De stagnatie van de SP

De verkiezing van Trump is een waarschuwing voor activisten in de hele wereld. Zonder alternatief voor neoliberalisme én racistisch rechts, dreigen we verder het moeras van de haat in getrokken te worden. Dat geldt zeker voor Nederland, waar de extreem-rechtse PVV hoge ogen gooit.
14 december 2016

Door Max van Lingen

In de jaren rond de eeuwwisseling zagen velen de SP als het linkse alternatief. De partij leverde felle kritiek op het beleid van de opeenvolgende neoliberale kabinetten van Wim Kok en Jan Peter Balkenende. Leden van de partij waren actief in tal van bewegingen, waardoor de SP kon uitgroeien tot de belangrijkste oppositiepartij.

Maar de afgelopen tien jaar wordt de SP qua zichtbaarheid volledig overvleugeld door de PVV. Eind augustus trapte de SP haar verkiezingscampagne af met de presentatie van een ‘aanvallende lijst’, maar vooralsnog komt de campagne nauwelijks uit de verf. Dat heeft alles te maken met het onvermogen de twee strategische knopen te ontwarren waar de partij al jaren mee worstelt.

De eerste is het gebrek aan een adequaat antwoord op het racisme van de PVV. De huidige SP-strategie is erop gericht de PVV op sociaaleconomisch terrein te ‘ontmaskeren’. Op zich is dat een goede zaak. De PVV zet zichzelf immers graag neer als verzetspartij, terwijl ze in de praktijk de neoliberale status quo verdedigt en de belangen van de heersende klasse dient.

Racisme

Het probleem is echter dat de SP zich beperkt tot deze ‘economistische’ strategie. Het is een bewuste keuze racisme niet te bestrijden. Ook in de 48 pagina’s van het verkiezingsprogramma komt het woord ‘racisme’ slechts eenmaal voor. In de praktijk is de campagne volledig gericht op het thema zorg. De SP heeft op dat thema veruit het beste verhaal.

Maar tot op heden draait het publieke debat vooral om discussies over racisme. Door het racismeprobleem te negeren, heeft de SP zichzelf te weinig gewapend om de strijd aan te gaan met racistische ideeën. Uit peilingen blijkt bijvoorbeeld dat veel nieuwe PVV-stemmers afkomstig zijn van de SP.

Tegelijkertijd is de SP weinig relevant voor veel mensen die de groei van racistische ideeën wel als een probleem zien. Dat de partij onlangs in de Kamer meeging met het boerkaverbod – een typisch voorbeeld van racistische symboolpolitiek – zal daarbij niet helpen. Datzelfde geldt voor de vrolijke onderonsjes van lijsttrekker Emile Roemer en Lilian Marijnissen met haatcolumniste Ebru Umar.

Meeregeren

De tweede strategische knoop waarmee de SP worstelt is de tweeslachtigee houding ten opzichte van regeringsdeelname. Al langere tijd is er binnen de partij onvrede over de ‘brave’ koers als gevolg van de focus op regeringsdeelname. De verkiezing van vakbondsbestuurder Ron Meyer tot partijvoorzitter moest hierin verandering brengen.

In zekere zin is dat inderdaad gebeurd. Het verkiezingsprogramma opent met duidelijke taal: ‘Een Nationaal ZorgFonds zonder eigen risico, verhoging van het minimumloon en de AOW met 10 procent, een nieuwe studiebeurs, lagere huren en meer inspraak en zeggenschap van mensen over hun omgeving.’ En even verder: ‘Multinationals gaan voortaan gewoon belasting betalen. We voeren een extra belasting in voor miljonairs en verlagen de lasten voor mensen met een middeninkomen en lager inkomen.’

De campagne voor een Nationaal ZorgFonds is een stap vooruit. Waar de SP in het verleden vooral standpunten overboord gooide om de weg vrij te maken voor regeringsdeelname, gaat ze nu lijnrecht in tegen de neoliberale hegemonie in Den Haag. Voor linkse activisten is dit een welkome ontwikkeling die handvatten biedt voor concrete actie.

Toch moet de diepte van de koerswijziging niet worden overschat. Regeringsdeelname is nog steeds het doel, ook op de korte termijn. De titel van het verkiezingsprogramma luidt niet voor niets: ‘Nu wij! Pak de macht!’ De hardere opstelling is vooral bedoeld om een betere onderhandelingspositie te verkrijgen bij de formatie van een nieuw kabinet.

Dubbel

Door deze dubbele houding kwam Emile Roemer al direct na de aftrap van de verkiezingscampagne in de problemen in een interview bij Pauw. Toen hem werd gevraagd of de SP zou deelnemen aan een regering waarin het Nationaal ZorgFonds niet zou worden ingevoerd, antwoordde hij in eerste instantie dat de SP geen deel zou nemen aan een kabinet dat de marktwerking in de zorg verder zou uitrollen.

Eind september deden Emile Roemer en Alexander Pechtold verslag van een ‘verkennend etentje’ tegenover radiostation BNR. Ze gaven aan mogelijkheden te zien voor een regering met SP en D66. Dat Roemer dergelijke gesprekken voert met een neoliberale hervormingspartij als D66 – en daarvan trots verslag doet – laat zien dat de electorale dynamiek nog altijd leidend is bij de SP.

Aan de ene kant stelt de SP zich hard op met een duidelijk links programma. Aan de andere kant probeert de partij verantwoordelijk over te komen. Dit terwijl de huidige machtsverhoudingen discussies over regeringsdeelname helemaal niet rechtvaardigen. Zeker aangezien de SP zichzelf buitenspel plaatst door het racismedebat te negeren.

De opbouw van een strijdbaar links, dat zichzelf kan positioneren als alternatief voor het neoliberalisme van de gevestigde orde én voor racistisch rechts, vraagt van de SP dat ze stopt zichzelf als potentiële regeringspartij te zien en zich op gaat stellen als volkstribuun, of, zo je wilt, als waakhond in Den Haag die van zich af bijt.