Wie is er bang voor radicalisering?

Al voor publicatie zorgde Dyab Abou Jahjahs Pleidooi voor Radicalisering voor ophef. Bij de aankondiging van het boek verlieten meerdere auteurs de uitgever, omdat het boek en de auteur gevaarlijk zouden zijn. ‘Gevaarlijk voor wie?’ vraagt Abou Jahjah uitdagend in zijn voorwoord.
24 februari 2017

Door Jens Appelo

Dyab Abou Jahjah wil het vuur aan de schenen van de elites leggen. Het boek is inderdaad gestoeld op radicale theorie en voor de machthebbers misschien zelfs gevaarlijk, maar de praktische oplossing die Abou Jahjah biedt, schiet tekort in het fundamenteel uitdagen van de macht. Toch moet dit boek verwelkomd worden door links: het pamflet biedt een frisse kijk en nodigt uit tot belangrijke debatten.

Abou Jahjahs diepste inzichten ontleent hij, zo zegt hij zelf, aan gesprekken met de mensen die hij in de praktijk op de barricaden heeft ontmoet. Toch is het pamflet voornamelijk theoretisch van aard. Zeker voor mensen die niet bekend zijn met marxisme is dit boek vermoedelijk nogal taaie kost. In het vierde hoofdstuk, ‘Systeem en macht’, biedt Abou Jahjah de lezer zelfs aan het hoofdstuk over te slaan en een samenvatting te lezen vanwege de theoretische inslag. Zonde, want juist dit hoofdstuk is een interessante poging tot een theoretische synthese.

Allereerst moet de lezer echter het onderscheid tussen ‘constructief’ en ‘destructief radicalisme’ begrijpen. Helaas blijft Abou Jahjah juist over deze analytische vernieuwing ontwijkend. ‘Vanuit mijn perspectief,’ zo schrijft hij, ‘zijn destructieve radicalen mensen die geloven dat de hele beschaving een corrupt product is en dat daarom een nieuw Utopia gesticht moet worden op de ruïnes van die veronderstelde corrupte beschaving.’

Constructieve radicalen, onder wie Abou Jahjah zichzelf schaart, zijn daarentegen mensen die inzien dat de liberale democratie ondanks haar tekortkomingen een grote verworvenheid is en die democratie willen uitdiepen. Veel duidelijker wordt het niet. Alleen de historisch onmiskenbare slechteriken durft Abou Jahjah ‘destructief’ te noemen – van Hitler en Pol Pot tot al-Baghdadi – maar de moeilijker nuances worden niet opgezocht. De revolutionair socialist, hoewel die menig analyse uit dit pamflet zou beamen, is jegens het huidige systeem allesbehalve constructief.

Gezien de antikapitalistische stellingname die Abou Jahjah neemt is dit vreemd: als we analytisch trouw blijven aan Pleidooi, wordt de socialist zonder pardon in een hokje met genocideplegers geplaatst. Het fascisme is overigens een goede kandidaat voor destructief radicalisme: de meest onderdrukkende krachten van de kapitalistische maatschappij vieren hun uiterst destructieve hoogtij.

Middenklasse

Abou Jahjah maakt telkens duidelijk, geheel volgens marxistische traditie, dat we ons niet bevinden in een wereld van strijd tussen ideeën, maar dat materiële omstandigheden aan de basis van de maatschappij staan en dat conflict en antagonisme voorafgaan aan de ideologie die deze sturing geeft.

Maar wanneer Abou Jahjah zijn ‘update’ van het klassenparadigma uiteenzet, wordt duidelijk dat hij juist hier het marxisme laat varen. Klassen worden in zijn visie niet meer gevormd door de relatie tot de productiemiddelen, maar enerzijds aan de hand van inkomen en anderzijds aan de hand van de mate waarin ze de ‘cultura franca’ hebben overgenomen. Op deze manier wordt een grote groep ‘middenklasse’ genoemd, terwijl in feite hun relatie tegenover de productiemiddelen die van een arbeider is. Bovendien staat de arbitraire scheiding tussen de onderdrukte klassen in het Noorden en die uit het Zuiden in de weg van internationalistische solidariteit.

De middenklasse wordt volgens Abou Jahjah steeds meer mondiaal: dankzij het internet en de ‘globaliserende elites’ ontstaat er langzaamaan een mondiale identiteit, een cultuur van soortgelijke consumptiepatronen en denkwijzen, die volgens Abou Jahjah de nationalistische of regionalistische op den duur kan vervangen. Dit is een interessante prognose, maar de gangbare analyse van links op dit moment – het neoliberalisme vormt de voedingsbodem voor verregaand individualisme – wordt door Abou Jahjah echter niet verworpen.

In het zevende hoofdstuk, ‘Waarom moeten we radicaliseren?’ wordt in hoog tempo het systematische geweld van het kapitalisme uiteengezet. Abou Jahjah ziet goed in hoe honger, oorlog en klimaatverandering een onlosmakelijk verband kennen met het kapitalisme. Het logische gevolg zou een oproep tot het omverwerpen van het systeem zijn, ware het niet dat het voorafgaande hoofdstuk 6 het kapitalisme anno nu haast onafgebroken bewierookt.

Dit hoofdstuk, ‘De commons’, leest bijna als een techno-libertarische tekst. Abou Jahjah spreekt hier bijvoorbeeld zijn bewondering uit voor nieuwe Silicon Valley-bedrijven als Airbnb en Uber. Deze bedrijven noemt hij ‘subversief,’ omdat ze macht wegzuigen uit de oude industrieën (in dit geval de taxi- en hotelindustrie) en herverdelen.

Wat Abou Jahjah niet meeneemt in deze analyse is dat Uber bijvoorbeeld druk uitoefent op chauffeurs om ze uit de vakbond te houden, hun slechte werkomstandigheden biedt en dat de CEO een multimiljardair is – kortom, dat het een bedrijf is. Dit soort techbedrijven zijn misschien vernieuwend, maar waar we hooguit getuige van zijn is een wisseling van de macht – niet van productiewijze.

Voor wie is dit boek geschreven? De doorgewinterde marxist zal meer dan eens met de ogen rollen, terwijl bij sommige politiek-theoretische passages de niet-marxist zal afhaken. De ‘oproep om de status-quo radicaal te doorbreken’ (zoals op de achterflap staat) slaagt alleen als de lezer zélf conclusies trekt uit de scherpe systeemkritiek van Abou Jahjah. Zijn eigen ‘doorbraak’ – reformisme en een grenzeloos vertrouwen in het internet – is naïef en contrasteert opvallend met het radicale antikapitalisme dat hij laat doorschemeren. De overige zeven hoofdstukken zullen menig links persoon toch op z’n minst aan het denken zetten.

Dyab Abou Jahjah
Pleidooi voor radicalisering
De Bezige Bij 2016 / 96 pagina’s / €14,99

Zie ook de presentatie van het boek in De Balie.