Massastaking, partij en vakbonden

Met een algemene staking in Italië in april en algemene stakingen rond de EU-top in Sevilla vorige maand is de massastaking een belangrijk onderdeel van de politieke polarisatie in Europa. Pepijn Brandon kijkt in het licht van recente stakingen naar Rosa Luxemburgs belangrijke boekje Massastaking, partij en vakbonden.
1 juni 2002

Er is geen beter argument tegen het idee dat de arbeidersklasse in de ontwikkelde kapitalistische landen aan het verdwijnen is dan de rol die massastakingen in de afgelopen jaren hebben gespeeld. In 1994 brak vakbondsactie de eerste regering Berlusconi in Italië. De stakingsgolf in december 1995 in Frankrijk dwong rechts tijdelijk in het defensief. Stakingen waren de ruggengraat van de revolutie in Servië in 2000, en vormden de opmaat naar een volksopstand in Argentinië een jaar later.

De massastaking is vanaf het begin van de twintigste eeuw een vast onderdeel van elke grote golf van verzet. Dat heeft te maken met de ontwikkeling van het kapitalisme. Duizenden mensen werken tegelijkertijd voor hetzelfde bedrijf. Eén bedrijf heeft tientallen vestigingen, vaak in verschillende landen. Verschillende sectoren van de economie zijn volledig van elkaar afhankelijk. Niet alleen de industrie is kapitalistisch georganiseerd, maar ook de landbouw en de dienstensector. De massastaking is een vorm van verzet die aansluit bij de machtspositie die arbeiders in deze maatschappij hebben. Dat wil niet zeggen dat andere vormen van strijd – grote demonstraties, de bestorming van een parlementsgebouw of zelfs straatgevechten met de politie en het leger – niet meer belangrijk zijn. Maar de negentiende-eeuwse barricadeslag is, in de woorden van Rosa Luxemburg ‘in de huidige revolutie slechts een culminatiepunt, niet meer dan een moment in het hele proces van de proletarische massastrijd’.

De ervaring van 1905

In haar in 1906 verschenen boekje Massastaking, partij en vakbonden legt Rosa Luxemburg uit hoe beperkte economische stakingen, politieke massastakingen en revolutie met elkaar samenhangen.

Luxemburg beschrijft de periode van stakingen die haar hoogtepunt bereikte in de Russische revolutie van 1905. Ze laat zien hoe stakingen in de textiel in Petrograd in 1896 en 1897 het startsein vormden voor een golf van stakingen in steeds nieuwe delen van Rusland. In het proces groeide het zelfvertrouwen en de organisatiegraad van arbeiders. De stakingen werden groter, en leidden tot steeds heftigere botsingen met de politie. Protest tegen tsaristische repressie werd naast de economische eisen een steeds belangrijker onderwerp voor de beweging. Dit legde de basis voor revolutie. Maar die revolutie betekende geen absolute breuk met de stakingsbeweging uit de periode ervoor. De revolutie zelf bestond uit een onafgebroken afwisseling van algemene politieke stakingen, die het startpunt vormden voor series kleine economische stakingen in alle uithoeken van het land, die op hun beurt weer de basis legden voor nieuwe algemene stakingen en gewapende opstand. De algemene lessen die Rosa Luxemburg uit deze gebeurtenissen trok zijn belangrijk voor vandaag.

1. Geen bureaucratische truc

Niet elke algemene staking is revolutionair. Naast revolutionaire of bijna-revolutionaire stakingen zoals die in Rusland in 1905 en 1917, in Frankrijk in 1968, in Polen in 1980 en die in Servië in 2000 zijn er genoeg voorbeelden te noemen van bureaucratische, van bovenaf gecontroleerde massastakingen die het kapitalisme geen moment in gevaar brengen. Vakbondsleiders zien algemene stakingen graag als een middel dat ze uit hun hoge hoed kunnen toveren als ze het nodig vinden om wat druk te zetten op de onderhandelingspartners of als ze hun achterban stoom willen laten afblazen, maar dat ze vervolgens na acht en een half uur weer netjes in de hoed terug kunnen stoppen. Maar voor mensen die op de werkvloer de staking moeten uitvoeren – tegen de chef, mokkende klanten, dreigende melkboeren of werkwillige collega’s in – is staken geen spelletje. Een algemene staking is alleen succesvol als grote delen van de arbeidersklasse het zelfvertrouwen hebben opgebouwd om het gevecht met de klassenvijand aan te gaan.

Massastakingen zijn geen algemeen toepasbaar middel. Alleen door de ervaring van bijna tien jaar van soms kleine, soms grotere stakingen, gedeeltelijke overwinningen en mislukkingen, ondergronds organiseren en openlijk demonstreren namen de stakingen in 1905 massale vormen aan. Dat moeten we in ons achterhoofd houden als we Lodewijk de Waal na de verkiezingen horen zeggen dat we ‘misschien maar weer eens naar het Malieveld moeten’. De leiding van de FNV heeft dit jaar vooral laten zien dat ze in staat is zelfs solide stakingen zoals die in de kinderopvang en die bij Philips te laten eindigen in een nederlaag – en dan zou ze nu opeens een rechtse regering op de knieën dwingen? Praten over het Malieveld is op dit moment een manier om stoer te lijken zonder er iets voor te hoeven doen. De taak voor socialisten in Nederland is te zeggen: “Laten we klein beginnen, op de eigen werkvloer. Laten we ons organiseren op de manier waarop de personeelscollectieven dat deden bij de NS, zodat we ook kunnen vechten als de vakbondsleiding niet wil. Dat is de snelste weg naar het Malieveld.

2. Economie en politiek

“Maar terwijl we dat zeggen moeten we ook iets anders begrijpen. Er bestaat geen onoverbrugbare kloof tussen de economische strijd voor 4,5 procent loonsverhoging, het politieke gevecht tegen een rechtse regering en de strijd voor een andere wereld. De arrogantie waarmee een individuele baas in één afzonderlijk bedrijf winst boven alles stelt en zelfs de kleinste loonsverhoging ziet als een direct gevaar voor de hele nationale economie is dezelfde arrogantie als die waarmee een nieuwe rechtse regering haar aanval op de WAO, het milieu en vluchtelingen uitvoert en de arrogantie waarmee in het kapitalisme wereldwijd de winst van een kleine minderheid boven de belangen van de grote meerderheid gaat. De scheiding tussen economie (wat wordt afgesproken in de SER) en politiek (wat wordt afgesproken in de ministerraad en op een Eurotop) mag dan bestaan in de hoofden van vakbondsbestuurders en de leiding van sociaal-democratische partijen, voor de bazen bestaat die scheiding niet.


Massastakingen hebben de neiging om die barrières ook in de hoofden van arbeiders af te breken. Stakingen die om economische eisen beginnen brengen arbeiders in botsing met de regering en de politie en dwingen tot conclusies over de manier waarop de staat de belangen van de bazen verdedigt. Politieke proteststakingen geven arbeiders meer zelfvertrouwen om ook op hun strepen te staan tegenover hun baas.

“De permanente economische oorlogstoestand van de arbeiders met het kapitaal houdt de strijdenergie in alle politieke rustperioden wakker, vormt als het ware het onuitputtelijke verse reservoir van de proletarische klassenenergie, waaruit de politieke strijd steeds weer opnieuw zijn kracht put, en tegelijk leidt het onvermoeibaar doorstoten van het proletariaat op economisch terrein ieder ogenblik, nu eens hier, dan weer daar, tot geïsoleerde scherpe conflicten, waaruit onverhoeds de grootst mogelijke politieke conflicten exploderen.” Deze continue kruisbestuiving tussen economische en politieke strijd is een van de hoofdthema’s van Rosa Luxemburgs boekje.

3. Massastaking en revolutie

Als geen ander in de hele revolutionaire traditie begreep Rosa Luxemburg dat arbeiders door hun eigen ervaring in strijd, zelfs als die strijd klein begint, het zelfvertrouwen kunnen winnen dat uiteindelijk nodig is om het hele kapitalistische systeem op de helling te zetten.

Massastakingen creëren de omstandigheden waarin klassenbewustzijn, zelfvertrouwen en organisatiegraad razendsnel kunnen groeien. Ze zetten niet één groep arbeiders tegenover één groep kapitalisten, maar zetten de arbeidersklasse als geheel tegenover de kapitalistenklasse en de staat.

Maar er zijn enorme obstakels tussen de spontane explosie van zelfvertrouwen in een massastaking en revolutie. De leiding van de vakbonden en de grote sociaal-democratische partijen vormen zo’n barrière.

Ze zullen onder alle omstandigheden proberen arbeiders te overtuigen om niet op eigen kracht te vertrouwen, maar op leiders die streven naar een compromis. Alleen als militante arbeiders in verschillende bedrijfstakken zelfstandig georganiseerd zijn kunnen ze onder hun collega’s vechten voor een alternatieve koers op het moment dat de vakbondsleiding strijd blokkeert. Waar dat gebeurt kan zelfs een massastaking die begon onder controle van de vakbondsbureaucratie uitgroeien tot een beweging van revolutionaire proporties.

De massastakingen in Europa in de laatste maanden zijn een hoopvol teken. Ze laten zien dat arbeiders op verschillende plekken in Europa zelfs onder rechtse regeringen het gevecht tegen kapitalistische prioriteiten aangaan. Dat is nog lang geen revolutie. Maar het biedt veel directer de mogelijkheid om de strijd voor een andere wereld te koppelen aan de strijd van arbeiders in fabrieken, ziekenhuizen, scholen en callcenters. Dat een andere wereld er niet komt omdat een paar honderdduizend jonge enthousiastelingen de straat op gaan tijdens een top is duidelijk. De massastakingen in Italië en

Spanje laten een glimp zien van een sociale kracht die kan zorgen dat die socialistische wereld er wel komt.