Rusland: hoe de revolutie verloren ging

"Marxisme is leuk in theorie, maar in de praktijk is het gedoemd om te falen. Kijk maar naar Rusland." Het argument is zo wijd verspreid dat het als gegeven wordt aangenomen. Maar wat was dan die 'praktijk' in Rusland? Hoe heeft stalinisme kunnen zegevieren? Het zijn ook nu nog belangrijke vragen voor wie in de 21ste eeuw voor een andere wereld wil strijden.
3 december 2011

Door Allan Gibbons

Voorwoord

Na de ineenstorting van de stalinistische eenpartijstaten, en vooral na de smadelijke afgang van de staatsgreep in Rusland afgelopen augustus, is het gejuich over het ‘gelijk van rechts’ en ‘het einde van het communisme’ niet van de lucht. Grote delen van links zijn van slag door de gebeurtenissen, en in de verdediging geraakt. Het is voor socialisten dan ook nodig om een duidelijk antwoord te hebben op de gebeurtenissen en op de rechtse interpretatie daarvan.

Allereerst kunnen echte socialisten opgelucht zijn over de val van het stalinisme. Zolang het stalinisme intact was, was het erg moeilijk mensen van socialistische ideeën te overtuigen. Immers, er wàs toch al socialisme, en wel in Rusland? De gelijkstelling van het stalinistische staatskapitalisme met het socialisme van Marx en Lenin, was een enorm obstakel voor socialisten. De val van het stalinisme heeft dat obstakel de doodsteek toegebracht, en dat moeten we toejuichen!

Dat geldt des te meer als we zien hóe Ceaucescu, Honecker en Janajev sneuvelden: verzet van onderaf, demonstraties en stakingen speelden daarin een grote rol. Kennelijk is de rol van de arbeidersklasse – uitgangspunt van het marxisme! – minder achterhaald dan rechts wil doen geloven …

Het ‘gelijk van rechts’ wordt verder ondermijnd door het alternatief dat rechts te bieden heeft: de triomf van de vrije markt. Een mooie triomf! De overgang naar de vrije markt bracht de Poolse arbeidersklasse massawerkloosheid, prijsstijgingen en een ineenstortende gezondheidszorg. In Albanië heerst regelrechte ondervoeding. In Rusland stort de economie door de markthervormingen verder in elkaar. Ook in het westen is de markt een wrede meester. Afrika bezwijkt onder haar schulden. En zelfs in ‘rijke landen’ als Nederland worden, in naam van de markt, uitkeringen verlaagd, huren verhoogd en moeten lonen worden ‘gematigd’.

Natuurlijk is er verzet. Woedende mijnwerkers in Roemenië eisen hoger loon, en bestormen regeringsgebouwen. In Zaïre muiten soldaten tegen de vrijemarktdictatuur van Mobutu. In Nederland verzetten vakbondsleden zich tegen de afbraak van WAO en Ziektewet. Maar vooral in Oost Europa is het belangrijk om het verzet tegen de vrije markt niet te combineren met nostalgie voor het oude stalinisme): dal veroorzaakte immers de crisis waar de markt ‘het antwoord’ (van de bazen!) op was.

Als we tegen deze dingen willen vechten, moeten we duidelijke ideeën hebben over de aard van het systeem, dat van gisteren en dat van vandaag. Zulke ideeën kunnen we vinden in de revolutionaire traditie, die van Marx en Lenin en van de Oktoberrevolutie van 1917. Maar daarvoor zullen we keer op keer de leugen moeten weerleggen dat Lenin en de Oktoberrevolutie leidden tot Stalin en diens terreur. Inzicht in het ontstaan van het stalinisme is dringend nodig.

Daarom hebben we het initiatief genomen om Alan Gibbons’ brochure Russia: how the revolution was lost in een Nederlandse bewerking en vertaling uit te brengen. De oorspronkelijke tekst was een uitgave van onze Britse zusterorganisatie, de Socialist Workers Party. De brochure behandelt de Oktoberrevolutie, de bevrijding die deze bracht voor (en door!) arbeiders en boeren; de degeneratie van de revolutie, veroorzaakt door haar isolement; en Stalins bureaucratische contrarevolutie, die een staatskapitalistisch bewind vestigde. Deze brochure bevat een schat aan antwoorden op de burgerlijke propaganda over ‘het eind van het communisme’, en toont aan dat de revolutionaire traditie vandaag de dag, meer dan ooit, kan inspireren.

Groep Internationale Socialisten, Utrecht, oktober 1991

1. De Oktoberrevolutie

In 1917 waren er twee revoluties in Rusland. De eerste vond plaats in februari. Het regime van de tsaar had de steun van vrijwel de hele bevolking verloren, en werd weggevaagd door een enorme opstand van arbeiders, boeren en soldaten. Zelfs velen uit de bevoorrechte klassen wilden dat de Tsaar vertrok.

Moe van oorlog en corruptie, eiste het Russische volk een nieuwe maatschappij. Maar wat voor maatschappij? De vrouwelijke textielarbeiders die de Februarirevolutie waren begonnen konden zich totaal niet identificeren met de belangen van hun baas. De boer wilde niet hetzelfde als de landheer, die zijn gezin jarenlang had uitgezogen. Het leek alsof de hele wereld op zijn kop werd gezet, maar de arbeiders zwoegden nog steeds voor hun baas, en de boer voor de landheer. Hun eensgezindheid bij het afzetten van een impopulaire vorst verdween, als sneeuw voor de zon, in de werkelijkheid van het Rusland van 1917.

Voor de nieuwe premier, Kerenski, was het doel het soort maatschappij die we nu in Nederland hebben. Laat de massa’s stemmen op wie ze maar willen. Laat ze hun tandeloze parlementen hebben. De echte macht zou nog steeds berusten bij de rijken en bevoorrechten. Kerenski wilde Rusland veilig maken voor de bazen om hun winsten te maken. Maar de arbeiders en boeren hadden andere ideeën. Zij hadden niet gevochten en waren niet gestorven om meer van hetzelfde te moeten verduren, alleen onder een andere naam.

Maandenlang bestond dit instabiele machtsevenwicht in Rusland. Eerst verlamden enorme arbeidersdemonstraties en stakingen de regering. Vervolgens werd diezelfde regering onder druk gezet door de bazen om de arbeiders met geweren en knuppels op hun plaats te zetten. De overwinning moest naar de ene kant gaan of naar de andere. In oktober kwam het breekpunt. Kerenski’s regering was tegen die tijd volkomen in diskrediet geraakt. Ze was niet in staat om de overgrote meerderheid van de bevolking – de arbeiders en de boeren – te geven wat ze wilde. In plaats van vrede bood ze mooie woorden over doorvechten tot de oorlog gewonnen was. In plaats van brood bood ze voortdurende honger. In plaats van land kregen de boeren van de landheren rentmeesters op hun dak om woekerpachten binnen te halen.

De regering die door de revolutie van oktober 1917 aan de macht kwam, was er één die de wereld nog nooit eerder had gezien: een socialistische regering, aan het hoofd van een arbeidersrepubliek. Deze tweede revolutie was het product van twee sociale bewegingen die tegelijkertijd plaatsvonden.

Op het platteland, waar de overgrote meerderheid van de Russische bevolking woonde, was dit de strijd tussen twee bezittende klassen: de grootgrondbezitters en de boeren. De verachte, verarmde en onderdrukte boeren zagen dat de oude macht wankelde. Ze waren eerder in opstand gekomen, maar nooit tevoren had de greep van hun overheersers op de macht zo zwak geleken. De boeren namen de landerijen van de landheren in beslag, en begonnen ze onderling te verdelen. Het leek erop dat ze hun lang gekoesterde wensen konden vervullen: hun eigen stuk grond bezitten, en het bebouwen zoals ze dat zelf wilden, vrij van de grootgrondbezitters die buitensporige betalingen verlangden in pacht, belastingen en producten. Ze hadden hun eigen boerenpartij, de Sociaal-Revolutionairen, om hun belangen te vertegenwoordigen.

In de dorpen en de steden had de revolutie een ander gezicht. Hier vond de strijd plaats tussen nieuwe klassen die waren voortgebracht door de snelle industriële ontwikkeling waarmee Rusland de twintigste eeuw binnentrad. Aan de ene kant stonden de bazen, die enorme winsten maakten met hun grote, pasgebouwde fabrieken, en die vastbesloten waren dit ten koste van alles zo te houden. Hun vijand, die ook door de industrialisering was ontstaan, was een in getal kleine, maar machtige arbeidersklasse, samengebracht in de enorme fabrieken.

Deze arbeiders beseften hun macht, en leerden een nieuwe filosofie kennen: het socialisme. Dit verschilde radicaal van de eeuwenoude ideeën die hun voorouders in de boerendorpen hadden gehad. Ze wilden zelf beslissen hoe de dingen die ze maakten, zouden worden gebruikt. Ze wilden hun eigen bestuurders kiezen. Ze wilden dat de nieuwe technologieën die overal opkwamen, in dienst werden gesteld van iedere man, vrouw en kind in Rusland, en niet alleen van de op winst beluste kapitalisten. In 1905 hadden de arbeiders de Tsaar getart in een serie massastakingen, maar toen vonden ze een boerenleger tegenover zich dat nog loyaal was aan de Tsaar. In de jaren die daarop volgden betaalden ze een hoge prijs voor de nederlaag: met gevangenschap, executies, armoede, en politieterreur. Maar de arbeiders leerden van hun nederlaag. Ze ontdekten door hun eigen ervaring van het organiseren van stakingen dat ze in staat waren om de maatschappij van dag tot dag te beheren, en beter dan hun overheersers.

In Petrograd in 1905 hadden ze hun eigen arbeidersraad (sovjet) georganiseerd, die bestond uit afgevaardigden van bedrijven in de hele stad. Ze waren begonnen met economische eisen, en gingen vervolgens een stap verder door ook politieke stakingen te organiseren uit solidariteit met muitende zeelieden van de marinebasis Kronstadt, die bedreigd werden met executie.

De voorzitter van de sovjet van Petrograd, Leon Trotski legde uit:

‘De sovjet is in werkelijkheid een embryo van een revolutionaire regering. Hij organiseert straatpatrouilles om de veiligheid van de burgers te garanderen … Hij neemt het postkantoor, de telegraaf en de spoorwegen over … Hij probeerde de achturendag in te voeren … De eerste golf van de volgende revolutie zal leiden tot de vorming van sovjets door het hele land.’

Trotski had gelijk. Wat begon als een groot soort stakingscomité werd gedwongen, in de verwarring en chaos van de revolutie, om zich te ontwikkelen tot een alternatieve regering. Twaalf jaar na de verschijning van de eerste sovjets, werden ze de basis voor de nationale regering van oktober 1917, een regering die oneindig democratischer was dan alle tot nog toe bestaande parlementen bij elkaar. Je kleurde niet eerst een hokje rood om in de vier jaar daarna toe te zien hoe alle gedane beloften één voor één gebroken werden. De afgevaardigden van de sovjets waren onderworpen aan de controle van de kiezers, en moesten zichzelf geregeld verantwoorden op massavergaderingen van arbeiders.

De Amerikaanse journalist John Reed schreef dit ooggetuige verslag:

‘Geen politiek lichaam dat meer gevoelig was voor de volkswil, en er meer op reageerde was ooit uitgevonden. En dit was noodzakelijk, want in tijden van revolutie verandert de volkswil met grote snelheid. Bijvoorbeeld, gedurende de eerste weken van december 1917 waren er massaparades en demonstraties ten gunste van de Grondwetgevende Vergadering – dat wil zeggen, tegen de sovjetmacht. Op één van deze parades werd geschoten door een paar onverantwoordelijke Rode Gardisten, waarbij een aantal mensen gedood werden.

De reactie op dit stomme geweld kwam onmiddellijk. Binnen twaalf uur veranderde de samenstelling van de sovjet van Petrograd. Meer dan een dozijn Bolsjewistische afgevaardigden werden teruggetrokken en vervangen door Mensjewieken [gematigde socialisten]. En het duurde drie weken voordat de publieke opinie bedaarde – voor de Mensjewieken één voor één werden verwijderd en de Bolsjewieken werden teruggestuurd.’

Zie je onze heersers al binnen twaalf uur reageren? We mogen blij zijn als ze dat al binnen twaalf maanden doen!

Na oktober 1917 hadden werkende mensen de, bijna dagelijkse, controle over nationale besluitvormende lichamen op een manier zoals dat onder het kapitalisme nog nooit mogelijk is geweest. Veel mensen die niet willen geloven dat arbeiders hun eigen leven kunnen beheren, beweren dat de Russische revolutie hier niets van weg had. Ze hebben het nooit over de levendige debatten en discussies, de stroom van kranten en de actieve democratie van de revolutie. Ze schilderen ons een heel ander beeld voor, met Lenin, Trotski en de Bolsjewistische Partij als duistere, samenzwerende schurken die in het geheim plannen smeden om de macht over te nemen. Dat is absolute onzin. De Bolsjewieken vormden de nieuwe sovjetregering omdat ze twintig jaar lang in de strijd hadden bewezen de beste vechters tegen het corrupte tsaristische regime te zijn.

Net vóór de Oktoberrevolutie hadden de Bolsjewieken de meerderheid gewonnen in de sovjets. Dus met de steun van het overgrote deel van de arbeidersklasse zetten ze de gewapende opstand op touw die het bankroete regime van Kerenski omverwierp. Geen wonder dat het oude systeem als een kaartenhuis in elkaar donderde. Bij de revolutie werd zó weinig bloed vergoten dat er meer mensen stierven bij de productie van Eisensteins film ‘Oktober’ dan in de gebeurtenis zelf.

Een gematigde socialist, Martov, die de Bolsjewieken bepaald geen warm hart toedroeg, schreef indertijd:

‘Begrijp alsjeblieft dat wat we voor ons hebben niets anders is dan een zegevierende opstand van het proletariaat – bijna het gehele proletariaat steunt Lenin en verwacht haar sociale bevrijding van de opstand.’

De Bolsjewistische Partij had in juli 1917 176.000 leden, op een industriële arbeidersklasse van drie miljoen mensen. En dat waren geen passieve leden, zoals bij de PvdA, maar activisten. Tegen de tijd dat de Bolsjewieken de eerste sovjetregering vormden was één op de tien arbeiders lid van de Bolsjewistische Partij.

De Oktoberrevolutie had nooit plaats kunnen vinden zonder het samenkomen van de revolutie in de steden en die op het platteland. Zonder de industriële macht van de arbeiders, zou de boerenopstand de zoveelste ongecoördineerde mislukking zijn geworden. Zonder de steun van de miljoenen boeren in het leger zouden de arbeiders verslagen zijn, net als in 1905, zuiver door aantal en militaire kracht.

Hoewel ze zich verenigden, hadden arbeiders en boeren op langere termijn niet dezelfde belangen. Wat hen verenigde was het bondgenootschap van hun vijanden, de grote industriëlen en grootgrondbezitters, tegen hen.

Toen de arbeiders in oktober in opstand kwamen hadden ze de sympathie van de boeren en het leger, dat grotendeels uit boeren bestond. De revolutie werd ontketend, geleid en voltooid door de arbeidersklasse, die de boeren achter zich verenigde. Omdat de arbeidersopstand hen toestond om het land in beslag te nemen en te houden, accepteerden de boeren de nieuwe sovjetmacht. En, door het accepteren van de heerschappij van de sovjets, accepteerden de boeren de partij die daarin de meerderheid vormde, de Bolsjewieken, en haar recht om regeringspartij te zijn.

In de eerste maanden van sovjet-Rusland bleven de boeren de arbeidersmacht, en de arbeiderspartij, steunen. Het land werd per slot onder hen verdeeld, waarmee hun hoop in vervulling was gegaan. Maar wat zou er gebeuren als de belangen van de arbeiders en de boeren met elkaar in conflict zouden komen?

2. Dagen van hoop

De arbeiders hadden dus de macht in handen. De droom van generaties socialisten waren werkelijkheid geworden. De werkende mensen hadden de oude heersende klasse omvergeworpen, en hadden de macht via hun eigen arbeidersregeringen, de sovjets.

John Reed beschreef de gevoelens van de Russische arbeiders:

‘Achter de horizon flikkerden de lichten van de hoofdstad, die zo bij nacht oneindig veel mooier was dan overdag en op een met juwelen bezaaide dijk op een kale vlakte leek. De oude arbeider aan het stuur hield het wiel in de ene hand, terwijl hij met de andere uitbundig naar de in de verte lichtende hoofdstad zwaaide. ‘Van mij!’ riep hij met een stralend gezicht. ‘Allemaal van mij nu! Mijn Petrograd!’

Ze hadden wel reden om hun nieuwe macht te vieren. Vanuit de kantoren van de Bolsjewieken, die de eerste sovjetregering vormden, stroomde dekreet na dekreet. Ze kondigden arbeiderscontrole aan over de fabrieken, ze schaften de doodstraf af, ze kondigden de scheiding aan van staat en onderwijs van de kerk, en ze kondigden volledige vrijheid van religie aan waarmee de antisemitische terreur werd beëindigd die Rusland honderden jaren had geregeerd. Ze waagden zich aan een groots experiment in het onderwijs, en beëindigden de dictatuur van de leraar. Ze lanceerden een massakampanje om de miljoenen ongeletterde mensen in Rusland te leren lezen en schrijven. Ze vaagden de vernederende wetgeving weg die vrouwen eeuwen lang had onderdrukt. Huwelijken konden worden ontbonden door beide partners. Buitenechtelijke kinderen kregen gelijke rechten met kinderen waarvan de ouders getrouwd waren. Ze kondigden aan dat abortus gratis mogelijk werd op aanvraag. Homoseksualiteit werd gelegaliseerd.

En om duidelijk te maken dat dit niet zomaar de loze beloften waren van een zelfzuchtige elite, kondigden ze aan dat regeringsfunctionarissen het gemiddelde loon zouden ontvangen van een geschoolde industriearbeider. Mensen waren vol hoop. De vrijheid die ze hadden gewonnen bracht de Bolsjewieken bijna in een roes. Hoe kunnen we anders de naïviteit verklaren waarmee ze generaal Kaledin (later de leider van de Witte Legers die tegen hen vochten) vrijlieten, enkel en alleen op grond van de belofte dat hij niet tegen hen zou vechten?

Maar mensen maken, helaas, de geschiedenis niet onder de omstandigheden van hun eigen keuze.

Het Rusland dat nu geregeerd werd door de sovjetregering was een armoedig en ellendig oord. Rusland was versplinterd en verwoest door de Eerste Wereldoorlog. Zijn spoorlijnen, communicatie en industrieën waren ontwricht. Dit was niet het soort plaats waarin vroegere socialisten hadden verwacht dat de arbeiders de macht zouden grijpen. Tot dan toe hadden alle socialisten gedacht dat arbeiders het eerst de macht zouden overnemen in de rijke, moderne landen in West-Europa en Noord-Amerika. De materiële basis van het socialisme zou gevormd worden door hoge productiviteit, geavanceerde technologie en hooggeschoolde arbeid.

Als je door de negentig procent van Rusland zou hebben gereisd dat in 1917 nog in achterlijkheid en onwetendheid verkeerde, zou je het eerder vergeleken hebben met het Europa van de Middeleeuwen of het hedendaagse India, dan met een modern kapitalistisch land. Al in de zomer van 1918 was de situatie waarin de Bolsjewieken hun nieuwe wereld probeerden te scheppen, hopeloos. Er was cholera in de hoofdstad, Petrograd. Hongersnood teisterde het land. Tegenstanders van de arbeidersstaat gingen over tot moordaanslagen, waarbij onder andere de Bolsjewistische leider Lenin werd neergeschoten en ernstig gewond raakte.

De Bolsjewieken keken over de grenzen van hun verwoeste land voor hulp. Volgens hen was er maar één manier waarop een socialistische republiek kon overleven in Rusland, waar de arbeidersklasse een minderheid vormde van maar 3 miljoen op een bevolking van 160 miljoen. Dat was met de hulp van andere, meer ontwikkelde socialistische staten. Arbeidersrepublieken in grote industriële landen zoals Duitsland en Frankrijk zouden tractoren en machines kunnen sturen om de situatie van de boeren te verbeteren, om zo hun steun aan sovjet-Rusland te winnen. Ze zouden Rusland kunnen helpen snel te industrialiseren, en haar omhoogtrekken, de twintigste eeuw in. Het alternatief hiervoor zou een nog diepere crisis zijn, ergere tekorten, en uiteindelijk het eind van de steun van de boeren voor de sovjetstaat. De Bolsjewieken twijfelden er niet aan dat het internationaal socialisme moest zijn – of vernietiging.

Lenin kwam steeds opnieuw op dit vraagstuk terug:

‘We leven niet alleen in een staat, maar in een systeem van staten, en het is onvoorstelbaar dat de sovjetrepubliek langdurig naast de imperialistische staten kan bestaan. De ene of de andere moet uiteindelijk overwinnen.’

En:

‘We hebben altijd onze kaarten gezet op een internationale revolutie en dat was onvoorwaardelijk juist. We hebben altijd het feit … benadrukt dat het onmogelijk is om in één land een werk als een socialistische revolutie te voltooien.’

En alweer, in maart 1919:

‘De absolute waarheid is dat we zonder een revolutie in Duitsland zullen omkomen.’

En het ging hier niet om dromen van een paar idealisten. In deze periode leek de hele wereld in de ban van de revolutie. In Duitsland en Oostenrijk stortte de monarchie in, en werden arbeiders-, matrozen- en soldatenraden opgezet. In Hongarije en Beieren, Finland en Letland kwamen voor een korte periode sovjetregeringen aan de macht. In Italië werden de fabrieken bezet. De Turkse sultan werd omvergeworpen. Het Britse leger werd tot staan gebracht door de Ierse nationale bevrijdingsbeweging. Zelfs hier in Nederland waren arbeidersstakingen en muiterijen van soldaten. Uit angst voor revolutie voerde de regering een serie maatregelen door, waaronder de achturendag. Deze periode staat niet toevallig bekend als de dagen van de ‘bibberbourgeoisie’.

Miljoenen arbeiders in de hele wereld werden geïnspireerd door de moed en de ideeën van de Bolsjewieken. Ze leken een alternatief te bieden voor de verschrikkingen van oorlogen, werkeloosheid en armoede. Harry Politt, die later een leidende rol zou spelen in de Engelse Communistische Partij, schreef over hoe het was om de dagen mee te maken dat arbeiders uit de gehele wereld zich verenigden voor het socialistische Rusland:

‘In november 1917, toen nieuws over de Russische Revolutie doordrong, vervulde dat iedere revolutionaire arbeider met opwinding. Maar andere
informatie dan het verdraaide nieuws dat verscheen in de pers was moeilijk te krijgen. Ik stortte me op alles dat ging over de Russische Revolutie, en mijn enthousiasme groeide, in de wetenschap dat arbeiders zoals ik en degenen om mij heen de macht hadden verworven, de bazenklasse hadden verslagen.’

Communistisch links bleek echter te zwak of te slecht georganiseerd om zijn kans te grijpen. Het politieke vacuüm, links van de partijen van de heersende klassen, werd gevuld door de voorlopers van de PvdA-bureaucraten en vakbondsleiders, die de strijd uitverkochten. Zoals veel PvdA-leiders vandaag de dag, praatten ze links, maar als het erop aankwam, hielden ze liever wat ze al hadden, dan dat ze de grote gok waagden van de revolutie. In sommige landen, zoals Duitsland, gingen ze zelfs zover dat ze hun linkse opponenten lieten vermoorden.

Het kapitalisme kreeg een adempauze, maar het was zeker nog niet buiten gevaar. De nieuwe communistische partijen waren weliswaar niet klaar om de macht te grijpen, maar ze groeiden snel in kracht. De nieuwe Communistische Internationale, die de communistische partijen van vele landen verenigde, beschikte snel over de steun van honderdduizenden, zelfs miljoenen arbeiders.

De Bolsjewieken konden echter niet wachten totdat de Europese arbeiders de macht zouden grijpen. Verdediging van de revolutie thuis en de uitbreiding ervan naar buiten waren niet te scheiden. Wat de Bolsjewieken vervolgens deden, werd gedicteerd door de internationale kapitalistische machten. Zestien buitenlandse legers, waaronder het Engelse en het Amerikaanse, vielen Rusland binnen, en bevoorraadden de Witte Legers van de afgezette heersende klasse. De kapitalistische landen, en niet het Russische volk, begonnen de bloedige burgeroorlog die hierop volgde. Vóór de Bolsjewieken er zelfs maar aan konden denken om hun politiek uit te voeren, moesten ze eerst de Witte en buitenlandse legers terugdrijven. Alle inspanningen werden gericht op het verdedigen van de sovjetrepubliek. Dit gemilitariseerde systeem van opoffering en rantsoenering noemden de Bolsjewieken ‘Oorlogscommunisme’.

3. De gevolgen van de Burgeroorlog

De Bolsjewieken wonnen de Burgeroorlog. Trotski was de Bolsjewistische leider aan wie de taak werd toevertrouwd om een nieuw, revolutionair leger samen te stellen: het Rode Leger. Toen de eenheden van de arbeidersrepubliek overal op de terugtocht waren, arriveerden hij en de meest toegewijde Bolsjewieken aan het front om ze opnieuw aan te moedigen.

Het ideaal dat de arbeiders had aangespoord tot revolutie, droeg hen naar de overwinning op het slagveld. Trotski reisde heel Rusland door in een speciale gepantserde trein, en zette het Rode Leger aan tot nóg grotere moed en prestatisch. Onder zijn leiding werden uiteindelijk de contrarevolutionaire krachten teruggedreven en verslagen.

Maar de prijs die betaald werd in levens en in materiële termen was ontstellend. De al vermorzelde economie kreeg klap na klap. In mei 1919 kreeg de Russische industrie nog maar 10 procent van de normale hoeveelheid brandstof. De productie van alle industriële goederen was gedaald tot 13 procent van het op zich al miserabele nivo van 1913. In een land waar gemotoriseerd transport nauwelijks bekend was, was 79 procent van de spoorlijnen buiten bedrijf. Zulke eenvoudige dingen als garen, lucifers en paraffine waren uit de winkels verdwenen. Trotski rapporteerde zelfs voorvallen van kannibalisme in sommige provincies!

Het aantal arbeiders in de steden daalde van drie miljoen tot slechts 1¼ miljoen. De historicus E.H. Carr schreef dat er sprake was van een ‘massale vlucht van industriearbeiders uit de steden, en een terugkeer naar de status en het werk van boeren’. Want blijven betekende verhongeren. In 1921 had Petrograd, het hart van de revolutie, 57,5 procent van zijn totale bevolking verloren, en Moskou 44,5 procent. De arbeidersklasse, die de revolutie had geleid, had enorme offers gebracht. Duizenden van de beste leden van de Bolsjewistische Partij kwamen om op het slagveld.

De arbeidersklasse die de Oktoberrevolutie had gemaakt, was gedecimeerd. Ze was niet langer de levende kern van de sovjetmacht. Wanhopig om in leven te blijven in de door de honger geteisterde steden van de Burgeroorlog, verkochten arbeiders wat ze hadden voor eten. Sommigen stalen zelfs machineonderdelen van hun werkplek om te ruilen. De zwarte markt regeerde hun levens. Een bittere individuele strijd om het bestaan verving de collectieve democratie van de revolutionaire dagen van 1917.

Elke verworvenheid van de revolutie werd in gevaar gebracht door de absolute schaarste aan middelen. Als de werkplaatsen halfleeg zijn, en je niet weet waar de volgende levering ijzer vandaan zal komen, kan arbeidersmacht niets meer zijn dan een leus. De weinige arbeiders die overbleven in de koude, verlaten fabrieken hadden niet langer het zelfvertrouwen of optimisme van 1917. Ze konden hun kracht niet voelen; alleen hun zwakte. De Bolsjewieken moesten managers benoemen om überhaupt nog enige productie te krijgen.

Als een vrouw niet weet waar de volgende maaltijd vandaan zal komen, durft ze geen gebruik te maken van de bevrijdende wetgeving, en een eind te maken aan het huwelijk dat ze zo haat. Misschien zou tenminste haar man iets te eten kunnen vinden voor de kinderen.

Als revolutionaire arbeiders worden afgeslacht (in Finland alleen stierven in april 1918 meer dan tienduizend arbeiders door de handen van contrarevolutionairen), kun je je niet de luxe veroorloven om de doodstraf af te schaffen voor hun moordenaars. De dekreten van de eerste, hoopvolle dagen zouden slechts stukken papier blijven als de revolutie niet uitgebreid zou worden naar andere landen. Tragisch genoeg gebeurde dat niet. Het begon er verontrustend veel op te lijken dat de ’tijdelijke’ maatregelen die aan de Bolsjewieken werden opgedrongen, permanent werden.

Het probleem waarmee de Bolsjewieken geconfronteerd werden was dit. Als de klasse die de revolutie had gemaakt, in feite had opgehouden te bestaan, hoe zou dan een partij van de arbeidersklasse kunnen doorgaan met regeren? Ze konden de macht zeker niet overdragen aan de Witte Legers. Waren er geen revolutionaire arbeiders gemarteld en vermoord, nadat ze gevangen genomen waren? In sommige delen van Rusland gingen de vijanden van de Bolsjewieken over tot feodale barbaarsheden. Zo bevestigden ze bijvoorbeeld een leren draai verband rond het hoofd van hun slachtoffer, en draaiden ze eraan totdat zijn schedel barstte.

Zoals Trotski ooit zei, als de Bolsjewieken de macht over Rusland hadden opgegeven, zou fascisme geen Italiaans, maar een Russisch woord zijn geweest. Het Rusland van de arbeiders bestond nog, maar in een drastisch veranderde vorm. De sovjets, de democratische arbeidersraden, hadden geen betekenis zonder de arbeiders die hen kozen. Als een meerderheid van de arbeiders Mensjewieken (gematigde socialisten) waren, waren de sovjets Mensjewistisch. Als de meerderheid Bolsjewieken waren, waren de sovjets Bolsjewistisch.

De Bolsjewieken hadden die meerderheid in de sovjets. Ze hadden de leiding door week in, week uit, te bewijzen dat zij degenen waren die het best de belangen van de werkende mensen van Rusland vertegenwoordigden. Andere partijen concurreerden met de Bolsjewieken binnen de sovjets. De Mensjewieken bleven tot juni 1918 legaal voortbestaan. Maar dit alles veranderde door de verschrikkelijke verwoestingen van de Burgeroorlog.

Terwijl de beste arbeiders en boeren vochten, verspreid over het enorme land, en de grote fabrieken, zoals de Putilovfabriek, bijna stilstonden, en de resterende arbeiders aan het plunderen waren om te overleven, konden de sovjets niet langer de organen van arbeidersmacht zijn die ze waren geweest. Je kunt geen arbeidersregering hebben zonder arbeiders. Een leidende Bolsjewiek, Kamenev, beschreef hoe de sovjets in verval raakten:

‘We weten dat vanwege de oorlog de beste arbeiders in groten getale aan de steden werden onttrokken, en dat het daarom soms moeilijk wordt om in één of andere hoofdstad van een district of provincie een sovjet te vormen, en deze te laten functioneren … De plenaire vergaderingen van de sovjets als politieke organisaties kwijnen vaak weg, de mensen houden zichzelf bezig met zuiver mechanische karweitjes … Algemene sovjetvergaderingen worden zelden bijeengeroepen, en als de afgevaardigden bijeenkomen is het alleen om een rapport in ontvangst te nemen, naar een toespraak te luisteren en dergelijke.’

Met andere woorden, de sovjets deden niets. Het werden ineffectieve kletscolleges. De werkelijke macht kwam meer en meer bij de Bolsjewistische regering alleen te liggen.

De Bolsjewieken kwamen tot de conclusie dat ze een centrale regering moesten handhaven van alleen diegenen die volledig de revolutie steunden en dat betekende in toenemende mate henzelf! Werp een korte blik op de andere partijen in de sovjets en je zult zien waarom:

  • DE RECHTSE SOCIAAL-REVOLUTIONAIREN, één van de twee boerenpartijen, kozen openlijk de kant van de contrarevolutie. In veel gebieden waren ze niet te onderscheiden van de Witte Legers.
  • DE LINKSE SOCIAAL-REVOLUTIONAIREN, de andere boerenpartij, gingen over tot terrorisme tegen de Bolsjewieken als ze het niet eens waren met de regeringspolitiek.
  • DE MENSJEWIEKEN waren gematigde socialisten die tegen de revolutie waren geweest. Zelfs nu, hoewel ze de Bolsjewieken steunden tegen de contrarevolutie, was hun steun lauwtjes en halfhartig. Ze riepen op tot de vorming van een Grondwetgevende Vergadering van alle partijen in Rusland, of ze nu voor of tegen de revolutie waren. Dat zou zelfs de opname betekenen van afgevaardigden van degenen die het bloed van arbeiders en boeren vergoten hadden op de slagvelden van Rusland.

Het is duidelijk dat geen van deze partijen deel zou kunnen nemen aan het soort regering die de Bolsjewieken voorstelden. Hen opnemen zou zelfmoord zijn geweest.

De gebeurtenissen hadden de Bolsjewieken met een duizelingwekkende snelheid voortgedreven. De sovjetstaat van 1917 was uit noodzaak vervangen door de eenpartijstaat van de jaren na 1920. De sovjets werden weinig meer dan een front voor de Bolsjewieken. Vanaf 1919 waren er geen verkiezingen voor de sovjet van Moskou voor een periode van meer dan 18 maanden.

De eenpartijstaat werd niet geboren uit machtswellust of wat voor lafhartige bedoeling dan ook. Zoals we zagen, werd iedere stap terug, iedere concessie opgedrongen door de druk van de gebeurtenissen, en was bedoeld als een zuiver tijdelijke maatregel. De erosie van de democratie was een direct gevolg van de slachtingen, aangericht tijdens de oorlog, en waarvoor de verantwoordelijkheid ligt bij de westerse kapitalistische mogendheden. Ze waren niet in staat geweest om de arbeidersstaat van buitenaf te verpletteren, maar ze hadden nu wel de voorwaarden geschapen voor verval van binnenuit.

4. Arbeiders en boeren

Het eind van de Burgeroorlog gaf de Bolsjewieken geen respijt. De bijna ononderbroken cyclus van oorlog, revolutie en nog meer oorlog had het toch al achterlijke land zó uitgeput, dat het vaak eerder op het achttiende-eeuwse Frankrijk leek dan op een moderne twintigste-eeuwse maatschappij.

Zodra de onmiddellijke dreiging van de contrarevolutie was teruggeslagen, kwam het potentiële conflict tussen de klassen die samen de revolutie hadden gemaakt, de arbeiders en de boeren, tot uitbarsting. De boeren hadden één ding, en één ding alleen gewild van de revolutie: land. Nu de Witte Legers uit Rusland waren verdreven, was er geen kans op de terugkeer van de landheren. De boeren vertrouwden erop dat hun bezit van de grond was veiliggesteld. Het bondgenootschap met de arbeiders was voorbij. Hun belangen gingen nu niet verder dan hun eigen kleine stukje eigendom. Veel boeren zagen een nieuwe vijand: het Bolsjewistische regime, met zijn vorderingen van graan en de belastingen die ze nodig hadden om de steden te laten overleven. Toen de Bolsjewieken hun naam veranderden in ‘Communistische Partij van de Sovjet-Unie’, vatten veel boeren hun mening als volgt samen:

‘De Bolsjewieken waren O.K. Zij gaven ons land. Maar die Communisten … ze nemen alles af van het platteland en geven het aan de steden.’

Deze nieuwe oppositie tegen de Bolsjewieken stak de kop op met de muiterij van Kronstadt in 1921. De vesting van Kronstadt bewaakte de toegangswegen naar Petrograd. In oktober 1917 waren de matrozen van Kronstadt hèt stormcentrum van de revolutie geweest. Veel Bolsjewieken waren ontzet toen ze het nieuws hoorden dat de matrozen nu in opstand waren gekomen. Als Kronstadt niet aan onze kant staat zijn we zeker ten ondergang gedoemd!

Maar Kronstadt in 1921 was niet het Kronstadt van de revolutie. Veel van haar beste vechters waren vertrokken om te gaan vechten in het leger aan het front. Velen waren gestorven bij het verdedigen van de revolutie. In hun plaats waren boerenrekruten gekomen, van wie de loyaliteit alleen verzekerd was door angst voor de terugkeer van de landheren. De opstand van Kronstadt was een uitdrukking van de breuk van de boeren met de socialistische doelen van de Bolsjewieken. Neem hun eisen maar in beschouwing: sovjets zonder Bolsjewieken en een vrije markt voor landbouwproducten. Het accepteren van de eisen van Kronstadt zou de overgave van de socialistische revolutie betekenen.

Victor Serge, een anarchist die was overgegaan naar de Bolsjewieken na de Oktoberrevolutie, had grote sympathie voor de matrozen van Kronstadt, en stond zeer kritisch tegenover de meedogenloosheid waarmee ze werden neergeslagen. Maar uiteindelijk wist hij dat de Bolsjewieken gelijk hadden. Socialistisch Rusland was in gevaar. In die tijd braken niet minder dan vijftig boerenopstanden uit. Hij schreef:

‘Na vele aarzelingen, en met onuitsprekelijke smart, verklaarden mijn Communistische vrienden en ik dat wij aan de kant van de partij stonden … Het land was volkomen uitgeput, en de productie stond praktisch stil; er waren geen reserves van enige aard, zelfs geen reserves aan uithoudingsvermogen in de harten van de massa’s. De arbeiderselite die was gevormd in de strijd tegen het oude regime was letterlijk gedecimeerd.

De partij, snel gegroeid door de toevloed van machtswellustelingen, gaf weinig zelfvertrouwen. Van de andere partijen bestonden alleen nietige kernen, waarvan de aard hoogst twijfelachtig was. Het leek duidelijk dat deze groepjes binnen een tijd van weken weer tot leven konden komen, maar alleen door het opnemen van duizenden verbitterde, ontevreden en opruiende elementen. Dit waren niet langer, zoals in 1917, enthousiaste mensen voor de jonge revolutie. Het ontbrak de sovjetdemocratie aan leiding, instituten en inspiratie; achter haar stonden alleen massa’s verhongerende en wanhopige mensen.

De contrarevolutie van delen van de bevolking vertaalde de eis voor vrij gekozen sovjets in één voor ‘sovjets zonder Bolsjewieken’. Als de Bolsjewistische dictatuur zou vallen, was het maar een kleine stap naar chaos, en door chaos een boerenopstand, het afslachten van de Communisten, de terugkeer van de émigré’s, en uiteindelijk, door de pure kracht van de gebeurtenissen, een andere dictatuur, dit keer antiproletarisch.’

De Bolsjewieken konden geen afstand doen van de staatsmacht. Dat wel doen zou, zoals Serge zei, de weg vrijmaken voor een volledige contrarevolutie. Ook konden ze de Spartaanse bezuinigingspolitiek van het ‘Oorlogscommunisme’, waardoor de boeren in opstand waren gekomen, niet voortzetten. Het was tijd om van koers te veranderen. Zoals Lenin zei: ‘De gebeurtenissen van Kronstadt waren als een bliksemflits die meer licht wierp op de werkelijkheid dan al het andere.’

De Bolsjewieken besloten op te roepen tot een tijdelijke stap terug om het Rusland van de arbeiders te redden van een zekere dood. Deze terugtocht noemden ze de Nieuwe Economische Politiek (NEP), die tot doel had om de boeren te verzoenen door het doen van concessies, terwijl tegelijkertijd een sterk, gecentraliseerd staatsapparaat werd gehandhaafd. De Nieuwe Economische Politiek kan als volgt worden samengevat:

  • Herinvoering van particuliere handel
  • Een belasting op graan in plaats van de gehate rekwisities
  • Kleinschalige kapitalistische bedrijven
  • Acceptatie van het principe van winstgevendheid in de staatssector
  • Strikte financiële orthodoxie

De NEP was inderdaad een wanhopige gok. Iedere Bolsjewistische leider wist dat het de herleving van delen van de oude kapitalistische economie betekende, en op zijn beurt van resten van de oude klassen. Twijfel begon te knagen aan vele toegewijde partijleden: wat is er over van ons socialistische Rusland? De arbeiders oefenden geen enkele macht van betekenis uit. Hoe kon dat ook, als de meesten van hen werkeloos waren? De economie was niet gepland. Hoe kon dat ook zo zijn terwijl er overal anarchie was?

In zijn boek ‘Memoires van een revolutionair’ legt Victor Serge uit hoe Rusland er toen uitzag:

‘En nu begonnen de steden waarover we regeerden er vreemd uit te zien: we voelden onszelf wegzinken in de modderpoel – verlamd, gecorrumpeerd … Geld smeerde de hele machine zoals onder het kapitalisme. Anderhalf miljoen werklozen ontvingen steun – inadequate steun – in de grote steden … Klassen werden herboren onder onze eigen ogen; aan de onderkant van de ladder ontvingen de werklozen 24 roebel per maand; aan de bovenkant ontving de ingenieur [de expert, niet de gewone arbeider] 800, en tussen beiden in, de partij functionaris met 222, maar deze verkreeg vele zaken voor niets. Er was sprake van een groeiende kloof tussen de welvarendheid van enkelen en de misère van velen.’

De dromen van Oktober, van gelijkheid, arbeidersmacht, een klasseloze maatschappij, waren bezig te verdrinken in een zee van armoede en isolatie, opgelegd door een vijandige, kapitalistische wereld. Alleen de staat, bemand door Communisten, leek de socialistische doelen van de belegerde revolutie te waarborgen.

Maar dat is een hopeloos optimistische weergave van de gebeurtenissen. Tegen het einde van 1921 was er een ontstellend aantal van 5.880.000 staatsfunctionarissen; vijf maal zoveel als het aantal industriearbeiders! En, alsof dat niet somber genoeg was, was van deze miljoenen slechts een minderheid Bolsjewieken. Wat de rest betreft, kon slechts op weinigen vertrouwd worden dat ze trouw zouden blijven aan de revolutie. De partij was gedwongen geweest om duizenden leden van de oude Tsaristische bureaucratie aan te stellen om een functionerend regeringsapparaat te handhaven.

Lenin zag de gevaren hiervan toen hij sprak op het partijcongres van 1922:

‘Waar het ons aan ontbreekt is duidelijk genoeg. De heersende laag van de Communisten ontbreekt het aan cultuur. Laten we kijken naar Moskou. Deze massa bureaucraten – wie leidt wie? De 4.700 verantwoordelijke communisten de massa van bureaucraten, of omgekeerd? Ik geloof niet dat je eerlijk kunt zeggen dat de communisten de massa leiden. Om het eerlijk te stellen, zij zijn niet de leiders, maar ze worden geleid.’

Het staatsapparaat was ‘geleend van het tsarisme en nauwelijks beroerd door de sovjetwereld … een bourgeois en tsaristisch mechanisme.’ De staat was ‘een arbeidersstaat met bureaucratische vervormingen’.

En als de Bolsjewieken geleid werden door de resten van de oude maatschappij, kan er geen twijfel over bestaan in welke richting. We hebben gezien hoe de hele smerige troep van de klassenmaatschappij was begonnen te herleven. De vertegenwoordigers van de rijke boeren, de kleine kapitalisten, de bureaucraten, allen begonnen ze de Communisten te beïnvloeden.

De revolutionair-socialistische partij kon niet immuun blijven voor zulke immense sociale druk. De partij zélf was bezig te ontaarden. Als Rusland was uiteengevallen ‘van de communestaat van 1917 tot de partijdictatuur van eind 1918’ (een verschuiving die na 1918 op dramatische wijze versnelde), dan veranderde de partij ook, van een democratische arbeidersorganisatie in een bureaucratisch monster. Nu ze aan de macht waren, trokken de Communisten allerlei mensen aan die hen graag dood hadden gezien vóór de revolutie.

Het rapport van het achtste partijcongres van maart 1919 zei:

‘Elementen die niet in voldoende mate communistisch zijn, of zelfs direct parasitair, stromen in groten getale de partij binnen. De Russische Communistische Partij is aan de macht, en dat trekt onvermijdelijk, samen met de betere elementen, ook carrièristische elementen aan.’

In 1922 gaf Lenin toe dat: ‘we een bureaucratie hebben, niet alleen in de sovjetinstituten maar ook in de instituten van de partij.’ Het partijcongres eiste: ‘Een serieuze zuivering … in sovjet- en partijinstituten’. Het woord ‘zuivering’ betekende: breken met hen die merkbaar andere opvattingen hadden over de Bolsjewistische traditie, en had geen spoor van de sinistere ondertoon die het later zou krijgen.

Lenin eiste keer op keer het royement van de zelfzuchtigen en opportunisten, maar de partij groeide nog steeds, van minder dan 200.000 in begin 1918 tot 650.000 in oktober 1921. Negentig procent van deze partijleden was in oktober 1917 nog geen lid geweest.

De Bolsjewistische Partij werd geboren, ontwikkelde zich, werd sterk en kwam aan de macht als een partij van arbeiders, gestaald in arbeidersstrijd, aangevuurd door de hoop van arbeiders. Maar nu de beste leden van de arbeidersklasse waren gestorven op het slagveld of het staatsapparaat waren ingezogen, nu de arbeiders in de fabriek gedemoraliseerd en zwak waren, was de partij een boot zonder roer.

Toen de partijgelederen werden gevuld door arbeiders die hadden gevochten voor de Bolsjewistische politiek in de twee revoluties van 1917, was het nauwelijks voorstelbaar dat de partij zou afwijken van haar socialistische doelen. In 1919 vormden deze trouwe aanhangers één op de tien leden van de partij. In 1922 was dat slechts één op de veertig. Nu gingen Communistische arbeiders, met een volledige toewijding aan de zaak van de socialistische revolutie, familiair om met mensen van zeer dubieuze politieke herkomst. De partij zwol op. Het werd overgelaten aan de leidende Bolsjewieken, met hun onwankelbare revolutionaire enthousiasme, om haar op koers te houden. Zoals Lenin schreef:

‘Het moet erkend worden dat de proletarische politiek van de partij op dit moment niet bepaald wordt door haar basis, maar door de immense en onverdeelde autoriteit van de nietige secties die de ‘Oude Garde’ van de partij genoemd zouden kunnen worden.’

De oude Bolsjewieken moesten de partij beschermen tegen mensen die deze steeds meer gingen beschouwen als onlosmakelijk deel van hun carrière. Ze konden geen beroep doen op de ontmoedigde arbeidersklasse. De enige weg was het uitoefenen van een ijzeren discipline over de partijleden. Deze meest democratische van alle partijen verbood nu ’tijdelijk’ interne fractievorming. Geen minderheidsstandpunten konden worden ingenomen, voor het geval dat ze antisocialistische krachten in de kaart zouden spelen. Alleen het Bolsjewistische leiderschap waarborgde de socialistische politiek.

Een minderheid van een minderheid heerste nu over Rusland. De Bolsjewieken handhaafden een dictatuur over het volk. De Bolsjewistische leiding handhaafde een dictatuur over de gewone leden van de partij. Hoe tegenstrijdig was dat met de democratische tradities van de partij! Lenin zelf had in de partij vele malen een minderheidsstandpunt ingenomen. In april 1917 bijvoorbeeld moest hij een platform organiseren in oppositie tegen het grootste deel van het Bolsjewistische Centraal Comité om te pleiten voor een onmiddellijke socialistische revolutie. Later in dat jaar hadden twee partijleiders, Kamenev en Zinovjev, in het openbaar geargumenteerd tegen het besluit om de opstand te beginnen. Ze mochten toch hun partijfuncties behouden.

Nog in 1921, tegen het einde van de Burgeroorlog, drukte de Partij 250.000 exemplaren van het Programma van de Arbeiders Oppositie, en werden twee leden van de oppositie gekozen in het Centraal Comité. Geen enkele kapitalistische regering heeft ooit een dergelijke vrijheid van discussie toegestaan in oorlogstijd.

In 1922 waren deze tradities dood of stervende. Niet, zoals velen van de ‘experts’ ons willen doen geloven, vanwege een fundamentele fout van het socialisme, of de totalitaire aard van de Bolsjewieken, maar omdat de isolatie van de revolutie ze vernietigd had.

Hoe diep het verval was gegaan, werd niet volledig beseft totdat de economie zich na de Burgeroorlog begon te herstellen. Je zou verwachten dat de lonen langzaam zouden beginnen te stijgen en dat de arbeidersbeweging de kracht en het zelfvertrouwen van vóór de oorlog terug zou krijgen. Verre van dat. Vanwege de maatregelen van de Nieuwe Economische Politiek ging het geld dat beschikbaar werd voornamelijk naar de boeren. Iedereen leek te profiteren, behalve de arbeiders.

Door te proberen de onvrede van de boeren af te kopen, slaagden de Bolsjewieken er niet in om de omstandigheden te verbeteren van de enige klasse op wie ze konden vertrouwen om hun socialistische doelen te steunen, de arbeiders.

En de arbeiders gingen er niet alleen op achteruit in vergelijking met de boeren. In 1922 maakten arbeiders 65 procent uit van het management in de industrie, zodat verzekerd was dat elementen van arbeidersmacht overleefden. In 1923 was dat cijfer gedaald tot 36 procent. Een nieuwe geprivilegieerde groep kwam op: de ‘rode industriëlen’. Zij profiteerden van hoge salarissen, en ze konden naar believen mensen aannemen en ontslaan.

5. De opkomst van de bureaucratie

Het was dan ook nauwelijks een wonder dat, toen er verdeeldheid binnen de partij ontstond over de richting die de revolutie opging, de arbeiders weinig interesse toonden.

De Bolsjewistische Partij had de Russische maatschappij bijeengehouden gedurende de chaos van de Burgeroorlog, contrarevolutie en honger, maar na de overwinning kwamen ze in een bemiddelaarsrol terecht tussen de strijdende sociale krachten die opkwamen tijdens de Nieuwe Economische Politiek. Ze probeerde te balanceren tussen de arbeiders en de boeren, tussen de boeren en de nieuwe privékapitalisten of ‘NEP-mannen’. Dit konden ze niet doen zonder gehoor te geven aan de druk van deze verschillende klassen.

Het gevaar was dat de kleine handelaar, de rijke boer, de fabrieksmanager, allemaal zouden aankomen bij het kantoor van de Communistische functionaris om voor hun belangen te lobbyen. Maar de arbeiders op de werkvloer? Zij konden weinig druk uitoefenen. De Communisten probeerden de belangen te verdedigen van arbeiders die ze zelden tegenkwamen, en wiens levensomstandigheden ze niet langer deelden, tegen mensen die alom tegenwoordig waren met hun macht, hun eisen en hun overredingskracht. De situatie van de Communistische functionaris leek in feite op die van de voltijdsvakbondsbureaucraat van vandaag de dag. Zonder constante controle door de gewone leden, begonnen ze zich meer en meer aan te passen aan de vertegenwoordigers van andere sociale krachten.

De klassenstrijd die plaatsvond in Rusland kwam in toenemende mate binnen de partij tot uitdrukking. Tot de dood van Lenin in 1924 bleef het conflict onderhuids. Na zijn dood zou binnen de partij een openlijke oorlog uitbreken. In de laatste jaren van zijn leven waarschuwde Lenin voortdurend tegen de dreiging van de bureaucratie, dit ‘bourgeois-Tsaristisch apparaat, nauwelijks gevernist met socialisme’. Zijn laatste, wanhopige strijd binnen de partij ging over het Arbeiders en Boeren Inspectoraat, een lichaam dat opgezet was om precies die vreselijke kwaal van bureaucratisering te bestrijden. De urgentie waarmee Lenin zijn kampanje tegen de bureaucraten voerde, bevestigt de ernst van de dreiging die ze vormden.

De taak van het Arbeiders en Boeren Inspectoraat was het ‘bestrijden van bureaucratisch beheer, carrièrisme, het misbruik van partij- en sovjetposities door partijleden, de schending van kameraadschappelijke verhoudingen binnen de partij, het verspreiden van ongegronde en onbewezen geruchten en insinuaties, die de partij of haar individuele leden in diskrediet brengen, en andere zulke berichten die de eenheid en de autoriteit van de partij beschadigen.’

In het licht van wat we eerder zeiden, was dit een vitale organisatie. Maar het Inspectoraat zélf was al een instrument van de groeiende partijbureaucratie. Zijn hoofd was een tweederangs leider van de revolutie, Stalin. Zoals Isaac Deutscher het later stelde, vormde Stalin het Inspectoraat om tot ‘zijn privépolitie binnen de regering’.

In zijn laatste dagen viel Lenin het Inspectoraat aan vanwege zijn ‘belachelijke dikdoenerij … die volledig in de kaart speelt van onze sovjet- en partijbureaucratie’. Op het laatst riep Lenin op tot het verwijderen van Stalin als Secretaris-generaal van de partij. Het was te laat. Stalin was te diep geworteld. Hij was de man van het partijapparaat, de echte profiteur van de interne partijstrijd die plaatsvond na Lenins dood.

Drie belangrijke tendensen ontwikkelden zich in de strijd om de controle over de Communistische Partij:

  • DE LINKSE OPPOSITIE, gegroepeerd rond Trotski, de organisator van de Oktoberopstand en de leider van het Rode Leger, belichaamde de traditie van het revolutionair-socialisme. Het uitgangspunt van haar betoog was dat je geen socialisme kunt hebben zonder arbeidersdemocratie. De Linkse Oppositie probeerde de partij te democratiseren, de groeiende bureaucratie in toom te houden en een industrialisatieprogramma uit te voeren.
  • Hun doel was het herleven van de arbeidersklasse als de centrale sociale en politieke kracht, en opnieuw de basis te leggen voor echte sovjetdemocratie. Ze hadden niet de illusie dat dit mogelijk was zuiver en alleen door wilskracht. Sovjet-Rusland had gewoonweg de hulpbronnen niet om een snellere industrialisering te bereiken zonder enorme offers te eisen van de boeren. Het uitbreiden van de revolutie naar andere landen bleef voor de Linkse Oppositie een absolute prioriteit.
  • Maar hoewel de Linkse Oppositie het voordeel had dat ze een duidelijke, krachtige politiek bezaten die wortelde in de Bolsjewistische traditie, had ze ook een groot nadeel. Haar aanhangers argumenteerden namens een arbeidersklasse die zo verzwakt was dat ze zelf niet deel kon nemen aan het politieke debat.
  • De andere fracties waarmee ze moesten concurreren, ‘Rechts’ en het ‘Centrum’, waren veel dieper geworteld in de partijbureaucratie. Voor functionarissen die meer gewend waren dat ze goede maatjes waren met andere functionarissen, leek de conservatieve politiek van Rechts en het Centrum zowel realistischer als aantrekkelijker.
  • RECHTS bestond uit diegenen die niet alleen de huidige concessies aan de boeren ten koste van de arbeiders voorstonden, maar zelfs meer wilden. Ze waren zich gaan identificeren met de rijke boeren, de Koelakken, met de kapitalistische landbouwers en de zogeheten ‘rode industriëlen’. Zo ver hadden ze zich verwijderd van hun revolutionair-socialistische beginselen dat hun leider, Bukharin, de boeren opriep om zichzelf te verrijken.
  • HET CENTRUM, hoewel weinigen dat destijds dachten, was het belangrijkst. Dit was de partijbureaucratie, gegroepeerd rond Stalin, woordvoerder voor het invloedrijke staatsapparaat dat Lenin zo gevreesd had.

Het was de meeste mensen duidelijk waar Links en Rechts voor stonden. Aan de ene zijde, de heropbouw van de arbeidersbeweging; aan de andere, de bescherming van de belangen van de boeren. Maar hoe zat het met het Centrum? Een tijd lang sloot het een verbond met Rechts tegen Trotski’s aanhangers. Sommigen dachten dat Rechts en het Centrum zich samen bewogen naar een herstel van de oude kapitalisten. Maar het Centrum ontwikkelde in toenemende mate duidelijke eigen ideeën en belangen. De interne partijgevechten van de jaren twintig waren meer dan alleen een factiestrijd tussen verschillende vleugels van de Bolsjewistische Partij: de bureaucratie ontwikkelde zichzelf tot een klasse.

De meest veelzeggende mijlpaal in de opmars van de bureaucratie is waarschijnlijk de aankondiging van de doctrine van ‘Socialisme in één land’, een opvatting die als absurd zou zijn bestempeld op eerdere Congressen van de partij. Tegenover het internationalisme van Trotski en de Linkse Oppositie, dat ooit werd aangehangen door de hele partij, verenigde Stalins groep zich nu rond een filosofie van onbeschaamd nationalisme.

De stalinistische bureaucratie, die in het begin tussen de verschillende secties van de Sovjetmaatschappij zwabberde, vormde in toenemende mate een geheel, met doelstellingen en macht die haar verzekerde van een makkelijke overwinning op haar tegenstanders. Zelfs toen Zinovjev, Kamenev, en Lenins weduwe Krupskaja zich voegden bij Trotski, in gezamenlijke oppositie tegen Stalin, waren ze niet in staat hem te stoppen. Terwijl zij de stervende resten van de arbeidersmacht vertegenwoordigden, belichaamde Stalin een werkelijke en levende kracht, een kracht die voortdurend machtiger werd. Tegenover Stalins machine, was de oppositie als een aantal generaals dat zonder leger te velde trokken.

De bureaucratie maakte aanspraak op de macht toen ze een vernietigende propagandaoorlog lanceerde tegen haar opponenten, onmiddellijk na Lenins dood.

Lenins begrafenis werd veranderd in een bijna religieuze aangelegenheid, waarbij Stalin een soort hymne aan de dode man aanhief. Tegen alles in wat Lenin tijdens zijn leven had gezegd, en tegen de wensen van zijn weduwe Krupskaja in, lanceerde de heersende fractie de cultus van het ‘Leninisme’. Ze begroeven Lenins gemummificeerde lichaam in een mausoleum, en verhieven hem zo tot een bijna goddelijke status. Zijn geschriften waren niet langer een leidraad voor actie, van dag tot dag getest in de strijd zelf; ze werden een Heilige Schrift, waaruit werd voorgelezen bij het verbannen van één of andere heiligschenner uit de partij.

Het eerste doelwit waren Trotski en de Linkse Oppositie, die werden blootgesteld aan een stortvloed van leugens, beschimpingen en intimidatie. Ze werden weggejoeld bij vergaderingen, hun protestdemonstraties werden uit elkaar gejaagd. In de demonenleer, uitgevonden door Stalins aanhangers, stond het goede van het ‘Leninisme’ tegenover het kwade van het ‘Trotskisten’ in een strijd op leven en dood.

De jarenlange samenwerking tussen de twee leidende figuren van de revolutie was vergeten. Lenins laatste verklaring over Trotski als het ‘meest kapabele lid van het Centraal Comité’, en de aanbeveling om Stalin te verwijderen werden genegeerd. Het propaganda-apparaat, dat werkte op volle kracht, ontdekte lang vergeten onenigheden tussen de twee mannen, en rechtvaardigde het royement en de deportatie van de ‘Trotskisten’. De weg was vrij voor de nachtmerrieachtige heksenjacht van de jaren ’30, met absurde taal over ‘Trotski-fascisme’ en dergelijke.

Een jaar later ondergingen de volgelingen van Zinovjev en Kamenev hetzelfde lot. Zinovjev, de erkende leider van de partij, werd van zijn post gedwongen als hoofd van de partij in Leningrad. Stalins opponenten werden geroyeerd en gedeporteerd, net zoals de Tsaar zijn opponenten in het verleden had verwijderd. Iedereen die weerstand bood werd gevangen gezet. Er heerste een nieuwe atmosfeer in de partij. Weg was het vrije debat van voorgaande jaren. Nu vroeg de voorzitter ‘Is iemand het oneens?’. En niemand stak zijn hand op.

De leiders van de Oktoberrevolutie werden verjaagd en vervangen door mensen die later gekomen waren, functionarissen wiens loyaliteit bij de bureaucratie lag. Tussen 1923 en 1929 werd de bureaucratie zich ervan bewust dat haar belangen verschilden van die van de arbeiders. Met het wegwerken van de Oude Garde van de revolutie, verpletterde de bureaucratie de laatste mensen die de traditie van arbeidersdemocratie in leven hielden. Stalins theorie van ‘Socialisme in één land’ was niet slechts een andere, voorzichtiger weg naar het einddoel van internationaal socialisme; ze leidde naar een ander doel.

6. De nieuwe heersende klasse

1929 was het jaar van de afrekening. Dat jaar gokten de boeren op een graanstaking om meer concessies van de staat af te dwingen. Misschien dachten ze door Stalins eerdere alliantie met Bukharin, dat hun belangen hem ter harte gingen. Maar hun ongelijk had niet groter kunnen zijn. De bureaucratie stond in dienst van niemand behalve zichzelf. De stalinistische bureaucratie maakte nu een scherpe draai in haar politiek. Ze namen een aantal elementen over van het platform van de Linkse Oppositie en voerden die op een barbaarse manier tot in het extreme door.

Op het platteland begon de bureaucratie de economische macht van de boeren te breken. Ze begonnen aan ‘de liquidatie van de Koelakken [rijke boeren] als klasse’. Gewapende detachementen werden de dorpen ingestuurd om beslag te leggen op graan om de groeiende steden te voeden. Ze legden, via de zogenaamde ‘collectivisatie’ van de landbouw, staatscontrole op, waarbij de boeren onteigend werden. De boeren verzetten zich hiertegen, en werden met ongekende barbaarsheid onderdrukt. Letterlijk miljoenen boeren stierven, en het ging hierbij absoluut niet om allemaal leden van de Koelakkenklasse.

In de steden was de bureaucratie vastbesloten om de levensstandaard van de arbeiders omlaag te dwingen. Tot 1929 hadden de arbeiders nog een aantal van de verworvenheden van Oktober overgehouden. Via een lichaam bekend als de ‘Trojka’ beïnvloedden de vakbonden en Communistische arbeiders het beleid van het management. Arbeiders hadden nog steeds het recht om te staken en wonnen een derde van de stakingen. Het loon van een partijfunctionaris was nog steeds gelijk aan dat van een geschoolde arbeider. De staat kon dan ontglipt zijn aan de handen van de arbeiders, maar er waren nog sporen van arbeidersmacht aanwezig.

Eind 1928 werd de macht van de Trojka verminderd. Stakingen werden niet langer toegestaan of zelfs maar gerapporteerd in de pers. Vanaf het eind van 1930 konden arbeiders zelfs niet van baan veranderen zonder toestemming.

In het programma van de Linkse Oppositie betekende industrialisatie het opnieuw leven inblazen van de arbeidersmacht en de sovjets. Trotski had gesproken van een groeisnelheid van 20 procent. Nu dreef Stalin dat op tot 40 procent. En nergens was er maar een beetje sprake van grotere democratie of internationalisme. In de handen van de stalinistische bureaucratie betekende de politiek van industrialisatie dat alles ondergeschikt werd gemaakt aan de nationale belangen van de Russische staat.

Wat Stalin en de bureaucratie hadden bereikt was geen staatsgreep, geen kleine verandering aan de top. De vrijwel totale vernietiging van de arbeidersklasse door een decennium van oorlog, contrarevolutie, belegering en hongersnood had hen de controle over de staat bezorgd. Ze vernietigden alle oppositie met succes, of het nu van de boeren kwam of van de mensen in de partij die nog steeds trouw waren aan de idealen van Oktober. De bureaucratie was de nieuwe heersende klasse. Vanaf 1929 zette de bureaucratie iedere verworvenheid van de revolutie op zijn kop. Zoals Isaac Deutscher schreef:

‘In 1929, vijf jaar na Lenins dood, begon sovjet-Rusland aan haar tweede revolutie, die uitsluitend en alleen geleid werd door Stalin.’

Stalins aanhangers controleerden de fabrieken, de dienstensector, de politie en het leger. Ze ondervonden geen oppositie van enig belang. Ze controleerden de staat. Ze hoefden de politieke macht niet te grijpen – die hadden ze al. Ze hadden hun opponenten binnen de partij vervolgd, ze hadden de laatste overblijfselen van arbeidersdemocratie vernietigd, ze hadden de macht van de boeren gebroken. Ze waren de enige macht in Rusland.

Het was een volledige contrarevolutie. De lonen werden tussen 1930 en 1937 met de helft verlaagd. De toonverschillen werden vergroot. De hervormingen met betrekking tot abortus, echtscheiding en homoseksualiteit werden ingetrokken. Het onderwijs werd teruggedwongen in zijn autoritaire keurslijf. Revolutionairen in het buitenland werden gedwongen zelfmoordstrategieën te volgen, ontworpen door de Russische staat, met als tragisch dieptepunt de overwinning van het Nazisme in Duitsland. De Communistische Internationale was niet langer een wapen in de strijd voor de internationale socialistische revolutie; het was een werktuig van de Russische buitenlandse politiek.

Het meest tragisch van alles was dat Stalin Rusland in één groot werkkamp veranderde. Hij had de revolutie in haar tegendeel veranderd. In 1928, zelfs na meer dan tien jaar oorlog, waren er maar 30.000 politieke gevangenen in Rusland, en het aantal daalde. Ze werden niet slecht behandeld, en konden niet worden ingezet voor dwangarbeid. In 1931 zaten er twee miljoen mensen in de kampen. In 1933 waren het er vijf miljoen, en in 1942 een verbijsterende 15 miljoen. En dat waren geen contrarevolutionairen. Het waren arbeiders, boeren, onderwijzers, mensen die geloofd hadden in de revolutie.

In 1935-1937 vernietigde een massaal bloedbad, via een serie groteske showprocessen, wat er nog over was van de Bolsjewistische ‘Oude Garde’ die de revolutie had geleid. De Moskouse Processen waren de overwinning van de bureaucratie in hun Burgeroorlog tegen de massa’s. Ze getuigden van de uiteindelijke bevrijding van de bureaucratie van elke vorm van controle door het volk. Chroetsjev beschreef later wat er gebeurde met de afgevaardigden van het zeventiende partijcongres van 1934:

‘Van de 1.966 afgevaardigden werden er 1.108 gearresteerd … van de 139 leden en kandidaten van het Centraal Comité van de partij werden er 98, dus 70 procent, gearresteerd en neergeschoten.’

Iedereen die lid geworden was van de partij in de grote jaren – 80 procent van de afgevaardigden naar het 17e congres was lid geweest in 1921 – werd geliquideerd en vervangen door nieuwe mensen die niet de minste band hadden met de arbeidersbeweging.

Stalinistisch Rusland was de absolute tegenpool van de sovjetrepubliek. Lenin had gesproken over het afsterven van de staat:

‘We zullen in toenemende mate het afsterven van de staat zien, en de sovjetstaat zal niet zijn zoals de andere maar een enorme arbeiderscommune.’

En kijk nu naar Stalins groteske verdraaiing van deze woorden:

‘We gaan vooruit naar de afschaffing van de staat door middel van het versterken van de staat.

En deze versterken deed hij, door hem volkomen onafhankelijk te maken van iedere democratische druk. De sovjets kwamen helemaal niet bijeen in de jaren 1931-1935, de periode van de grootste transformatie van Rusland. Het Eerste Vijfjarenplan, de jaren waarin de contrarevolutie werd voltooid, vond plaats zonder dat zelfs maar de ‘hoogste autoriteit’ in het land, de Opperste sovjet, geraadpleegd werd! Een cultus van persoonsverheerlijking werd gevormd rond de persoon van Stalin. Hij werd de ‘geliefde leider’, de ‘meest wijze en grootste van alle tijden’, ‘stralend als de zon’. De maatschappij viel weer terug in de eeuwenoude tirannie van klassen, met de ‘Grote Man’ aan de top, daaronder de generaals, ministers en ambtenaren, en, helemaal onderaan, de werkende mensen die de rijkdommen scheppen waar dergelijke parasieten hun luie leventje van kunnen leiden.

Gelijkheid werd een vies woord. Dit was wat een Minister van Buitenlandse Zaken, Molotov, erover te zeggen had:

‘Bolsjewistische politiek vereist een resolute strijd tegen gelijkheidspredikers als medeplichtigen van de klassenvijand, als elementen vijandig ten opzichte van het socialisme.’

Eén van de idealen die de Oktoberrevolutie had doen ontvlammen was nu een contrarevolutionaire misdaad!

Het woord ‘socialisme’ werd besmet en gecorrumpeerd door de nieuwe Tsaar Stalin en zijn moorddadig systeem.

7. Lessen voor vandaag de dag

Tussen de socialistische staat van Rusland in 1917 en de bureaucratische monoliet van vandaag bestaat een enorme kloof. Er heeft een monsterlijke transformatie plaatsgevonden. Van een internationale socialistische revolutie naar nationalisme. Van de arbeidersdemocratie van de sovjets naar de dictatuur van het partijapparaat. Van volledige vrijheid van discussie en de vrijwillige acceptatie van discipline in de partij, naar onnadenkende, passieve gehoorzaamheid aan gezichtsloze bureaucraten. Van inspiratie naar een wrede bespotting van onze hoop.

Concurrentie met het westen verving internationalisme. Als het westen tanks had, dan moest Rusland tanks hebben; als het bommen had, dan Rusland óók. Als de Verenigde Staten Vietnam moesten binnenvallen, en Engeland Ierland, dan zou Rusland ‘zijn eigen’ satellieten Hongarije, Tsjecho-Slowakije en Afghanistan vertrappen. Rusland heeft zijn eigen kerncentrales, en met Tsjernobyl zijn eigen Three Mile Island of Sellafield. En als het Westen betaalt voor deze tekenen van ‘vooruitgang’ met het omlaag brengen van de levensstandaard van arbeiders, dan moet Rusland dat ook doen. Vanaf de jaren dertig begon Rusland te functioneren als iedere andere kapitalistische macht. Alleen betrof het nu een staatsbureaucratie die de arbeiders tiranniseerde, en niet privékapitalisten. Weinigen hebben de logica van het Russische systeem beter uitgedrukt dan Stalin zelf:

‘Het verminderen van vaart zou achterblijven betekenen; en zij die achterblijven worden verslagen. Wij willen niet verslagen worden. Nee, dat willen we niet. De geschiedenis van het oude Rusland … het werd onophoudelijk verslagen vanwege zijn achterlijkheid … door de Mongoolse Khans, … door de Turkse Beys, … door Pools-Litouwse Panz, … door Anglo-Franse kapitalisten, … door Japanse baronnen, het werd verslagen door allen – vanwege zijn achterlijkheid, vanwege militaire achterlijkheid, vanwege industriële achterlijkheid, vanwege agrarische achterlijkheid … We liggen vijftig of honderd jaar achter op de moderne landen. We moeten deze kloof in tien jaar overbruggen.’

Of, alweer:

‘De omgeving waarin wij zijn geplaatst … in binnen- en buitenland dwingt ons om een hoge groeisnelheid aan te nemen in onze industrie.’

Het is geen toeval dat Stalins woorden herinneren aan het Rijk van de Tsaar. Het is de rol van de bureaucratie in de geschiedenis geweest om de Russische staat te vestigen als een wereldmacht. Een dergelijke transformatie heeft niets met socialisme te maken. Een soortgelijke expansie vond plaats in Japan.

De reden waarom socialisme, arbeidersmacht, mislukte in Rusland in 1917 is niet omdat een dictatuur het onvermijdelijke resultaat is van een socialistische revolutie – zoals propagandisten voor het huidige systeem ons willen laten geloven. De Russische Revolutie ging verloren omdat de basis waarop het socialisme opgebouwd had kunnen worden vernietigd werd door een wereldoorlog, door de invasie van Rusland door buitenlandse legers, door een lange burgeroorlog.

Arbeidersmacht kan niet bestaan zonder arbeiders – en de arbeidersklasse was vernietigd. Er kan geen socialisme bestaan zonder hulpbronnen – en Rusland lag economisch in puin en bevond zich op de rand van totale hongersnood.

De reden waarom de Russische Bolsjewistische Partij eerst een bureaucratie werd en toen een nieuwe heersende elite onder Stalin, is niet omdat dit de onvermijdelijke ontwikkeling van iedere revolutionaire partij is – zoals, alweer, de burgerlijke ideologen ons willen doen geloven. De arbeiderspartij is gebaseerd op de arbeidersklasse – toen deze klasse vernietigd was, raakte de partij in Rusland geïsoleerd en werd uiteindelijk een bureaucratische elite. Het feit dat tienduizenden socialisten stierven, in Stalins kampen en voor vuurpelotons, in hun strijd om dit te voorkomen, getuigt van de kracht en toewijding van de partij die de revolutie leidde.

Op het moment dat de bureaucratie aan de macht was, handelde ze zoals elke andere heersende klasse in de wereld. In 1929 werden onafhankelijke vakbonden verboden, het stakingsrecht afgeschaft en de lonen verlaagd. Rusland was een kapitalistische macht geworden zoals alle andere – met als enige verschil dat in Rusland uitsluitend de staatsbureaucratie de heersende klasse was, dat het staatskapitalisme was.

Rusland had opgehouden een voorbeeld te zijn voor de arbeiders in de kapitalistische landen, van een toekomstige socialistische maatschappij. Het was een concurrent geworden in het moorddadige spel van diefstal, intrige en oorlog, een imperialistische macht, een symbool van onderdrukking en onrechtvaardigheid.

De overwinning van de nieuwe staatskapitalistische klasse had afgrijselijke gevolgen, die ertoe leidden dat generaties lang werkende mensen zich in walging afkeerden van het socialisme. Het veranderde de droom van de bevrijding van de mensheid in een duistere nachtmerrie. Zoals Trotski zei in het jaar vóór zijn dood:

‘Het stalinisme moest eerst politiek, daarna fysiek, de leidende kaders van het Bolsjewisme uitroeien om datgene te worden wat het nu is, een apparaat van de geprivilegieerden, een rem op de historische vooruitgang, een agentuur van het wereldimperialisme.’

Vandaag de dag moeten wij als socialisten uitleggen wat er in Rusland gebeurd is. ‘Was stalinisme niet gewoonweg een voortzetting van de revolutie? Zal niet elke revolutie op hetzelfde uitdraaien?’ vragen mensen. Nee, antwoorden wij. Wat we zien in het Rusland van vandaag de dag is niet ‘socialisme dat verkeerd is uitgepakt’. Het is het absolute tegendeel van socialisme, en alleen een nieuwe arbeidersrevolutie zal dat veranderen.

De wereld van nu heeft veel grotere technologische hulpbronnen dan de wereld van 75 jaar terug. We hebben immense reserves aan rijkdommen en creativiteit tot onze beschikking. Een wereld zonder gezwoeg is niet langer een droom. Het is een reële mogelijkheid als nooit tevoren in de geschiedenis. Alleen een corrupte, op winst beluste heersende klasse staat ons in de weg. Socialisme blijft het enige alternatief voor de barbaarse prioriteiten van het kapitalisme.

In de strijd van de Bolsjewieken voor socialisme, vinden we een schat aan ervaringen waarvan we kunnen leren. In de weigering van vele revolutionairen om te bezwijken voor wanhoop en anticommunisme, is sprake van een vastberadenheid en een idealisme waaraan wij een voorbeeld kunnen nemen.

Victor Serge maakte de grote jaren van de revolutie mee, en het verval en de nederlaag ervan. Maar nog steeds wilde hij zijn geloof niet opgeven in het vermogen van werkende mensen om de wereld te veranderen. Hij antwoordde aan hen die de Oktoberrevolutie willen besmeuren met het akelige spook van het stalinisme in deze bewoordingen:

‘Het wordt vaak gezegd dat ‘het kiem van het stalinisme vanaf het begin in het Bolsjewisme aanwezig was’. Wel, ik maak geen bezwaar. Alleen, Bolsjewisme bevatte ook vele andere kiemen – een massa andere kiemen – en zij het enthousiasme meemaakten van de eerste jaren van de eerste zegevierende revolutie moeten dat niet vergeten. De levende man te beoordelen aan de hand van de kiemen des doods die de autopsie blootlegt in een lijk – en die hij in zich gedragen zou kunnen hebben sinds zijn geboorte – is dat erg verstandig?’

De ‘massa andere kiemen’ waarover Serge spreekt, zijn arbeidersmacht, vrouwenbevrijding, een eind aan armoede en onderdrukking, een nieuwe kameraadschap en edelmoedigheid van mensen, de bevrijding van menselijke relaties van de zorgen van eigendom en overheersing, het verdwijnen van racisme en vooroordelen. In het kort, de geboorte van menselijke vrijheid.

De Bolsjewieken vochten. Ze verloren.

Hun nederlaag bracht de gruwelijke tweeling van fascisme en oorlog voort. Hun strijd voor de bevrijding van de mensheid werd verpletterd, en er volgde een tweede donkere eeuw waarin zich een bloedige weg uitstrekte van Buchenwald naar My Lai, Guernica naar Cambodja, en zovelen in de arbeidersbeweging accepteerden de gruwelijke mythologie van het stalinisme.

Maar het stalinisme stort ineen; de duisternis loopt ten einde. De jaren ’90 zijn begonnen: een periode vol nieuwe conflicten, in het Midden-Oosten, in Nederland en elders. Maar ook vol nieuwe kansen om een einde te maken aan dit moorddadig systeem. Het is nu meer dan ooit noodzakelijk de werkelijke tradities van de Oktoberrevolutie te herontdekken. We staan sterker in de strijd, met het erfgoed van de miljoenen die in 1917 vochten voor vrijheid en socialisme.

Voor wie verder lezen wil

De beste weergaven van de Revolutie van 1917 zijn zonder twijfel ‘Tien dagen die de wereld deden wankelen’ van John Reed en Trotski’s ‘Geschiedenis der Russische Revolutie’. Een ander verslag van een deelnemer is Victor Serge’s ‘Memoirs of a revolutionary’, die laat zien hoe de Revolutie in Rusland deel uitmaakte van het opkomende getij voor socialisme door heel Europa. Over de Russische revolutie bestaat ook een brochure: ‘Russia: The making of the revolution’ van Steve Wright.

De achtergrond van de Bolsjewistische Partij en de ideeën waarop deze zich baseerde – die bewijzen dat het stalinisme niet ‘onvermijdelijk’ was – kunnen mensen vinden in Lenins ‘Staat en revolutie’ en een driedelige biografie van Lenin door Tony Cliff: ‘Building the Party’, ‘All power to the soviets’ en ‘The Revolution besieged’.

Voor de ontwikkeling van het stalinisme en de strijd ertegen, lees Trotski’s ‘The revolution betrayed’, Serge’s ‘From Lenin to Stalin’ of de Trotski-biografie van Cliff, waarvan momenteel drie delen zijn verschenen: ‘Towards October’, ‘The sword of the revolution’ en ‘Fighting the rising stalinist bureau-cracy’.

Een analyse van Rusland na Stalin wordt gegeven in Cliffs ‘State Capitalism in Russia’, waarvan ‘The great lie’ door Abbie Bakan een populaire samenvatting is.

Deze boeken zijn verkrijgbaar in goede linkse boekhandels, of via de linkse uitgeverij/boekhandel Bookmarks in Londen.