Restzetelverdeling: doe effe normaal!

Iedereen heeft kunnen zien hoe Trump president van de VS werd met slechts 49 procent van de popular vote. Dat in Nederland ook een meerderheidsregering zou kunnen worden gevormd met een minderheid van de stemmen, wordt doorgaans onmogelijk geacht. Hoe zit dit, vraagt Michel Tilanus zich af.
24 april 2017

Wij hebben immers evenredige vertegenwoordiging en geen ‘winner takes all’-systeem. Toch behaalde de combinatie VVD, CDA, D66 en CU samen slechts 49,28 procent van de stemmen (bron: de Kiesraad). Dit is geen toevallig afrondingseffect, maar resultaat van een stelselmatige bevoordeling van de grotere partijen bij het toekennen van de restzetels ten koste van de kleinere.

Dit heet de methode van het grootste gemiddelde en er wordt van beweerd, dat het voor gewone stervelingen veel te moeilijk is om te begrijpen. Dat maakt ons uiteraard extra nieuwsgierig, maar je moet wél eerst kijken, anders kun je niks zien. Stel: bij de verkiezing van bijvoorbeeld een Ondernemingsraad zijn er 10 zetels te verdelen. Er doen 2 lijsten mee en er zijn precies 1000 geldige stemmen uitgebracht. De uitslag is: 820 stemmen voor A en 180 voor B. Aangezien iedere 100 stemmen voor 1 zetel staat, zijn er hoe dan ook 8 zetels voor A en 1 voor B.

Bij het toekennen van de restzetel wordt over het algemeen de methode van het grootste overschot toegepast. B heeft de meeste reststemmen en de zetelverdeling wordt dus: 8 zetels voor A en 2 voor B. Bij de Tweede Kamerverkiezing had A echter 9 zetels gekregen en B slechts 1!

De redenering is als volgt: Bij de 8-2-verdeling heeft A reden tot klagen. Immers, B behaalt nu 2 zetels met slechts 180 stemmen. Dat is 90 stemmen per zetel. Als A voor iedere 90 stemmen een zetel zou krijgen, zou ze bij 9 zetels nog 10 stemmen overhouden.

Dus heeft A meer recht op een negende zetel dan B op een tweede. Weliswaar heeft B nu nog veel meer reden tot klagen. Want die krijgt voor haar 180 stemmen maar 1 zetel. Als A slechts 1 zetel zou krijgen voor elke 180 stemmen, kwam ze nog niet eens aan 5 zetels. Maar ja, het parlement maakt zijn eigen wetten en de grotere partijen hebben hier een gemeenschappelijk belang.

Het volgende voorbeeld maakt nog duidelijker hoe scheef dit is. Nu zijn er 2000 stemmen uitgebracht voor 20 zetels en deden er 3 lijsten mee. De uitslag is: 1640 stemmen voor A, 180 voor B en 180 voor C. Je zou zeggen dat de meest logische zetelverdeling zou zijn: A 16 zetels en B en C elk 2. Maar volgens de methode van het grootste gemiddelde krijgt A er 18 en B en C elk slechts 1. Reken maar na: A kan bij 18 zetels elke zetel nog altijd ‘betalen’ met 91,1 stemmen, terwijl B en C bij 2 zetels blijven steken op 90.

De 17de zetel van A zou nog geïnterpreteerd kunnen worden als een merkwaardige vorm van afronding, maar haar 18de zetel bij slechts 1640 stemmen is dood-ordinaire zetelroof, die associaties opwekt met het regentendom uit de tijd van de VOC. Maar het is door de grote partijen hardnekkig in stand gehouden en het heeft directe politieke consequenties. Volgens de normale methode van het grootste overschot zouden VVD, CDA, D66 en CU samen maar 74 zetels hebben. Als mogelijke meerderheidscoalitie zou deze combinatie dan ook helemaal niet in beeld moeten zijn.

Ik maak mij misschien druk om kleinigheden, maar volgens mij zouden meer mensen dat moeten doen.