Bell Invites: ‘Kunst om te informeren en te verlichten’

Op 29 januari opende Bell Invites in het Stedelijk Museum Bureau van Amsterdam. De tentoonstelling is opgezet door Richard Bell en Emory Douglas, twee activistische kunstenaars van het eerste uur. Zij werkten samen met lokale kunstenaar en de University of Colour. Hella Baan praatte met hen over waarom dit soort initiatieven ertoe doen.
18 maart 2016

In de jaren ’60 en ’70 waren jullie onderdeel van grote antiracismebewegingen in de Verenigde Staten en Australië. In hoeverre speelde kunst daarin een rol?

Emory Douglas: Ik was minister van Cultuur bij de Black Panter Party. Er waren allerlei grote bewegingen en radicale ideeën in de VS, waaronder een belangrijke zwarte kunstbeweging. Mensen uitten zich in theater en jazz. Daarom liep kunst en activisme voor mij in elkaar over. Ruim tien jaar gaf de Black Panter Party een krant uit. Het begon kleinschalig en ontwikkelde zich. Ik was verantwoordelijk voor de productie van de krant. Samen met anderen maakte ik kunst voor in de krant en op flyers en posters. We wilden een gemeenschappelijke taal spreken. Kunst was daar een belangrijk onderdeel van.

Richard Bell: Het spreekt tot de mensen. De Yirrkala bark petities zijn daar een goed voorbeeld van. Deze petities werden in 1963 als landclaim gepresenteerd aan de Australische regering. De Aboriginals maakten ze van boombast. In het midden zit een papier met Engelse woorden. Daaromheen hebben ze figuren uit de Aboriginal kunst uitgesneden. Dit zijn letterlijk handtekeningen. De Black Panter beweging had een grote invloed op de beweging voor landrechten van Aboriginals in Australië. Het beïnvloedde onze denkwijze en tactiek. We voelden ons door hen gesterkt.

Wat is jullie kijk op de huidige situatie?

Douglas: Sommige dingen blijven hetzelfde. De politie moordt nog steeds. Er is oorlog en massale vernietiging gaande. Veel mensen zijn werkloos en gevangenissen zitten overvol. Mensen ploeteren elke dag om de eindjes aan elkaar te knopen. Dus we staan nog steeds voor dezelfde uitdaging.

Bell: Er waren toen veel minder middelen. Er was geen internet. We hadden flyers. Het was veel moeilijker om te communiceren. Maar op het gebied van de strijd tegen de status quo is niet veel veranderd. Er is nog steeds een gewelddadig onteigeningsproces aan de gang door een kleine groep mensen. Hun hebberigheid kent geen grenzen. Vluchtelingen zijn massaal op zoek naar een veilige plek te vinden om te leven. Sommige Australische arbeiders krijgen nu maar 2 dollar per dag. Daar kan je één fles melk van kopen. Hoe moeten grote gezinnen daarvan rondkomen?

Er is institutioneel racisme gericht tegen mensen van kleur en moslims. Dit moeten we bestrijden. Veel elementen van onze strijd in de jaren ’60 en ’70 komen nu weer terug in bewegingen als #Black Lives Matter. In Canada organiseren de oorspronkelijke bewoners flashmobs.

In Australië is er nog steeds een onafhankelijkheidsbeweging van Aboriginals. Jonge mensen maken daarin het verschil. Ik loop in Australië mee met hun demonstraties. Een groep jongeren heeft het collectief Warriors of the Aboriginal Resistance (WAR) opgezet. We zijn op zoek naar positieve verandering.

In hoeverre brengt de tentoonstelling Bell Invites die elementen samen?

Douglas: Het is commentaar op fundamentele sociale kwesties, zoals institutioneel racisme. Dit overstijgt landsgrenzen.

Bell: De problemen in de Verenigde Staten, Australië en Nederland komen erg overeen. Het is een grote verzameling felle kleurrijke en krachtige beelden. Sommigen laten de greep van het kapitalisme op de levens van gewone mensen zien. Er is veel angst. De woorden ‘Minder, Minder, Minder’ op de muur getuigen daarvan.

Maar er is ook verzet zichtbaar. Zo wordt er verwezen naar #BlackLivesMatter en is het eerste T-shirt met de opdruk ‘Zwarte Piet is Racisme’ te zien. Alle werken hebben onderliggende politieke boodschappen. Welke dat precies zijn moet de bezoeker zelf ontdekken. Met een onderzoekende geest kom je een heel eind.

Bell Invites is een collectief project. Hoe is het ontstaan?

Bell: Ik werd uitgenodigd en wilde graag dingen aandragen die voor de plaatselijke gemeenschap interessant zijn. Daarom heb ik er lokale kunstenaars en jongeren van de University of Colour bij betrokken. Sinds 2008 werk ik veel samen met Emory Douglas. Hij is bekend door zijn rol in de Black Panter Party. Zijn werk wordt hier goed begrepen. Daarom heb ik hem gevraagd.

Met de hele groep hebben we vooraf bediscussieerd welke schilderingen er op de muur moesten komen. Dit werk kwam daaruit. In een halve dag hebben we de voorbereiding gedaan en wat beelden geschetst. Binnen vier dagen was alles af. Zonder alle hulp was dat niet gelukt.

Wat is het effect van Bell Invites?

Douglas: Het inspireert lokale kunstenaars en de jongeren en studenten van University of Colour. Volgens mij laat het zien dat zij niet alleen staan in deze strijd tegen het systeem. Het opende hun ogen ook voor de geschiedenis. De opening was een groot succes. Er kwamen veel mensen uit de lokale gemeenschap en jongeren. Zo’n divers publiek zie je niet vaak bij een tentoonstelling. Mensen zien het werk als deel van zichzelf. De onderliggende boodschap sluit aan bij hun ervaringen.

Bell: Jonge gekleurde kunstenaars kunnen hun werk hier vertonen in een museale setting. Er is nu weinig kans dat het Stedelijk Museum hen die ruimte biedt. Maar dit is een kleine stap in de goede richting, zodat dit in de toekomst verandert. In elk geval hebben we een extra regel in ons cv, waarin het woord ‘museum’ staat.

Waarom zijn dit soort projecten belangrijk voor jullie?

Douglas: Er wordt geprobeerd om de kunst te neutraliseren. Daarom ben ik nooit echt onderdeel geweest van de kunstwereld. Voor mij moet kunst een politieke lading hebben en tot mensen spreken. Maar in dit systeem is kunst meer gericht op geld dan op de menselijke ervaring. Dit soort projecten zijn een kans om daar tegenin te gaan.

Bell: Het uitwisselen van verhalen is een gigantisch deel van de menselijke geschiedenis. Daarmee bouw je onderlinge solidariteit. Daarom proberen we onze kunst ook zoveel mogelijk overzees te verspreiden. We willen er ook voor zorgen dat ons verhaal behouden blijft.

Douglas: In de jaren ’60 en ’70 was er was brede steun voor de Black Panters. We zaten in coalities en inspireerden veel mensen. Misschien waren we maar een stofje in de wind, maar wel een nucleair stofje. We waren een spil in de beweging en daar kwam onze kracht vandaan. Ze konden ons niet zomaar in een hoekje zetten.

Nu proberen we die lessen te bewaren door er bijeenkomsten over te houden en met jonge historici samen te werken. Er is dit jaar een Black Panter Party geschiedenismaand in oktober, ter ere van de oprichting van de partij vijftig jaar geleden. Het wordt op verschillende plekken in het land gevierd.

Met jullie werk brengen jullie kunst en activisme samen. Hoe doen jullie dat?

Bell: Ik noem mezelf graag een activist, die zich voordoet als een kunstenaar. Ik breng activisme in het museum en de kunstgalerie. In mijn video’s laat ik zien hoe geschiedenis wordt herschreven. Het gedrag van de witte kolonisators wordt opgepoetst. Daardoor denken nu veel Australiërs ten onrechte dat ze een van de meest humanitaire ter wereld waren. Mensen wordt geleerd te vergeten. Hetzelfde gebeurt in Nederland. Nederlanders willen ook niet over hun geschiedenis praten.

Douglas: Kunst is om te informeren en te verlichten. Het kan mensen en andere kunstenaars ertoe aanzetten om zich bezig te houden met sociale kwesties. Het is gereedschap voor activisme. Het kan mensen informeren over dingen waar actie voor gevoerd wordt.

In de Verenigde Staten is er een organisatie, CultureStrike, opgezet. Met een kunstproject willen ze meer inzicht geven in het leven en de behandeling van vluchtelingen. Ik heb daar samen met vijftig andere kunstenaars aan meegewerkt. Vluchtelingen mogen niet werken en naar school. Ze worden opgesloten en teruggestuurd. Met fotomateriaal en papier maken wij dat zichtbaar.

Zaterdag 19 maart 2016 is de laatste dag dat de werken te zien zijn. In de avond is een feestelijke afsluiting. Vanaf 17 uur is er eten en tussen 19 en 22 uur een open dansvloer.