Muhammad Ali (1942-2016)

Op 3 juni overleed Muhammad Ali. Hij was niet alleen ’s werelds beste bokser, maar ook een pain in the ass voor het Amerikaanse establishment, die dienst weigerde in Vietnam en vocht voor gelijke rechten voor zwarten. Karel ten Haaf blikt terug op het leven van een kampioen.
14 juni 2016

Hij was de misschien wel beroemdste mens op aarde, letterlijk iedereen wist wie hij was. En iedereen heeft ook zijn persoonlijke herinneringen aan hem, het voelt alsof je hem werkelijk hebt gekend. Zo zat ik als leerling van de lagere school midden in de nacht voor ons kleine zwartwit-tv’tje als er een bokspartij van Ali werd uitgezonden. Moederziel alleen zat ik daar, en bibberend, met een deken om me heen geslagen – want mijn ouders vonden het onzin dat ik voor een sportwedstrijd mijn bed uit kwam, en ik mocht dan wel kijken, maar de verwarming mocht niet aan, dat was zonde.

Zelfs mijn vriendin, wars van boksen, heeft een warme herinnering waarin Ali een rol speelt. Op de dag van zijn overlijden plaatste ze dit berichtje op facebook: ‘De eerste keer dat ik met mijn dichter mee naar huis ging, speelde hij op straat de slotscène van een knokpartij van Mohammed Ali na.’ Op de vraag ‘Welke precies?’ antwoordde ze: ‘Ja, ik was al bang voor die vraag. Ik weet het niet en hij slaapt nog (hij weet nog van niks, het arme jong). Het ging vooral om een klap die Ali niét uitdeelde, dat herinner ik me nog wel.’

Het was de knock-out van George Foreman die ik naspeelde in de Herestraat, ter hoogte van sigarenmagazijn Homan. Een ko van poëtische schoonheid: terwijl Foreman na een serie stoten naar het canvas gaat, draait Ali met de vallende Foreman mee, de rechtervuist klaar om toe te slaan, de genadeklap uit te delen, maar hij slaat niet. Doelend op het niet slaan van de op dat moment weerloze tegenstander zei George Foreman later: ‘That’s why Ali was the greatest’.

Kunstenaar

Als bokser was Ali een ware kunstenaar: niet alleen was hij ongelooflijk lichtvoetig en snel – wat dat betreft leek hij in niets op een zwaargewicht – ook deed hij volkomen onverwachte dingen, nooit eerder vertoond in de boksring. Het meest bekend is zijn rope-a-dope-taktiek: zwaar stotende boksers die nooit lange partijen vochten omdat ze al hun tegenstanders in één van de eerste ronden bewusteloos sloegen, en bij wie Ali daarom een gebrek aan conditie vermoedde, liet hij zich leegslaan op zijn dekking om daarna af te rekenen met de vermoeide en licht wanhopige opponent.

Maar het sterkste staaltje is toch wel dat hij in zijn derde partij tegen Joe Frazier geen enkele stoot naar het lichaam uitdeelde, uitsluitend het hoofd van Frazier bewerkte – dat is in strijd met boksles nummer één: stoot naar het lichaam van je tegenstander, waardoor hij zijn dekking laat zakken en je voor het hoofd kunt gaan.

Ali was niet alleen groot in de ring, maar ook daarbuiten. Nadat hij goud had gewonnen op de Olympische spelen werd hij als een held verwelkomd bij terugkeer in de Verenigde Staten. Ondanks die heldenstatus werd hem de toegang geweigerd tot een restaurant – vanwege zijn huidskleur – waarna hij zijn Olympische medaille in de Ohio River gooide: een prijs gewonnen voor een land waarin je op basis van je huidskleur een tweederangs burger was, zo’n prijs was niets waard.

Hij werd professioneel bokser. Na het behalen van de wereldtitel zwaargewicht trad hij toe tot de Nation of Islam en veranderde hij zijn naam van Cassius Clay in Muhammed Ali, want: ‘Cassius Clay is a slavennaam. Ik heb hem niet gekozen en ik heb hem niet gewild. Ik ben Muhammad Ali, een vrije naam, en ik sta erop dat mensen die naam gebruiken wanneer ze met of over me praten.’

Uniform

Toen Ali werd opgeroepen om zijn dienstplicht te vervullen in Vietnam, weigerde hij: ‘Waarom vragen ze mij om een uniform aan te trekken en 10.000 mijl van huis te gaan om met bommen en kogels bruine mensen in Vietnam te bestoken, terwijl zogenoemde negers in Louisville worden behandeld als honden en ze fundamentele mensenrechten worden ontzegd?’

Niet alleen werd Ali veroordeeld wegens dienstweigeren, maar ook werd hem zijn wereldtitel afgenomen en mocht hij drie jaar lang niet boksen – een door de boksbobo’s opgelegde politieke straf waarmee hem zijn broodwinning werd afgenomen. Muhammad Ali reisde het land door en gaf lezingen over de strijd voor gelijke rechten. Uiteindelijk werd hij in hoger beroep vrijgesproken en keerde hij terug in de ring om naam te maken als GOAT – Greatest Of All Time – vooral door zijn heroïsche partijen tegen Foreman en Frazier.

Na zijn afscheid van het boksen werd bij Ali Parkinson geconstateerd, maar ondanks ernstige lichamelijke beperkingen bleef hij zich strijdbaar inzetten voor een wereld zonder racisme. Nog vlak voor zijn dood gaf hij blijk van die strijdbaarheid, toen hij reageerde op de uitspraak van de Republikeinse presidentskandidaat Donald Trump dat de Amerikaanse grenzen gesloten moeten worden voor moslims: ‘Ik ben een moslim en er is niets islamitisch aan het vermoorden van onschuldige mensen in Parijs, San Bernardino of waar dan ook ter wereld. Echte moslims weten dat het meedogenloze geweld van zogenaamde islamitische jihadisten ingaat tegen het fundament van onze religie. (…) Ik ben nooit beschuldigd van politieke correctheid, maar ik geloof dat onze politieke leiders hun positie moeten gebruiken om begrip te kweken voor de islam en om duidelijk te maken dat deze misleide moordenaars de blik van mensen op wat de islam echt is, hebben vertroebeld.’

De erfenis van bokser Muhammad Ali bestaat uit meer dan alleen zijn partijen. Veel meer. Door zijn radicale stellingnames in de jaren zestig wist hij de burgerrechtenbeweging te verbinden met de anti-oorlogsbeweging. Hij wist als beroemd publiek figuur duidelijk te maken dat de strijd voor de rechten van zwarten en de strijd tegen het voeren van een imperialistische oorlog ver van huis één strijd is – en daarin ligt de werkelijke grootsheid van Ali.