Verkiezing is geen premierstrijd

Volgens de peilingen draaien de verkiezingen van 15 maart uit op een overwinning van rechts. De grote vraag lijkt te zijn of de VVD of de PVV de grootste partij wordt. Wat echter opvalt in de hele verkiezingscampagne is dat wordt gedaan alsof we een premier kiezen in plaats van een parlement.
27 februari 2017

Door Jeroen van der Starre

Het idee dat parlementsverkiezingen eigenlijk verkapte premiersverkiezingen zijn is alomtegenwoordig is de verkiezingscampagne: de vraag of een partij je stem waard is, wordt volledig opgehangen aan de vraag of deze kans maakt om te gaan regeren, zo niet dan gaat je stem ‘verloren’.

Volgens dezelfde logica zetten partijen zich ‘buitenspel’ als zij standpunten innemen die vermoedelijk niet op een meerderheid kunnen rekenen. Zo stelde Mona Keijzer van het CDA dat een stem op 50Plus een ‘verloren stem’ zou zijn, omdat voor hun (overigens beroerd uitgewerkte) AOWstandpunt geen meerderheid zal zijn. Dat tweederde van de Nederlandse bevolking de AOWleeftijd wil verlagen naar 65 jaar doet hierin blijkbaar niet ter zake.

Deze fixatie op meeregeren vergroot de druk op partijen om zich te voegen naar de kaders die het neoliberalisme stelt. Het stimuleert dat de verkiezingen uitlopen op een ‘premiersstrijd’ en ondergraaft het toch al geringe democratische karakter van de parlementaire democratie. Het idee dat je volksvertegenwoordigers kiest – mensen die je belangen verdedigen in de parlementaire arena – raakt op deze manier volledig ondergesneeuwd. Het is niet voor niets dat landen die een president kiezen, aparte parlementsverkiezingen houden.

Premierstrijd

De verkiezingsstrijd in 2012 liep – aangejaagd door het zogenoemde ‘premiersdebat’ – uit op een tweestrijd tussen PvdA en de VVD. De ‘strategische stemmers’ die voor de PvdA kozen in de hoop de VVD buiten de regering te houden, kregen een VVD-kabinet met steun van de PvdA.

Maar wat ze niet kregen, waren ‘volksvertegenwoordigers’. De parlementsfractie van de PvdA vertegenwoordigde niet het PvdA-electoraat dat tegen de VVD had gestemd, maar het VVD-kabinet.

Dit keer gaat de ‘premierstrijd’ tussen de VVD en PVV. Deze partijen begrijpen heel goed dat deze tweestrijd hen allebei zal versterken en buiten dit schaamteloos uit. Dat beide partijen weigerden deel te nemen aan het ‘premiersdebat’ van RTL, omdat er te veel partijen zouden meedoen, is hier een duidelijk voorbeeld van. Opnieuw is het gevaar dat ‘strategische stemmers’ die voor de VVD kiezen om de PVV buiten de deur te houden met hun stem juist een regering van VVD en PVV mogelijk maken.

Twee dagen voor de verkiezingen organiseert EenVandaag een debat tussen Rutte en Wilders. Niet omdat die twee partijen de grootste zijn in de peilingen, maar omdat EenVandaag zelf al in oktober 2016 heeft besloten dat dit de twee premierskandidaten zijn.

EenVandaag-hoofdredacteur René van Brakel zei ‘trots’ te zijn op dit debat: ‘Dit wordt een bepalend debat voor deze verkiezingen.’ Maar hij zou zich de ogen uit zijn kop moeten schamen. Ongetwijfeld zal zijn debat kijkcijfers en spektakel opleveren, maar vooral reduceert het de parlementsverkiezingen tot een strijd tussen kandidaten die door de meerderheid van de bevolking worden gehaat. Zo dreigt ons het volgende rechtse kabinet door de strot geduwd te worden.

Het feit dat Jesse Klaver in zicht komt als premierskandidaat verandert niets aan de antidemocratische dynamiek. Maar bovendien is er geen enkele garantie dat een eventuele verkiezingsoverwinning voor GroenLinks een rechts kabinet zal blokkeren. GroenLinks is een links-liberale partij die gemakkelijker aansluiting vindt bij andere liberale partijen dan bij links. Klaver teert op een links sentiment, maar zal links niet helpen versterken.

Revolutionair

Socialisten zijn altijd kritisch geweest over parlementaire democratie. Wij zien deze niet als een vorm van democratie, maar als een vorm van kapitalistische heerschappij in een democratisch jasje. Tegelijkertijd hebben socialisten de parlementaire democratie altijd verdedigd tegen autoritaire tendensen.

De reden hiervoor is dat parlementaire democratie het in ieder geval mogelijk maakt om vertegenwoordigers te kiezen die opkomen voor de belangen van werkende mensen in de politieke arena. Dat soort parlementariërs zijn geen stemvee voor een kabinet, maar mensen die hun mond opentrekken tegen de aanvallen van rechts.

Echt socialistisch parlementswerk wil werkenden en onderdrukten een stem geven in het parlement en de spreekbuis zijn van strijdbewegingen op straat. Niet in de hoop een regering te vormen, maar om de strijd buiten het parlement te versterken.

Geen enkele partij speelt momenteel deze rol, maar de SP komt er als enige bij in de buurt. Daarnaast verwachten we van Artikel1 dat zij zichzelf zullen opstellen als vertegenwoordigers van de strijd tegen racisme, seksisme en homofobie. Dat is de reden waarom wij oproepen op een van beide partijen te stemmen.

Maar voor de langere termijn hebben we een linkse partij nodig die de strijd tegen rechts en tegen onderdrukking op een strijdbare en activistische manier wil voeren. We zien elementen van zo’n partij terug bij Artikel1 en onder kritische SP-leden. Het samensmelten van deze elementen zal onder druk vaneen nieuwe strijdbeweging moeten gebeuren.

De Women’s March op 11 maart en de demonstratie tegen racisme op 18 maart zijn belangrijke momenten om aan zo’n beweging te bouwen. Ja, het is tijd om te stemmen, maar vooral is het tijd om te organiseren.