Duitse politieke vluchtelingen en de strijd om het asielrecht

Joodse vluchtelingen tegengehouden in Winterswijk 1938 (Foto overgenomen van www.omroepgelderland.nl).
Nadat Hitler aan de macht kwam in Duitsland vluchtten veel Joden, maar ook veel socialisten, communisten en vakbondsmensen weg. Een deel van hen kwam naar Nederland. Maar de Nederlandse regering had beduidend meer moeite met de vluchtelingen dan met het Naziregime.
11 september 2018

Door Elmar van den Berg

Toen Hitler in 1933 definitief de macht overnam in Duitsland kreeg Nederland te maken met een stroom van Duitsers die het Naziregime wilden ontvluchten. Het verhaal van de Duitse Joden is genoegzaam bekend. Vanwege het toenemende openlijke antisemitisme kozen naar schatting 50.000 Joden voor een vlucht naar het toen nog veilige Nederland, ook al werden ze hier niet met open armen ontvangen.

Onder de Duitsers bevonden zich ook duizenden politieke vluchtelingen, vooral communisten en socialisten van de Kommunistische Partei Deutschlands (KPD) en de Sozialdemokratische Partei Deutschlands (SPD). Zij kozen onder andere buurland Nederland als vluchtbestemming, om hier onder te duiken of verder te bouwen aan internationaal antifascistisch verzet.

Nazisme en socialisme

De linkse organisaties kwamen in het parlement en op straat in verzet tegen de fascisten van Hitler. Ideologisch gezien stonden de revolutionair socialisten recht tegenover de fascistische, anticommunistische beweging van Hitler. Links had vanwege de geschiedenis van grootschalige organisatie en economische crises een grote aanhang in Duitsland, de KPD en SDP hadden tijdens de verkiezingen van 1932 een groot aantal zetels gehaald. Ook op straat waren de linkse organisaties goed georganiseerd, en deels in staat om een vuist te maken tegen de Nazi’s.

Het waren dan ook delegaties van de KPD en SPD die de nu nog bekende Antifascistische Aktion oprichtten in 1932. Nadat de communisten de schuld kregen van de Rijksdagbrand (1933) werden de ‘roden’ net als veel Joden door de Nazi’s opgepakt, gefusilleerd, of naar werkkampen gestuurd. Vrijwel elke linkse organisatie werd verboden. Deze repressie was in feite het einde van het bovengrondse linkse verzet tegen het fascisme en met gevaar voor eigen leven vluchtten vele Duitse communisten naar het buitenland.

‘Neutraal’ Nederland

In Nederland waren de Duitse vluchtelingen nauwelijks welkom. Het grootste deel van de jaren dertig was Hendrikus Colijn van de Antirevolutionaire Partij (ARP) premier, een van de meest reactionaire Nederlandse leiders van de afgelopen eeuw. Colijn was een koloniale oorlogsmisdadiger, oliebaron in Nederlands-Indië en oerconservatief politicus. Hij trachtte de economische crisis op te lossen met bezuinigingen en antisociaal beleid (wat resulteerde tot een werkloosheid van 20 procent in 1935) en stelde zich ‘neutraal’ op tegen Nazi-Duitsland.

Tijdens de oorlog zat hij in Duitsland in ballingschap in een resort in Ilmenau, waar hij met hooggeplaatste Duitse Nazi’s correspondeerde over hoe Nederland verder te moeten regeren na de oorlog. Elke politieke bedreiging voor dit conservatieve kabinet werd de kop ingedrukt. Communisten en socialisten werden na verschillende kleine opstanden zoals de muiterij van het militaire schip de Zeven Provinciën in 1933 en de Jordaanoproer in 1934 aangewezen als boeman en verbannen van (hoge) ambtelijke posten.

Ook Nederlandse fascisten van de NSB werd verboden om een ambtelijke positie te bekleden. Dit was enigszins hypocriet. De regering Colijn zag de binnenlandse fascisten als bedreiging voor hun macht, maar deed er niets aan om het Nazisme in Duitsland te veroordelen. Duitse Nazi’s waren bijvoorbeeld gewoon aanwezig op het huwelijk van prinses Juliana en prins Bernhard in 1937. Daar werd door het Nederlandse militaire orkest zelfs het Nazistische Horst-Wessel lied gespeeld, waarna enkele aanwezigen hun handen in de lucht staken voor de Hitlergroet.

Vluchtelingen welkom?

Het anti-linkse beleid en de vertwijfeling tegenover Duits fascisme leidde tot een aangescherpt grensbeleid. Het werd op deze manier voor zowel Joden als politieke vluchtelingen moeilijk om Nederland binnen te komen. Joden werden geweerd op antisemitische gronden. Vooral Oost-Europese Joden werden gezien als een bedreiging voor de Nederlandse cultuur en Nederlandse banen. Het kabinet Colijn voerde nieuwe wetten in om strenger de grenzen te controleren en vluchtelingen uit te zetten. Vluchtelingen zonder werkvergunning en vreemdelingen die ‘een vreemde ideologie’ verspreiden of zich bezig hielden met politieke activiteit werden uitgezet of in vreemdelingenkampen geplaatst. Vanaf 1938 werden er zelfs helemaal geen vluchtelingen meer toegelaten.

Veel vluchtelingen kozen er daarom voor om via illegale grensovergangen naar Nederland te komen. Ze werden daarin door internationale linkse organisaties geholpen. Toch zijn er velen, zowel Joodse als politieke vluchtelingen, die niet konden vluchten voor het moorddadige Naziregime, en zo recht de concentratiekampen werden ingestuurd. De burgemeester van het Noord-Hollandse Laren had in 1934 bijvoorbeeld vier Duitse socialisten uitgezet naar Duitsland omdat ze deel hadden genomen aan een bijeenkomst van de Onafhankelijke Socialistische Partij (later opgegaan in de RSAP van Sneevliet). Eenmaal uitgezet naar Duitsland werden ze opgepakt en getransporteerd naar concentratiekampen.

Solidariteit en de internationale antifascistische strijd

Het zag er dus niet goed uit voor de linkse vluchtelingen in Nederland. Toch wisten genoeg vluchtelingen illegaal de oversteek te maken. In de Nederlandse linkse beweging ontstonden er allerlei initiatieven om steun te geven aan zowel de Joodse en politieke vluchtelingen in Nederland als het ondergrondse verzet en de gevangenen in Duitsland.

De Nederlandse linkse partijen en organisaties haalden geld op voor de Duitse vluchtelingen, voerde campagne voor de vrijlating van Duitse communisten en hielpen met de smokkel van mensen en goederen tussen Duitsland en Nederland. De Duitse vluchtelingen zaten zelf ook niet op hun lauweren te rusten in Nederland. De KPD en SPD richtten afdelingen op in Amsterdam, wat de voornaamste bestemming was van de vluchtelingen, en de meeste politieke vluchtelingen sloten zich hierbij aan om verder te bouwen aan antifascistisch verzet.

Hier werden ook linkse Duitstalige bladen zoals Freie Presse en Kameradschaft gedrukt. Uiteindelijk was Nederland vooral een tussenstation voor deze vluchtelingen: het grensbeleid was te streng en de repressie tegen communisten en socialisten te groot. Duitse vluchtelingen werden bijvoorbeeld aangewezen als aanstichters van de Jordaanoproer en als gevolg arresteerde de Amsterdamse politie de jaren daarop tientallen communisten tijdens razzia’s in arbeiderswijken. Veel politieke vluchtelingen reisden verder naar Parijs, Praag, het Verenigd Koninkrijk of de Verenigde Staten. Zo’n 250 Duitse communisten reisden via Nederland naar Spanje, om daar de Spaanse republiek te verdedigen tegen Franco.

‘Stryd voor het asylrecht!’

Een van de vroege hoogtepunten van de solidariteit met vluchtelingen en verzet tegen rechts in het algemeen was de rode dinsdag van 1933. De rode dinsdag was een terugkerende manifestatie van linkse partijen rondom Prinsjesdag in september. De rode dinsdag van 1933 stond in het teken van solidariteit met de antifascistische emigranten (‘beschermt de vluchtelingen uit Duitsland! Strijdt voor het asylrecht!’ was een veelvoorkomende leus). Daarnaast protesteerde men tegen het afbraakbeleid in crisistijd van de regering Colijn.

Ruim tachtig jaar later hoort men in linkse kringen nog dezelfde leuzen als die van de Duitse en Nederlandse communisten, socialisten en andere antifascisten. Nog steeds strijden we voor een wereld zonder bezuinigingen en waar vluchtelingen welkom zijn.