Pleidooi voor een inclusief feminisme

In Het Verschil behandelt Anja Meulenbelt een serie actuele kwesties vanuit haar visie op het feminisme. Parfumreclames met Johnny Depp, de lustpil voor vrouwen, werk, gezin en ongelijkheid, het passeert allemaal de revue.
15 augustus 2016

Door Angela Ettema

Het Verschil is het boek dat Meulenbelt zelf had willen lezen toen ze twintig was. In zeventien hoofdstukken over verschillende thema’s deelt ze haar kennis, maar ook haar vragen. Dat doet ze in haar bekende, prettig leesbare en vaak persoonlijke stijl. Bovendien geeft ze bij elk hoofdstuk lees-, kijk- en doe-tips om zelf verder te gaan met de thema’s.

Meulenbelt keert zich tegen het ‘directeurenfeminisme’ van Opzij en verwelkomt de nieuwe golf van feminisme die strijd voor vrouwenrechten combineert met antiracisme en fundamentele maatschappijkritiek. ‘Want het gaat niet alleen om vrouwen, het gaat ook om de vraag in wat voor wereld we willen leven, en wat voor wereld we door willen geven aan de generaties na ons’.

Het boek begint bij issues waarmee iedereen te maken heeft: partnerkeuze, kinderen, seks en liefde, werk. Meulenbelt laat zien hoe al deze zaken bepaald worden door de manier waarop er in de maatschappij wordt gedacht over mannen en vrouwen. Het persoonlijke is politiek, zoals feministen al heel lang weten.

Gender

Meulenbelt gaat uitgebreid in op de vraag of de verschillen tussen man en vrouw aangeboren of aangeleerd zijn. Volgens Dick Swaab, auteur van Wij zijn ons brein, ontwikkelen we al in de baarmoeder een vrouwen- of mannenbrein. Dit zou ons voorbereiden op onze maatschappelijke taken (zorgen of vechten) die ‘tientallen miljoenen jaren teruggaan in onze evolutionaire geschiedenis’. Meulenbelt wijst er daarentegen op dat de rol van mannen en vrouwen ook te maken heeft met context en omgeving. De verschillen tussen mannen en vrouwen blijken veel minder duidelijk te zijn dan we denken.

Opvattingen over wat mannelijk of vrouwelijk is, verschillen bovendien per cultuur en per tijdperk. Volgens Meulenbelt berusten genderverschillen niet alleen op natuur of cultuur, maar gaat het erom ‘hoe we als culturele wezens van nature al in onze vroegste jaren een basis leggen voor wie we worden’. Het is dialectisch, zouden marxisten zeggen.

Dat de dominante, heteronormatieve definities van gender veel mensen uitsluiten laat Meulenbelt zien in het hoofdstuk ‘Over hokjes en walletjes’. Dit gaat over het emancipatieproces van trans-mensen, die steeds meer uit de kast komen, en over homo- en biseksuele mensen (LHBT).

Meulenbelt zou het liefst helemaal af willen van denken in hokjes en groepsidentiteiten, maar erkent dat deze ook hun functie hebben bij het vechten voor rechten en vrijheden.

Rechtvaardigheid

Een belangrijk thema in de vrouwenbeweging is de rolverdeling tussen man en vrouw in heteroseksuele relaties: wie werkt er om brood op de plank te krijgen en wie zorgt er voor de kinderen? Meulenbelt keert zich tegen het feminisme van Heleen Mees, die vindt dat een vrouw pas geëmancipeerd is als ze een fulltimebaan heeft. Ook de ‘reproductie van de arbeidskracht’, de zorg voor partner en kinderen, is immers een belangrijke maatschappelijke taak. Deze onbetaalde arbeid, die vooral door vrouwen wordt verricht, zou meer moeten worden gewaardeerd en eerlijker verdeeld.

Ook identiteitspolitiek komt aan bod in het boek. Aan het begin van de tweede feministische golf was het gebruikelijk om te spreken over ‘wij vrouwen’. In de jaren zeventig bleek dat groepen vrouwen zich niet vertegenwoordigd voelden door dat ‘wij’. Ze splitsten zich af en vormden hun eigen groepen, van bijvoorbeeld lesbische en/of zwarte vrouwen. Het feministische ideaal van zusterschap bleek minder inclusief dan aanvankelijk werd gedacht.

De zwarte feministen van het Combahee River Collective kwamen met het inzicht dat het in hun geleefde leven niet mogelijk was achterstelling op grond van kleur, sekse en klasse van elkaar los te zien. Daarom was het voor hen niet mogelijk zich aan te sluiten bij één beweging. Het feminisme werd gedomineerd door witte vrouwen, de burgerrechtenbeweging had weinig aandacht voor vrouwenissues en socialistische organisaties hadden vaak weinig interesse in kleur of sekse.

Tegenwoordig is dit inzicht, onder de noemer ‘intersectionalisme’, voor veel jonge feministen bijna vanzelfsprekend. Meulenbelt vindt deze ontwikkeling positief, maar wijst erop dat het erkennen van de verschillende ervaringen van specifieke groepen niet voldoende is. Het gaat erom over de scheidslijnen heen te kijken en ons te richten op ‘het gemeenschappelijke project – een wereld waarin wij willen leven’. En dan stuiten we onherroepelijk op het kapitalisme, dat steeds nieuwe ongelijkheden produceert.

Terecht wijst Meulenbelt op de zwakte van parlementair links: de PvdA die de ideologische veren heeft ingeruild voor neoliberale afbraakpolitiek, maar ook de SP, die het vaak laat afweten in de strijd tegen racisme en islamofobie. Aan buitenparlementaire initiatieven ontbreekt het niet: feministen zetten zich samen met andere activisten in voor solidariteit met vluchtelingen en tegen het racisme van Pegida en Wilders. Dit boek biedt tal van inzichten en discussiepunten waarmee we ons voordeel kunnen doen bij het opbouwen van een nieuwe linkse en feministische beweging.

Anja Meulenbelt
Het Verschil
Het Spectrum 2016 / 352 pagina’s / €19,99