Woonreferendum Rotterdam: geen ‘mislukking’, maar een begin

Als we het overgrote deel van de media mogen geloven is het Woonreferendum in Rotterdam van 30 november op een mislukking uitgelopen. Dat de kiesdrempel niet werd gehaald, was echter het gevolg van een traineringscampagne vanuit het stadsbestuur. We staan nog maar aan het begin van de strijd tegen de sloop, maar hebben wel de nodige conclusies te trekken.
8 december 2016

Door Jeroen van der Starre

Op 30 november vond in Rotterdam een referendum plaats over de Woonvisie van het stadsbestuur en vooral het voornemen om 20.000 betaalbare woningen te laten verdwijnen en er dure woningen voor terug te plaatsen. De opkomst bleef steken op 16,9 procent. De kiesdrempel van 30 procent werd niet gehaald en de consensus in de media was daarom dat het referendum op een ‘mislukking’ was uitgelopen.

De stemverhouding werd daarmee in de berichtgeving gereduceerd tot een voetnoot. Dit gebrek aan interesse naar hoe er gestemd is, was prettig nieuws voor Leefbaar Rotterdam-wethouder Schneider, die zelfs niet wilde ingaan op het feit dat een overweldigende meerderheid van de stemmen gericht was tegen zijn woonplannen – het referendum was ongeldig en kon dus verder totaal worden genegeerd.

De uitslag van het woonreferendum gaf echter wel een helder, maar dubbel signaal af. Ten eerste dat van de uitslag zelf, maar ten tweede dat er meer nodig zal zijn om het project van Leefbaar Rotterdam te stoppen.

De stemverhouding liet aan duidelijkheid weinig te wensen over: 72 procent van de stemmers was tegen de woonplannen. In Rotterdam Zuid, waar de meeste sloop te verwachten valt, lag dit zelfs rond de 80 procent. Dit laat duidelijk zien hoe Rotterdammers over de Woonvisie denken.

Dat de kiesdrempel niet werd gehaald doet hier weinig aan af. Om te beginnen is de kiesdrempel van 30 procent natuurlijk arbitrair. Dezelfde dag vond een referendum plaats in Arnhem. Daar lag de opkomst met 24,1 procent niet heel veel hoger dan in Rotterdam, maar in Arnhem was geen kiesdrempel ingesteld en viel de uitslag in het voordeel van het stadsbestuur uit. De Volkskrant schreef dat de opkomst in het Arnhemse referendum ‘hoger (was) dan verwacht’ – hier was dus geen sprake van een ‘mislukking.’

Vage vraag

Maar belangrijker is dat de lage opkomst in Rotterdam alles te maken had met aanhoudende pogingen van het stadsbestuur om het referendum te ondergraven. Sinds een coalitie van huurdersverenigingen, de SP, NIDA, GroenLinks en de PvdA een referendum over de sloopplannen wisten af te dwingen, heeft het college alles gedaan om te voorkomen dat het referendum democratisch zou verlopen. Dat wist namelijk heel goed dat zij nooit een meerderheid zouden krijgen voor hun aanval op gekleurde en armere Rotterdammers.

De eerste stap hierin was de poging om het referendum te reduceren tot een internetpoll. Als het aan het college had gelegen, hadden Rotterdammers via DigiD moeten stemmen. Dat had ongetwijfeld een negatief effect gehad op de opkomst. Daarbij had het de toegankelijkheid van het referendum beperkt voor mensen met een gebrek aan internettoegang, taal- of computervaardigheden, zoals een deel van de ouderen, armeren en mensen met een migratieachtergrond – een groep mensen die een belang heeft bij betaalbare woningen dus. Deze eerste poging strandde gelukkig in de gemeenteraad, doordat een deel van de raadsleden van de collegepartijen deze openlijke sabotagepoging blijkbaar toch wat te gortig vond.

De volgende stap in de ondermijning van het referendum was de vraagstelling. Deze werd zo vaag mogelijk gehouden. In plaats van Rotterdammers te vragen naar hun mening over de afbraak van de sociale huursector, zoals de initiatiefnemers van het referendum wilden, werd hen gevraagd naar hun mening over de Woonvisie – dus over een taai en ondoorzichtig beleidsdocument van 75 pagina’s waar de overgrote meerderheid van de Rotterdammers waarschijnlijk nooit van had gehoord.

Deze vaagheid vertaalde zich ook in de informatie die stemgerechtigden kregen aangereikt. In de bijsluiter bij de stempas werd de woonvisie gekarakteriseerd als ‘een plan van het college waarin staat hoe Rotterdam zich wil blijven ontwikkelen als woonstad. Welke woningen zijn nodig? Wat wordt er gebouwd en waar? Wat moet er juist weg? Welke kwaliteit krijgen de woningen en wijken?’ Geen woord over het inperken van de voorraad aan sociale huurwoningen.

Misleiding

Wie dus wilde weten waar het referendum eigenlijk over ging was vooral afhankelijk van de tegencampagne. De strategie van het college was om rookgordijnen op te trekken, waarbij het niet zelden zijn toevlucht zocht tot halve waarheden en hele leugens. Zo bleef Schneider volhouden dat ‘niemand de stad uitgejaagd’ zou worden. Hiermee doelde hij op het feit dat mensen die door de sloop van hun woning moeten verhuizen een urgentieverklaring kunnen krijgen. Maar zij zijn nog altijd afhankelijk van de voorraad aan betaalbare woningen die wel degelijk inkrimpt door de sloopplannen.

Ook beweerde Schneider dat er voldoende betaalbare woningen zijn, wat hij probeerde te ‘bewijzen’ met een creatieve boekhouding: de wethouder stelde de ‘vraag’ namelijk naar beneden bij door niet uit te gaan van de groep mensen die recht heeft op een betaalbare woning, maar van de ‘primaire doelgroep’ – de kleinere groep mensen die recht heeft op huurtoeslag. Hij stelde het ‘aanbod’ naar boven toe bij door niet alleen uit te gaan van sociale huurwoningen, maar ook van betaalbare particuliere huurwoningen én goedkopere koopwoningen. Zo verdraaide hij het werkelijke tekort aan betaalbare woningen in de stad tot een fictief overschot.

Begin

Op al deze manieren probeerden de voorstanders van de Woonvisie, Leefbaar Rotterdam en haar collegegenoten, de VVD en het ‘anti-populistische’ D66 voorop, te voorkomen dat het referendum een succes zou worden. Geholpen door een gebrek aan kritische berichtgeving slaagden zij in hun opzet om een feitelijke boycot van het referendum te organiseren.

Dat betekent echter nog niet dat het referendum en de campagne tegen de sloop en voor voldoende betaalbare woningen op een mislukking zijn uitgelopen. Ondanks het manoeuvreerwerk van het college zijn 85.000 Rotterdammers gaan stemmen en stemden meer dan 60.000 van hen tegen de Woonvisie. Een eerlijk referendum, met een heldere vraagstelling en kritische ruchtbaarheid vanuit de media had heel goed tot een pijnlijke nederlaag voor het college kunnen leiden.

Het realiseren van dit potentieel vraagt echter om een enorme krachtsinspanning. Linkse referenda en campagnes kunnen niet rekenen op de mediamachinerie die extreem-rechts tot zijn beschikking had in het Oekraïne-referendum. Wij zijn veel meer afhankelijk van krachten van onderop. De kracht die in de tegencampagne werd gemobiliseerd was indrukwekkend. Ze bleek uiteindelijk onvoldoende, maar biedt wel een stevige basis om op voort te bouwen.

‘Iedereen die ik hier spreek ziet het als een soort begin’ zei initiatiefnemer Querien Velter van de SP op de avond van de verkiezing. Dat is precies het sentiment dat we nodig hebben. We moeten doorgaan tegen de sloopplannen en er is een basis om die strijd te winnen. Een flinke minderheid van de Rotterdammers had door waar dit referendum over ging en trok de juiste conclusies. Het komt er nu op aan om te werken aan een veel breder bewustzijn over het project van Leefbaar Rotterdam.

Leefbaar Rotterdam

Leefbaar is in Rotterdam voor de tweede keer aan de macht en hun beleid bevat belangrijke lessen over wat extreem-rechtse partijen doen als zij aan de macht komen. In hun eerste regeerperiode (2002-2006) lag de nadruk vooral op racistische retoriek, maar was de partij nog op zoek naar manieren om deze retoriek om te zetten in beleid.

Zo stelde toenmalig wethouder Marianne van den Anker voor om gedwongen abortus in te voeren voor zwangere Antilliaanse tienermeisjes, omdat kinderen van deze jonge moeders zonder liefde en ‘met geweld, verwaarlozing, mishandeling en seksueel misbruik’ zouden opgroeien. Uitzonderingen op deze regel zouden op ‘een paar handen te tellen’ zijn. Van den Anker wist donders goed dat haar racistische voortplantingsverbod nooit – ‘never nooit’, in haar eigen woorden – ingevoerd zou worden. Met andere woorden: het ging om het signaal.

Eenzelfde lot leek beschoren voor de Rotterdamwet: aanvankelijk een voorstel van Leefbaar om niet-westerse allochtonen uit de stad te weren. Dit expliciet racistische plan werd echter gered door Dominic Schrijer van de PvdA – een duidelijke geestverwant van Jacques Monasch. Hij stelde voor om de Rotterdamwet om te vormen tot een plan om mensen met weinig geld te weren uit de stad – zo kon een vergelijkbaar resultaat worden geboekt dat wél uitvoerbaar was.

De Woonvisie staat volledig op één lijn met deze Rotterdamwet: ze is bedoeld om de stad etnisch en sociaal te zuiveren door de huizen van ‘ongewenste’ Rotterdammers letterlijk onder hun kont weg te slopen. Leefbaar probeerde dit te verkopen met de bekende revanchistische retoriek: Rotterdam moet worden heroverd op moslims en ‘buitenlanders’. In het campagnefilmpje beeldde de partij ‘verpaupering’ daarom uit met schotelantennes en minaretten.

Malique Mohamud sloeg wat dat betreft de spijker op z’n kop in zijn artikel op Vers Beton: deze woonvisie gaat in de kern om ras en klasse, ‘bewoners van multiculturele volkswijken zoals het Oude Westen (zijn) niets meer dan een demografisch ongemak… in de weg naar rijke, witte stadscentra.’

Leefbaar probeerde witte Rotterdammers te mobiliseren voor beleid dat lijnrecht ingaat tegen de belangen van een aanzienlijk deel van hen – ook veel witte Rotterdammers kregen en krijgen te maken met hun sloopplannen. Leefbaar probeert dit beleid te verkopen door aan te haken bij een zeker onthechtingsgevoel: het gevoel dat de samenhang in de wijken afgebrokkeld is. Maar met de andere hand gebruikt Leefbaar elk middel dat zij tot haar beschikking heeft om deze onthechting met autoritair beleid te stimuleren.

De partij is verantwoordelijk voor het stadsbrede samenscholingsverbod dat al sinds 2004 geldt en de politie in staat stelt om op basis van willekeur tekeer te gaan in stadswijken. De partij is verantwoordelijk voor de keiharde disciplinering en vernedering van bijstandsgerechtigden. Tot slot bezuinigde Leefbaar op buurthuizen.

Ontmaskeren

Het analyseren en bekritiseren van het beleid van Leefbaar is van groot belang. Niet alleen omdat het inzichtelijk maakt hoe extreem-rechts bestuur eruit ziet, maar ook omdat het ontmaskeren van Leefbaar noodzakelijk is als we de partij willen verslaan.

De campagne tegen de Woonvisie is hierin een belangrijke stap geweest. Tienduizenden Rotterdammers toonden aan dat ze door de retoriek van Leefbaar heen kunnen kijken, er is een coalitie opgebouwd die samen de strijd is aangegaan en – zowel in termen van organisatie als in termen van bewustzijn – een basis heeft gelegd om in volgende rondes van strijd op voort te bouwen.

Het woonreferendum heeft laten zien dat we nog een lange weg te gaan hebben om Leefbaar te verslaan, maar ook dat de mogelijkheden voor zo’n overwinning aanwezig zijn. Het komt er dus op aan om voort te bouwen op deze campagne. Als de sloopplannen concreet gemaakt worden, zullen zich nieuwe openingen aandienen om het gevecht aan te gaan, zoals eerder succesvol actie gevoerd is tegen de sloop in onder andere Nieuw-Crooswijk en Vreewijk.

Maar dat Leefbaar nu de mogelijkheid heeft om de volgende stap te zetten in zijn project moet ons ook een gevoel voor urgentie meegeven. Hoe meer de partij erin zal slagen om Rotterdammers tegen elkaar op te zetten en hoe meer ze erin slaagt armere Rotterdammers de stad uit te jagen, hoe moeilijker het zal worden om het tij nog te keren.