soennieten die zich aansloten bij de Moslimbroederschap. In 1982 brak er in Hama een opstand uit die bloedig werd neergeslagen. Er vielen tien- tot twintigduizend doden. Toen Hafez al-Assad in 2000 stierf, nam zijn zoon Bashar het presidentschap over. Hij zette het autoritaire beleid voort van zijn vader, maar initieerde een aantal ʻhervormingenʼ zoals het schrappen van subsidies om de economie te liberaliseren. Hierdoor groeide de ontevredenheid onder de gewone bevolking terwijl een nieuwe groep van zakenmensen rond de familie en vrienden van Assad met de dag rijker werd.

In al die jaren is het Syrische regime een hoofdpijndossier geweest voor het Amerikaanse imperialisme omdat het zijn totale dominantie van het Midden-Oosten in de weg staat. Syrië heeft immers slechte relaties met de Amerikaanse bondgenoten Israël, Qatar, Amman, Saoedi-Arabië en Verenigde Arabische Emiraten, maar wel goede relaties met de belangrijkste tegenstanders van de VS, namelijk Iran en Hezbollah in Libanon.

Dit betekent echter niet dat Syrië een ondubbelzinnig anti-imperialistische kracht is. Zijn verzet tegen Israël en steun voor de Palestijnse strijd is alleen bij woorden gebleven. Sterker nog, in 1976 viel het Syrische regime Libanon binnen om het Palestijnse verzet te onderdrukken – in de hoop om een deal met Israël te kunnen sluiten over de Golanhoogten – en in 1991 sloot het zich aan bij de Amerikaanse coalitie in de oorlog tegen Irak. Bovendien is Syrië een bondgenoot van het Russische imperialisme.

Het zou een enorme blunder zijn om aan te nemen dat het Syrische regime anti-imperialistisch is, terwijl de miljoenen Syriërs die tegen Assads regime vechten ʻagenten van het imperialismeʼ zijn. De steun voor de Palestijnen en de kritiek op Israël en de VS is onder gewone Syriërs altijd erg groot geweest. Wie de strijd tegen imperialisme serieus neemt, kan beter hen steunen dan de dictator die hen onderdrukt. Het is een simpel feit dat door de dictatuur van Assad Syrië zwakker en niet sterker staat tegenover Israël en de VS. Op de lange termijn kan geen enkele staat stand houden tegen de grootmachten als ze niet de steun heeft van haar eigen bevolking.

De Syrische revolutie

De politieke dictatuur en de sociale tegenstellingen leidden, net als in Egypte en Tunesië, in maart 2011 tot massale vreedzame protesten, waarbij opgeroepen werd tot solidariteit tussen verschillende religieuze groepen. Deze protesten richtten zich tegen de eenpartijdictatuur van Assad, willekeurige arrestaties, corruptie en armoede. Binnen enkele weken verspreidden de protesten zich tot alle uithoeken van het land.

Dag na dag demonstreerden duizenden Syriërs in hun straten. Ze zongen en riepen leuzen tegen Assad en binnen korte tijd ontwikkelden ze een grote mate van zelforganisatie en bevrijdden grote delen van Syrië. In steden en dorpen ontstonden honderden lokale comités en revolutionaire raden die de protesten organiseerden en in plaatsen waar het regime afbrokkelde het bestuur overnamen. Het Syrische regime reageerde echter met grof geweld, met het argument dat de protesten door het buitenland werden georganiseerd, en zorgde ervoor dat steeds meer mensen hun toevlucht zochten tot gewapend verzet.

Met het groter worden van de protesten werd het regime steeds gewelddadiger en het vreedzame karakter van de protesten veranderde in een gewapend conflict waarbij tienduizenden mensen het leven hebben verloren. Desondanks zijn Syriërs heldhaftig doorgegaan met hun verzet tegen Assad, wat op zich al opmerkelijk is.

Hier ligt een belangrijk dilemma van de Syrische revolutie: hoe het gewapend verzet te combineren met een massabeweging die de gewone bevolking kan mobiliseren. Dat is geen gemakkelijke opgave omdat Assad bereid is veel geweld te gebruiken, maar het is ook een kwestie van strategische keuzes. Een tweede dilemma is de houding tegenover buitenlandse machten zoals de EU, VS, Qatar en Saoedi-Arabië, die hun eigen belangen willen beschermen. Beide dilemma’s hebben geleid tot grote verschillen binnen de oppositie tegen Assad. Er zijn vier belangrijke groepen.

1. Lokale Revolutionaire Comités en Raden

Deze grassroots-organisaties ontstonden uit de protesten tegen het regime. In veel steden en dorpen zijn ze de drijvende kracht achter allerlei vormen van protest, van kortdurende demonstraties (flashmobs), tot het kalken van leuzen op muren en het organiseren van stakingen. In veel plaatsen hebben zij ook het dagelijkse bestuur overgenomen en zijn verantwoordelijk voor de veiligheid, voedseldistributie, onderwijs, enzovoorts. Terwijl ze de gewapende strijd steunen, roepen ze ook op tot een betere coördinatie tussen de milities en hebben ze gedragsregels opgesteld voor de gewapende strijders.

2. De Syrische Nationale Coalitie

De Syrische Nationale Coalitie (SNC) werd in november 2012 in Qatar opgericht. Zoals de locatie al aangeeft wordt deze groep geleid door Syrische bannelingen die weinig met het echte verzet in Syrië van doen hebben, maar door buitenlandse machten worden gepromoot om grip te krijgen op de gebeurtenissen in Syrië. Eerder had de Syrische Nationale Raad, opgericht in augustus 2011 in Istanbul, deze functie vervuld. Ze wordt gedomineerd door de Moslimbroederschap en is de grootste groep binnen de Syrische Nationale Coalitie. Ook de Lokale Coördinatie Comités en de Lokale Revolutionaire Raden zijn onderdeel van de Syrische Nationale Coalitie.

Maar de Syrische Nationale Coalitie wordt verlamd door interne verschillen. Afgelopen april trad Khatib, de president van de SNC af omdat hij vond dat de buitenlandse machten (VS, EU, Qatar en Saoedi-Arabië) teveel voorwaarden stelden aan het helpen en bewapenen van de oppositie. Hij zei: ʻZe steunen wie bereid is te gehoorzamen, en wie weigert wordt verhongerd en belegerd.ʼ

Onlangs gaven de Lokale Coördinatie Comités en andere groepen in Syrië een verklaring1 af waarin ze de leiding van de SNC fel bekritiseren omdat haar falen heeft geleid tot de bemoeienis van internationale en regionale machten die de nationale wil niet respecteren.”

3. Het Vrije Syrische Leger

Het Vrije Syrische Leger bestaat uit overgelopen officieren en soldaten uit Assads leger en vrijwilligers die zich aansluiten. Het heeft naar schatting 10.000 strijders, tegenover het reguliere leger dat uit 200.000 soldaten bestaat. Het Vrije Syrische Leger steunt de SNC, maar is in feite geen coherent leger aangezien het uit lokale milities bestaat die veelal autonoom optreden.

4. Het Nationale Coördinatie Comité

Dit comité dat geen onderdeel is van de SNR werd gevormd in september 2011 en bestaat uit 13 linkse en 3 Koerdische partijen en onafhankelijke activisten. Het verzet zich tegen elke vorm van buitenlandse militaire interventie, inclusief een no-flyzone en legt de nadruk op een niet-gewapende strategie. Het is bereid tot onderhandelingen met Assads regime, maar alleen onder strenge voorwaarden zoals terugtrekking van het leger uit de steden en het vrijlaten van politieke gevangenen.

5. Islamistische strijders

Er zijn een groot aantal milities die vanuit een islamistisch perspectief tegen Assad vechten. Sommigen willen een einde aan de discriminatie van soennieten en een grotere rol van religie in de politiek, terwijl anderen een expliciet islamitische staat willen waarin geen enkele ruimte is voor sociale en politieke vrijheden. Onder die laatste groep zijn veel strijders die van buiten Syrië komen. De bekendste groep is de Jabhat Al-Nusra, die openlijk banden heeft met Al-Qaeda.

Juist deze islamistische groepen worden met geld en wapens gesteund door Qater en Saoedi-Arabië, de belangrijkste Arabische bondgenoten van het Westen. Om tegenwicht te bieden tegen deze buitenlandse steun aan de Syrische rebellen, steunt de Libanese Hezbollah beweging het Syrische regime door haar eigen strijders mee te laten vechten.

Proxy-oorlog

Revolutie is een van de twee dynamieken in het conflict in Syrië. De andere is een proxy-oorlog: een oorlog die de internationale en regionale mogendheden uitvechten op het Syrische grondgebied. Aan de ene kant staan Iran en Rusland. Voor Iran is Syrië een belangrijke bondgenoot in een vijandige regio. Nadat de Iraanse revolutie in 1979 een einde maakte aan de dictatuur van de Shah die de VS steunde, viel Saddam Hoessein Iran binnen met groen licht van de VS en financiële en militaire hulp van Saoedi-Arabië. De Iraanse leiders vrezen dat de val van Assad een springplank zal zijn voor een regime change operatie in Iran. Rusland steunt Assad omdat het zijn enige bondgenoot in het Midden-Oosten is, en wil voorkomen dat de NAVO-landen hun macht verder uitbreiden richting het oosten.

Qatar en Saoedi-Arabië hebben twee redenen om koste wat kost de val van Assad te steunen. Enerzijds willen ze de regionale invloed van Iran inperken en anderzijds willen ze voorkomen dat de Arabische revoluties hun eigen dictatoriale macht bedreigen. Daarom geven ze in Syrië, maar ook in bijvoorbeeld Irak, Pakistan, Egypte en Tunesië, miljarden steun aan de meest reactionaire krachten. Hun strategie is om overal gevechten te creëren tussen soennieten en sjiieten zodat de woede tegen dictatuur vervangen wordt door sektarisch geweld. Dankzij de steun van Saoedi-Arabië en Qatar is de reactionaire Al-Nusra in Syrië uitgegroeid tot een goedbewapende militie die alawieten en christenen terroriseert. Turkije steunt de oppositie omdat het al heel snel door had dat het Syrische regime vroeg of laat zal vallen.

De VS en de EU doen niet veel om hun bondgenoten Qatar en Saoedi-Arabië te stoppen. Zonder zelf vuile handen te maken, kijken ze toe hoe Qatar en Saoedi-Arabië de reactionairste krachten in Syrië steunen om Assad te verzwakken. Maar dit betekent niet dat de politiek van de VS en de EU volledig dezelfde is als die van Qatar en Saoedi-Arabië. Ze zijn allemaal bang voor democratische revoluties en de invloed van Iran in het Midden-Oosten, maar bij Saoedi-Arabië en Qatar ervaren die ontwikkelingen als een existentieel gevaar. Uit lijfsbehoud zijn ze bereid om Assad te vervangen door reactionaire krachten en de regio in vuur en vlam te zetten.

De strategie van de VS en de EU is veel voorzichtiger. Aan de ene kant willen ze af van Assad, niet omdat hij een dictator is maar omdat zijn positie onhoudbaar is geworden door de Syrische revolutie zelf. In maart 2007 nog noemde Hillary Clinton, de Amerikaanse minister van buitenlandse zaken, Assad een ʻhervormerʼ die gesteund moest worden2. Bovendien zien de VS en de EU de val van Assad als een grote kans om Iran en Hezbollah in Libanon te verzwakken en hun grip op het Midden-Oosten te vergroten.

Aan de andere kant willen ze echter niet dat de val van Assad de revolutionaire krachten in Syrië aan de macht brengt. Ze vrezen niet alleen de ʻjihadistischeʼ groepen, maar weten ook dat de gewone bevolking in Syrië geen pro-Amerikaanse regering wil en de Palestijnse onafhankelijkheidsstrijd steunt. Juist daarom hebben de VS en de Europese landen tot nu toe geen wapens geleverd aan de oppositie. De VS en de EU willen dat Assad vertrekt, maar dat het grootste deel van zijn militaire en bureaucratische apparaat overeind blijft en samen met prowesterse elementen van de Syrische Nationale Coalitie een regering gaat vormen.

Zoals Ghayat Naisse3, lid van de Revolutionaire Linkse Stroming in Syrië, in een interview uitlegde ‘steunen de grote imperialistische machten, met de VS voorop, een “ordelijke overgang” in Syrië, wat een oppervlakkige en gedeeltelijke verandering in de structuur van het regime betekent… Dit is om geostrategische redenen, namelijk de bescherming van de Zionistische staat en om te voorkomen dat de revoluties succesvol zijn en zich uitbreiden naar de het oosten van de Arabische regio, dus naar de reactionaire olie-koninkrijken.’

Deze houding verklaart waarom de VS tot nu toe zelf niet overgegaan zijn tot het leveren van wapens aan de oppositie. Ze zetten wapenleveranties in als een dreigement om de omstanders van Assad ervan te overtuigen hun president te laten vallen. De Amerikaanse heersende klasse is verdeeld en verward over de te volgen strategie. Behalve de genoemde reden – het intact houden van het staatsapparaat in Syrië – vreest Obama een nieuwe oorlogsavontuur in het Midden-Oosten. Na de ervaringen van Irak en Afghanistan is er onder de Amerikaanse bevolking geen steun voor een nieuwe oorlog.

Voor een deel van de Amerikaanse heersende klasse is echter alles in Syrië geoorloofd om uiteindelijk in Iran ʻregime changeʼ te bereiken. Met diezelfde logica steunden Amerikaanse politici in hun strijd tegen de Sovjet-Unie in de jaren tachtig de islamistische groepen in Afghanistan, waaruit de Taliban en Al-Qaeda zijn voortgekomen en ze zijn bereid het opnieuw te doen. Niet toevallig bracht de Republikein McCain, die voor een oorlog met Iran pleit, onlangs een bliksembezoek aan een groep strijders in Syrië. Er is ook een derde groep die geleid wordt door beruchte moslimhaters en verdedigers van Israël zoals Daniel Pipes4, die zonder enige schaamte ervoor pleiten dat de VS in Syrië de kant moet steunen die aan het verliezen is, zodat beide kanten zo lang mogelijk doorgaan elkaar uit te moorden.

Militaire interventie

Tegen deze achtergrond, waarin de revolutionaire dynamiek in Syrië steeds meer wordt overschaduwd door een proxy-oorlog, zijn oproepen voor het sturen van westerse wapens naar de oppositie of het instellen van een no-flyzone erg gevaarlijk. Het punt is dat er nu al een militaire interventie plaatsvindt doordat Qatar en Saoedi-Arabië wapens sturen naar reactionaire groepen zoals Al-Nusra. Meer wapens zullen echter niet minder maar meer slachtoffers maken, zeker als die wapens in handen komen van groepen die onder alawieten en christenen slachtingen aanrichten. Dat geldt ook voor een no-flyzone. In tegenstelling tot wat er verwacht wordt, kan het creëren van ʻveilige gebiedenʼ juist leiden tot gevechten tussen concurrerende milities die het gezag over een bepaald gebied in handen willen krijgen.

Ten tweede zullen wapenleveranties en een no-flyzone leiden tot een escalatie van de proxy-oorlog waarbij het geweld zich kan uitbreiden naar Libanon, bezet Palestina, Jordanië, Irak en Turkije. De instroom van wapens uit Qatar en Saoedi-Arabië naar delen van de oppositie heeft er alleen toe geleid dat Iran en Rusland hun steun aan Assad vergroot hebben en dat de Libanese Hezbollah steeds meer bij de gevechten betrokken wordt. Ten derde komen wapens en financiële steun nooit zonder een prijskaartje. Nu al proberen westerse landen, Turkije, Qatar en Saoedi-Arabië de Syrische oppositiegroepen te manipuleren voor hun eigen belangen.

Alternatief

De escalatie van het conflict in Syrië door buitenlandse interventie moet worden afgewezen omdat het medicijn erger is dan de kwaal. De situatie in Syrië is erg complex geworden, maar er zijn nog steeds alternatieve strategieën die de revolutie tegen Assads regime kunnen versterken. De belangrijkste voorwaarde is dat het revolutionaire proces in Syrië weer dominant moet worden ten koste van de proxy-oorlog.

Om te beginnen kan de Syrische revolutie alleen winnen als arbeiders, boeren en studenten op eigen kracht vertrouwen. Dat betekent minder zeggenschap voor de Syrische ballingen die van het ene westerse hoofdstad naar de andere reizen, zodat het initiatief komt te liggen bij de revolutionairen van de lokale comités en raden in Syrië zelf. De Syrische revolutie kan alleen winnen als ze gewapende strijd combineert met het opbouwen van steun onder alle lagen van de bevolking, lokale protesten en vooral stakingen. Dat zal gepaard moeten gaan met de afwijzing van sektarische politiek die alawieten, soennieten en christenen tegen elkaar opzet.

Ten tweede moet de inmenging van Rusland en Iran aan de ene kant, en van de VS, de EU, Qatar en Saoedi-Arabië aan de andere kant worden verhinderd. Tot nu hebben meer wapens vanuit Qatar en Saoedi-Arabië naar reactionaire groepen zoals Al-Nusra slechts tot een grotere inmenging van Rusland en Iran geleid.

Ten derde kan het uitbreiden en verdiepen van protesten in het Midden-Oosten de Syrische revolutie nieuwe kracht en hoop inblazen. De versterking van de pro-democratiebeweging van Iran kan de steun van het Iraanse regime voor Assad aantasten, maar die beweging heeft nu minder politieke ruimte door de sancties en de oorlogstaal van het Westen tegen Iran. Het verdiepen van de protesten in de regio kunnen een gunstig politiek klimaat creëren door het sji’ieten-versus-soennieten sektarisme (dat Saoedi-Arabië aanjaagt) te verzwakken en de woede van de bevolking te richten op de autoritaire en rijke heersers in Syrië en elders.

De protesten in Turkije laten zien hoe essentieel de ontwikkelingen in de buurlanden van Syrië zijn. Door die protesten wordt niet alleen de inmenging van de Turkse regering in Syrië verzwakt, maar de protesten stimuleren ook een politieke atmosfeer waarin solidariteit, gelijkheid, en sociale rechtvaardigheid toenemend centraal komen te staan.

Tenslotte kan de solidariteit die wij in Europa en de VS met de Syrische revolutie opbouwen een belangrijke rol spelen. Dat is niet synoniem met medelijden of geld storten, maar met druk uitoefenen op onze eigen regering. Die moet de Syrische vluchtelingen hier en in de regio opvangen en hulp bieden, haar politieke en militaire bondgenootschappen met dictaturen zoals Qatar en Saoedi-Arabië verbreken en haar inmenging met de Syrische revolutie stoppen. Bovendien, zoals de anti-oorlogsbeweging al tien jaar geleden bepleitte, moet ze haar militairen uit het Midden-Oosten terugtrekken en de VS onder druk te zetten om hetzelfde te doen.

Noten