Diplomatieke rel versterkt nationalisten

De al langer oplopende spanningen tussen Turkije en diverse Europese landen heeft in Rotterdam geleid tot een ongekende escalatie. Dit is een voorlopig dieptepunt in een periode waarin politici aan beide kanten het nationalisme hebben opgeklopt voor electoraal gewin.
13 maart 2017

Door Angela Ettema

Eerst kwam ’s ochtends het bericht dat Nederland de landingsrechten van de Turkse minister Cavusoglu van Buitenlandse Zaken had ingetrokken. Later op de dag kwam minister Fatma Betül Sayan Kaya van Familiezaken naar Rotterdam. Ze kreeg geen toegang tot het consulaat en werd als ongewenst persoon uitgewezen.

Volkenrechtspecialisten en diplomaten verschillen van mening over wie de meeste blaam treft voor de ontstane crisis. Wel is duidelijk dat van alle Europese landen de situatie in Nederland het meest uit de klauwen is gelopen. Niet toevallig is Nederland ook het land waarin het politieke klimaat al vijftien jaar wordt vergiftigd door islamofobie en racisme. De Nederlandse politici hebben zelf de wind gezaaid voor de zware storm van vandaag. De komst van de Turkse minister die in een zaaltje mensen zou toespreken werd verboden met een beroep op ‘verstoring van de openbare orde’ maar daarvoor was er geen enkele indicatie. Dit was een politieke keuze ingegeven door de verkiezingen waarin de VVD Wilders wil overtroeven in nationalisme en harde taal tegen mensen met een migratieachtergrond.

Voor de tientallen buitenlandse correspondenten die in Nederland zijn neergestreken om de verkiezingen te verslaan, is Nederland vooral het land van Wilders. Deze geradicaliseerde neoliberale politicus voert al jaren een hetze tegen Turkse en Marokkaanse Nederlanders. Terwijl in een rijk land als Nederland 400.000 kinderen opgroeien in armoede en steeds meer mensen moeite hebben hun huur en zorgkosten te betalen, gaat het in politieke debatten in de media vooral over ‘de Nederlandse identiteit’. Het racistische frame van ‘islamisering’ is door vrijwel alle politieke partijen is overgenomen.

Over de discriminatie van in Nederland geboren jongeren op de arbeidsmarkt zei Rutte dat ‘Mohammed’ zich maar moest ‘invechten’. De toenemende racistische agressie tegen moskeeën en vrouwen met een hoofddoek speelt geen rol in het politieke debat. Alleen Jesse Klaver van het links-liberale GroenLinks keerde zich in de campagne tegen discriminatie van islamitische jongeren. Zelfs de meest linkse partij, de SP, die zich als enige tegen de neoliberale afbraak heeft gekeerd, is er trots op dat ze zich al in de jaren 80 keerde tegen immigratie.

Premier Rutte heeft de hele verkiezingscampagne gevoerd onder het motto ‘Doe normaal of ga weg’. Toen in juli Turks-Nederlandse jongeren in Rotterdam met Turkse vlaggen demonstreerden tegen de staatsgreeppoging in Turkije, zei Rutte: pleur op. Terwijl islamofoben als Wilders en columniste Ebru Umar openlijk de staatsgreep toejuichten, koos de premier ervoor degenen aan te vallen die zich verzetten tegen een militaire coup.

In deze situatie is het geen wonder dat veel jongeren van Turkse afkomst zich eerder identificeren met hun Turkse roots dan met een Nederland dat voortdurend eist dat zij zich aanpassen zonder daar gelijke rechten of een respectvolle bejegening tegenover te stellen.

Referendum

Door jarenlang mee te gaan in het islamofobe verhaal van Wilders hebben Nederlandse politici de perfecte voedingsbodem geschapen voor het escaleren van het conflict met Turkije. De aanleiding was de campagne die politici van de regerende AKP in diverse Europese landen voeren voor een ja-stem in het referendum van 16 april. Dit betreft een grondwetswijziging die president Erdogan meer macht geeft dan hij momenteel al heeft.

De AKP probeert voorstanders van een nee-stem door censuur en repressie het zwijgen op te leggen en maakt hen uit voor terroristen. Hierbij heeft de AKP een bondgenootschap gesloten met de fascistische MHP en wakkert ze zoveel mogelijk het nationalisme aan.

Toch blijkt uit opiniepeilingen dat een overwinning voor het ja-kamp lang niet zeker is. Ook veel aanhangers van de AKP vinden het niet verstandig Erdogan zoveel macht te geven. Door het conflict met Europese regeringen hoog op te spelen, hoopt de AKP de publieke opinie achter zich te krijgen, in Turkije zelf, maar ook onder Europeanen van Turkse afkomst.

Ook in andere Europese landen hebben bezoeken van AKP-politici tot spanningen geleid. Maar in Nederland dreven politici de situatie op de spits met botte uitspraken. Zo zei premier Rutte dat Nederland niet de plek was voor politieke campagnes uit andere landen. De AKP greep de gelegenheid aan om de zaak verder te escaleren door te dreigen met sancties en Nederlandse politici uit te maken voor ‘overblijfselen van nazi’s’. De Nederlandse regering liet zich provoceren, wat uiteindelijk leidde tot de uitzetting van een minister en rellen in de Rotterdamse binnenstad.

Bij het opzwepen van nationalistische sentimenten hebben vooral Wilders en Erdogan baat. Op maandag kopte De Telegraaf in chocoladeletters ‘Hier zijn wij de baas’. Daarmee greep de krant de rel aan om de dosis nationalistisch gif nog verder op te voeren.

De gewone mensen in Turkije en Nederland hebben hierbij niets te winnen. Van de bijna 400.000 Turkse Nederlanders gingen slechts enkele honderden in Rotterdam de straat op. Op dezelfde dag deden in Amsterdam 20.000 mensen mee aan een zeer diverse demonstratie tegen seksisme en racisme. ‘This is what the Netherlands look like’ was een van de leuzen die werden gescandeerd tegen het verstikkende idee van een Nederlandse monocultuur die mensen uitsluit en tegen elkaar opzet.

Op 18 maart zullen in Amsterdam opnieuw mensen de straat op gaan tegen racisme. Tegenover de stemmingmakerij van rechtse politici moeten we blijven bouwen aan solidariteit tussen mensen uit verschillende bevolkingsgroepen.