Eerbetoon aan Jan Wolkers

Waarschijnlijk kan alleen iemand die geen angst meer heeft voor God of voor de dood, zijn leven tot het einde toe zo volledig leven als Jan Wolkers heeft gedaan. Een eerbetoon van een bewonderaar.
22 oktober 2007

Door Pepijn Brandon

‘Dit moet je lezen’, zei mijn moeder tegen me toen ik een jaar of twaalf, dertien was. Ze gaf me een bundel fabels en sprookjes van Wolkers uit de bibliotheek, die ze zelf net verslonden had. Een intrigerend maar tamelijk gruwelijk geheel, vol dood, uitwerpselen en puddingachtig vlees. Het was een van mijn eerste aanrakingen met échte literatuur voor grote mensen, en meteen al een verademing. Ik las het met een combinatie van opwinding en puberschaamte, die me overigens niet verhinderde een week later het volgende boek van hem te gaan halen.

Vijf zenders tegelijk besteedden aandacht aan het overlijden, en alle grote kranten gaven Wolkers het verdiende eerbetoon op de voorpagina. Maar de waardering voor Wolkers vanuit de culturele elite kwam pas laat, en in zekere zin ‘by popular demand’. Hoewel hij ontzettend veel gelezen werd, kreeg hij toch lange tijd niet dezelfde waardering van de critici als de zogenaamde ‘grote drie’ van de naoorlogse literatuur, Hermans, Reve en Mulisch. Misschien wel omdat Wolkers zowel qua stijl als qua inhoud nog grondiger dan die andere drie afrekende met het Nederland van de jaren vijftig, het intellectuele achterland van Balkenende, Donner en Rouvoet. Hij brak niet simpelweg met het streng christelijke milieu waaruit hij voortkwam, maar overwon het. De taal van de Statenbijbel, die zijn vader hem inprentte aan de eettafel, veranderde hij in een seculier instrument om een wolkenhemel, vrijpartij of een alledaagse broedermoord in te vatten. En net als Spinoza ontdekte hij God in de hele wereld, en schafte hem daardoor af.

‘Wolkers maakte in zijn werk korte metten met het gereformeerde milieu waarin hij opgroeide,’ schrijft het Reformatorisch Dagblad ietwat zurig. ‘Ook schreef hij zeer openhartig over liefde en seks, wat een deel van zijn populariteit verklaart.’ Maar die populariteit kwam niet simpelweg omdat Wolkers met plezier en lust over ‘neuken’ kon schrijven (van verbloemend taalgebruik hield hij niet). Hij schreef over seks zoals hij over alles schreef: eerlijk, beeldend, soms grof, gewelddadig, mooi, liefdevol, gruwelijk – zoals het leven is. De spanning tussen de verschillende elementen probeerde hij niet kunstmatig op te lossen, zoals Mulisch dat doet in zijn gekunstelde harmonieuze universum. Wolkers trad die spanning zonder angst tegemoet, en veranderde haar in het palet waarmee hij schilderde.

Alle lof waarmee Wolkers in de laatste dagen is overladen zou je bijna doen vergeten dat hij in persoonlijk en politiek opzicht een rebel was. Misschien zou het voor dit weblog voor de hand liggend zijn geweest om vooral te schrijven over zijn steun aan het Vietnamese bevrijdingsfront, zijn inzet tegen de apartheid en zijn diepe ecologische bewustzijn. Dat zal wel. In mijn ogen waren al die zaken geen extra’s bij Wolkers. Ze lagen in het verlengde van zijn kijk op het leven zelf. En dus maak ik bij zijn heengaan een diepe buiging voor een bevrijd mens. Amen.

(Afbeelding: poster van Wolkers voor het Komitee Hulp Bevrijdingsfront Vietnam, 1968)