Young & United wrikt verhoging jeugdlonen los

Young & United, de actiecampagne van de FNV tegen het minimumjeugdloon, heeft een belangrijke overwinning behaald. Het minimumjeugdloon wordt afgeschaft voor 22- en 23-jarigen en dat voor jongeren tussen de 18 en 21 wordt verhoogd. Deze stappen in de goede richting zijn bovendien het resultaat van een inspirerende vakbondscampagne.
5 mei 2016

Door Jeroen van der Starre

De concessies die Young & United afdwong zijn de eerste aanpassingen aan het jeugdloon in 41 jaar. Het werd hoog tijd dat hier stevige stappen in worden gezet. Hoewel jongeren voor de wet op hun achttiende volwassen zijn, krijgen zij op dit moment pas vanaf hun 23ste een volwassen loon, terwijl ze wel dezelfde plichten, dezelfde huren en andere lasten hebben als andere volwassenen.

Het minimumloon voor een 18-jarige is nu nog maar 45,5 procent van het reguliere minimumloon: bruto 693,70 euro per maand. Met een dergelijk inkomen is het uitgesloten dat je een zelfstandig leven kunt opbouwen. Zelfs het huren van een kamer kun je wel vergeten. Jongeren die ervoor kiezen of gedwongen worden om op eigen benen te staan, zijn daarom overgeleverd aan louche huisjesmelkers of antikraakbedrijven.

Maar werkgevers zijn blij met het minimumjeugdloon: het stelt hen in staat om jongeren extra uit te buiten door hen voor hetzelfde werk slechts een fractie te betalen van een ‘volwassen’ arbeidskracht. En dat tikt lekker aan.

Acties

Het was daarom te verwachten dat werkgevers en kabinet niet zonder slag of stoot akkoord zouden gaan met het afschaffen van deze vorm van gelegaliseerde leeftijdsdiscriminatie. Zo’n jaar geleden trapte Young & United af. In maart lanceerden zij hun petitie tegen het jeugdloon en werd snel naam gemaakt met een reeks confronterende en mediagenieke acties.

Zo confronteerde Soufian, een negentienjarige vulploegmedewerker bij Albert Heyn, de CEO van Ahold, Dick Boer, tijdens het vragenrondje op de aandeelhoudersvergadering in april 2015: ‘Meneer Boer, u verdiende in 2013 zo’n 3,7 miljoen euro. Dat is per uur zo’n 1.600 euro. Ik verdien 5 euro 96 per uur, iets meer dan het minimumjeugdloon. Dat is 60 procent procent van het volwassen minimumloon. Om uw loon van 1 jaar te evenaren, moet ik 299 jaar werken.’

Op dezelfde dag werd een vestiging van McDonalds, een van de grote profiteurs van het jeugdloon, bezet. Een maand later was het de beurt aan de SER: zo’n zestig activisten bezetten een vergadering en overhandigden Hans de Boer, de voorzitter van VNO-NCW een ‘megapamper’. ‘De werkgeversbaas is de beschermheer van grote bedrijven voor wie het jeugdloon een supersubsidie is’, schreef Young & United in hun verslag van de actie.

Er was veel steun voor de acties: veel mensen begrijpen dat je niet van een paar honderd euro kunt rondkomen en dat het jeugdloon pure discriminatie is. Deze steun, in combinatie met de bekendheid van de campagne als gevolg van de reeks acties, zorgde ervoor dat de petitie tegen het jeugdloon in juni met meer dan honderdduizend ondertekeningen kon worden aangeboden aan Minister Asscher. Die beloofde verbetering, maar zonder daar snel op door te pakken. Dus gingen de acties door onder de noemer #duurtlang.

Resultaat

Inmiddels is het eerste resultaat binnen. ‘Dit is de beloning voor een jaar lang actievoeren. Deze stap zorgt ervoor dat jongvolwassenen vanaf hun 21ste financieel iets meer lucht krijgen. We zijn er nog niet, want uiteindelijk verdienen 18-jarigen ook een echte baan met een volwassen loon’, zei Yorrick van der Ent, de voorzitter van de Actieraad van Young & United.

Maar het probleem met de concessie van Asscher is niet alleen dat het jeugdloon gedeeltelijk in stand blijft. Het kabinet wil ook tegemoet komen aan gejammer van de werkgevers. Detailhandel Nederland eiste ‘volledige compensatie’ van het kabinet en dreigde dat er banen verloren zouden gaan als gevolg van deze loonsverhoging. ‘Hoeveel banen er in de detailhandel verloren gaan, is lastig in te schatten’, aldus de branchevereniging in Trouw. ‘Maar waarom zou je het risico nemen? Voor jongeren is het werk ook belangrijk om ervaring op te doen.’ Jongeren zouden dus tevreden moeten zijn met de o zo relevante werkervaring die zij al vakkenvullend opdoen.

Dat werkgevers jammeren als hun voordeeltjes worden ingenomen is niets nieuws. Toen in de negentiende eeuw de eerste stappen werden gezet in het beperken van kinderarbeid schreeuwden industriëlen ook al moord en brand: zonder kinderarbeid konden zij niet produceren en zouden zij niet meer in staat zijn te concurreren met anderen. Ook zou arbeid goed zijn voor kinderen: het leerde hen discipline. Zowel toen als nu gaat het om ongefundeerde bangmakerij en gelegenheidsargumenten, ingegeven door de grenzeloze winstzucht van de bazen.

Dat Asscher het nodig vind om hieraan tegemoet te komen en 100 miljoen vrijmaakt om de bedrijven ‘compenseren’ is een schandaal. De bedrijfswinsten zijn decennialang gespekt door de schandalige onderbetaling van jongeren. Dit zou aanleiding moeten om juist de jongeren te compenseren en om deze praktijken niet gedeeltelijk, maar volledig af te schaffen. Om dat te bereiken is het van belang om nu niet in te binden, maar de strijd juist te verbreden en te verdiepen.