Racisme zonder ras

Op de Forumpagina van de Volkskrant van 12 maart stelt Meindert Fennema dat 'racisme zonder ras gevaarlijke onzin is'. Daarmee ontkent hij niet alleen belangrijke vormen van racisme in het hier en nu, maar ook een deel van de geschiedenis van dit fenomeen.
15 maart 2008

Samen tegen racisme

Door Pepijn Brandon

Fennema wil in zijn artikel een harde scheidslijn trekken tussen religieuze intolerantie of gebrek aan respect voor minderheden aan de ene kant, en discriminatie op grond van ras aan de andere. Maar die harde scheidslijn heeft historisch nooit bestaan. In het negentiende-eeuwse Engeland vormden Ieren de belangrijkste minderheid. Zij werden stelselmatig geconfronteerd met achterstelling en discriminatie op grond van hun afkomst. Maar religie en cultuur speelden hierin een veel belangrijkere rol dan ras. De Ieren waren katholiek en kwamen uit een plattelandscultuur, en daarom werden ze afgeschilderd als achterlijk ten opzichte van de ontwikkelde, stedelijke en protestantse dominante groep.

Met de opkomst van de eugenetica en de populariteit van rassentheorieën (altijd gestoeld op een wetenschappelijke fictie) aan het eind van de negentiende eeuw werd de raciale component van racisme veel belangrijker. Maar zelfs in de meest afzichtelijke vorm die dit aannam, het antisemitisme van de Nazi’s, werd ‘ras’ in de propaganda vermengd met andere aspecten. De Joden waren voor de Nazi’s niet alleen biologisch inferieur aan het Germaanse Herrenras, ze vormden ook een kosmopolitisch en Kulturfremdes element in de Duitse samenleving.

Beide kanten van de propaganda waren racistisch. Niet alleen de biologische, maar ook de culturele argumenten van de Nazi’s waren erop gericht een complete bevolkingsgroep te bestempelen als minderwaardig aan de heersende groep, op grond van kenmerken die onlosmakelijk aan die groep verbonden waren. Een Duitse Jood kon nog zo’n kleingeestige Germaanse nationalist zijn, maar uitsluitend zijn Joodse afkomst maakte hem of haar al tot een verderfelijke kosmopoliet. In het eerdere voorbeeld kon een Ier zich bekeren tot het protestantisme, maar het rode haar was genoeg bewijs voor een achterlijke plattelandscultuur, en dus een reden voor scheldpartijen en vernederingen.

Deze historische voorbeelden laten al voldoende zien hoe absurd het zou zijn om in het hier en nu wel een harde scheidslijn te willen trekken tussen racisme aan de ene kant en culturele of religieuze discriminatie aan de andere. Die scheidslijn wordt in de praktijk ook nauwelijks aangebracht door de enthousiaste beoefenaars van wat met een eufemisme ‘cultuurkritiek’ heet. Geert Wilders, om een voor de hand liggend voorbeeld te nemen, wisselt zijn aanvallen op de islam af met oproepen tot een ‘stop op migratie uit moslimlanden’. Als hij Marokkaanse jongetjes op één lijn stelt met Osama bin Laden, checkt hij niet van tevoren of ze de moskee bezoeken en netjes volgens de religieuze geboden van de alcohol afblijven. Afkomst, religie en cultuur zijn in zijn argument onlosmakelijk met elkaar verbonden. En precies die mix, bedoeld om een zeer diverse groep mensen allemaal in één categorie te plaatsen en als inferieur te kunnen bestempelen, is de kern van racisme.

De discussie gaat niet alleen over woorden. Volgens Fennema is de enige reden om in de huidige context van racisme te spreken een juridische. Uitspraken zoals die van Wilders zouden daarmee als strafbaar kunnen worden aangemerkt. Maar er is een veel belangrijkere reden. Door angstvallig het woord racisme te vermijden, kan een groot deel van de Nederlandse politici en opiniemakers zich wentelen in onschuld over een fenomeen dat door onderzoek na onderzoek wordt bevestigd: dat racisme in Nederland schrikbarend toeneemt. Het vorige maand verschenen rapport van de Europese Commissie tegen Racisme en Intolerantie constateerde een ‘dramatische verslechtering’ in de toon van het debat en een toename van racistische incidenten, vooral gericht tegen mensen met een islamitische achtergrond. Maar deze conclusie leidde in Nederland nauwelijks tot ophef. Onderzoeken die aantonen dat rechtsextremisme veel wijdverbreider is dan islamitisch extremisme hebben geen enkel gevolg voor het beleid.

Racisme is een blinde vlek van Nederland. Argumenten zoals die van Fennema helpen deze blinde vlek in stand te houden. Maar de harde scheiding die hij wil aanbrengen tussen racisme en culturele of religieuze discriminatie is zowel op grond van de geschiedenis, als op grond van de recente ontwikkelingen, onhoudbaar.