De vrijemarktverzorging van Klink en consorten

‘Maar waarom kan ik dan niet thuis sterven?’ De vraag van de doodzieke vrouw is simpel, het antwoord dat ik moet geven helaas niet. Voor de zoveelste keer begin ik mijn uitleg: ‘U heeft een pakket terminale zorg thuis gekregen van de staat. Dit pakket bestaat uit 528 zorguren. U gebruikt nu elf uur per dag aan zorg. Deze uren worden van de 528 uur afgetrokken en na anderhalve maand zijn de uren op.’ Met tranen in haar ogen vraagt de vrouw: ‘En dan moet ik naar een verpleeghuis of hospice terwijl ik dat zelf niet wil?’
28 juli 2010

Door John van Mullem (ZZP’er in de zorg)

Ik ben over het algemeen goed in slechtnieuwsgesprekken en aangezien ik dit verhaal dit jaar al zo vaak heb uitgelegd aan stervende mensen zou ik het beroepshalve emotieloos moeten kunnen. Toch krijg ik keer op keer een brok in mijn keel als ik dit harde, onmenselijke neoliberale beleid van de Nederlandse staat moet uitleggen.

‘Niet direct’, vervolg ik mijn uitleg, ‘want u kunt dan wel drie jaar lang elf uur per dag zorg ontvangen maar geen 24 uur per dag. En dat heeft u op den duur wel nodig. Het is echter het geval dat het niet de verwachting is dat u binnen anderhalve maand doodgaat.’ ‘En toch snap ik het niet,’ kan de vrouw nog met horten en stoten uit de door de progressieve spierziekte verzwakte stembanden persen.

Dit is het punt dat ik mezelf heb moeten aanleren om niet geïrriteerd te raken en het desnoods tien keer uit te leggen. ‘Wat snapt u er dan niet precies aan?’ vraag ik zo kalm mogelijk. ‘Nou dat ik nu 66 ben, mijn levenlang zuinig heb geleefd, mijn belasting en pensioenpremies heb betaald, bijna nooit een beroep heb gedaan op de gezondheidszorg en dat ik nu van minister Klink mag wegrotten in een onpersoonlijk verpleeghuis of hospice, terwijl ik dat niet wil.’

‘Ik bedoel dat ik maximaal twee jaar nog gebruik maak van mijn pensioen. Dan houdt de staat toch veel geld aan mij over.’ Een onverwachte wending in het gesprek waaruit blijkt dat mevrouw mijn verhaal toch goed heeft begrepen. ‘Gaat dat altijd zo in de zorg?’ vraagt de vrouw nog.

‘U zou eens moeten weten,’ antwoord ik gelaten – en daarmee direct het gesprek afkappend omdat ik zie dat mevrouw door de spanning van het gesprek bijna stikt van benauwdheid omdat haar ademhalingsspieren beginnen te verzwakken.

Enkele uren later kan ik thuis het gesprek niet loslaten. Had ik mevrouw inderdaad moeten zeggen dat door de bezuinigingen in de zorg mensen die de samenleving na de oorlog weer hebben helpen opbouwen nu zitten te verpieteren in verpleeg –en verzorgingshuizen? Dat er nauwelijks geld is voor aandacht en dat de meeste hulpmiddelen niet meer worden vergoed? Dat een komend kabinet nog verder wil gaan snoeien?

En dat de eigen bijdragen al zo de pan uitrijzen, dat mensen inderdaad de mogelijkheid om thuis te sterven wordt ontnomen? Tenminste als je arm bent. Want ik kom inderdaad ook bij mensen die wel thuis kunnen sterven omdat ze de 10.000 euro die de particuliere zorg per maand kost wel kunnen ophoesten. Klassenverpleging noemen we dat met een mooi woord.

Plotseling herinner ik me twee artikelen die ik laatst las over zorgmedewerkers. Het eerste artikel kopte: ‘Meer dan helft van zorgmedewerkers wil een ander baan’ en het tweede: ‘Groot percentage zorgverleners aan de antidepressiva.’ Verbaast me niks, denk ik nog, terwijl ik me gereed maak om naar mijn volgende patiënt te gaan die te lijden heeft onder de vrijemarktverzorging van Klink en consorten.