Einde van het socialisme dat geen socialisme was

Nu het deze maand precies twintig jaar geleden is dat de Berlijnse Muur viel, laten de media geen kans onbenut om te vieren dat hiermee Berlin Wall Freedomhet ‘socialisme’ bewees niet levensvatbaar te zijn. Neoliberale ideologen grijpen de verjaardag graag aan om ons eraan te herinneren hoe superieur het kapitalisme zogenaamd is. Voor Suzanne Veldhuis een reden om te analyseren wat er nu werkelijk in elkaar stortte in 1989.
6 november 2009

Op basis van de stalinistische regimes die vorige eeuw bestonden is het een veelvoorkomend misverstand dat socialisme gelijkstaat aan staatscontrole, staatseigendom en een ‘planeconomie’. Maar als dat zo zou zijn zouden ook Europese verzorgingsstaten van de afgelopen vijftig jaar, de VS van na de Tweede Wereldoorlog en elke staat die zijn economie in dienst stelt van oorlogvoering deels socialistisch te noemen zijn.

In tegenstelling tot wat de media beweren hebben de landen die claimden (en claimen) socialistisch te zijn niets te maken met het socialisme zoals Marx, Lenin en Trotski dit voor zich zagen. Socialisme gaat in essentie over fundamentele democratie van onderaf, over een samenleving waarin niet geproduceerd wordt voor winst voor een kleine rijke elite, maar waarin de overgrote meerderheid van gewone mensen zelf de middelen om rijkdom te produceren controleert en die inzet om te voorzien in haar eigen behoeften. Geen van deze kenmerken waren aanwezig in de zogenaamde communistische staten, en die ontbraken net zo goed in het ‘vrije Westen’.

De herdenking van de val van de Muur wordt door rechts graag benut om de geschiedenis in zijn eigen voordeel om te buigen. De dictaturen onder Stalin tot Ceausescu zouden zogenaamd te verklaren zijn door de Russische Revolutie in 1917. Waar deze afgeschilderd wordt als gewelddadig en dictatoriaal, omdat deze door ‘bloeddorstige Bolsjewieken en het ongeletterde proletariaat’ uitgevoerd werd, zijn de revoluties die sinds 1989 in het voormalige Oostblok tot stand kwamen ‘fluweel’, ‘oranje’ en ‘democratisch’ – hoewel ze topdown werden doorgevoerd en de ene elite door de andere hielpen vervangen.

Oktober 1917

In werkelijkheid werd in Rusland in oktober 1917 en de jaren die er op volgden de kiem van een socialistische maatschappij gezaaid. Het dictatoriale regime van de tsaar werd omvergeworpen door een massabeweging van gewone mensen die het heft in eigen hand namen. Als tegenwicht voor de kapitalistische staat ontstonden raden, de zogenaamde sovjets, waarin arbeiders, boeren en soldaten bijeenkwamen om gezamenlijk beslissingen te nemen over hoe de samenleving eruit zou moeten zien. Gedelegeerden werden gekozen met een meerderheidsstem, en konden te allen tijde teruggeroepen worden. Er werden coöperaties opgezet waarmee de zorg voor het huishouden en kinderen tot een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid werd gemaakt. In dit soort initiatieven lag de kiem van hoe een socialistische maatschappij eruit zou kunnen zien.

Maar de jaren van burgeroorlog en isolement die volgden nadat buitenlandse legers Rusland binnendrongen om ‘het rode gevaar’ de nek om te draaien, creëerden de voorwaarden waaronder Stalin halverwege de jaren twintig een contrarevolutie kon leiden voor ‘socialisme in één land’. Er ontstond een nieuwe bureaucratie die de progressieve maatregelen begon terug te dringen, en een begin maakte met het uitbannen en vermoorden van veel van de leiders die juist aan de basis van de revolutie in 1917 hadden gestaan.

Met het ontwikkelen van ‘vijfjarenplannen’ werd de definitieve stap gezet naar productie om te accumuleren. De bevolking werd uitgeknepen om het Westen in een militaire en economische concurrentiestrijd bij te benen. Boeren werden van hun land gedreven, werkkampen werden gesticht, arbeiders verloren het recht op staken en onafhankelijke vakbonden werden verboden. Het tragische is dat terwijl alles waar de revolutie voor had gestaan werd afgebroken, steeds meer mensen socialisme identificeerden met het stalinisme. Landen waarin revoluties plaatsvonden modelleerden hun samenleving naar het voorbeeld van het in hun ogen enige socialistische land ter wereld – de Sovjet-Unie.

Voor marxisten die iets fundamenteel anders voor ogen hadden dan het ‘socialisme’ van Stalin waren het moeilijke tijden. Leon Trotski, een van de bekendste en belangrijkste tegenstanders van Stalin en naast Lenin leider van de Oktoberrevolutie, werd in 1940 vermoord. Zijn volgelingen stonden kritisch ten opzichte van de machthebbers in Moskou, maar een groot deel van hen bleef de staten van het Oostblok toch zien als een soort arbeidersstaten, hoewel ‘gedegenereerd’. Tony Cliff echter, na de Tweede Wereldoorlog oprichter van de trotskistische Internationale Socialistische Stroming (IST), vond het idee van socialisme zonder arbeidersdemocratie absurd. Zijn slogan en die van de IST, waaruit ook de IS in Nederland eind jaren tachtig zou ontstaan, werd ‘Noch Washington, noch Moskou – maar arbeidersmacht’.

Staatskapitalisme

Volgens Cliffs analyse was er in Rusland geen sprake van dat meerdere bedrijven onderling concurreerden en op de kapitalistische wereldmarkt winst probeerden te maken zoals in het westen, maar ging de ‘socialistische staat’ als één bedrijf de concurrentiestrijd aan met de rest. De bureaucratie aan het stuur was als het ware de nieuwe kapitalistische klasse. Dat ze gebruikt maakte van socialistische retoriek en zogenaamd in naam van de arbeidersklasse regeerde maakte het niet tot socialisme – het was volgens Cliff beter te begrijpen als ‘staatskapitalisme’.

Voor de IST was het dus niet vreemd maar verklaarbaar dat arbeiders in deze landen in opstand kwamen tegen ‘hun’ staten. Daarom stonden we aan de kant van de Tsjechen toen zij in de Praagse Lente in opstand kwamen, steunden wij Solidarnosc in Polen en juichten we mee toen de Berlijnse Muur naar beneden werd gehaald.

Alle slogans over vrijheid ten spijt betekende de nieuwe situatie voor de meesten in het voormalige Oostblok uiteindelijk geen vooruitgang. Waar zij eerder nog konden uitgaan van enige basisvoorzieningen als zorg, onderwijs en een vast inkomen, werd nu ‘democratie’ ingevoerd in ruil voor economische shocktherapie. Dat deze Wende een revolutie werd genoemd is dan ook bizar. De staat bleef intact en veel van dezelfde stalinistische bureaucraten bleven in het zadel. Ze voerden met harde hand de vrije markt in, geholpen door westerse regeringen, bedrijven en voormalige oppositieleden. Privatiseringen, afbraak van sociale zekerheid en sterk stijgende werkloosheid waren slechts de eerste voortekenen. Twintig jaar later is neoliberaal marktkapitalisme verder opgerukt en zijn de maatschappelijke muren teruggekeerd. Teleurstelling over nieuwe elites en autoritair gezag wordt versterkt door diepe sociaal-economische malaise.

Valt er dan toch iets te vieren? In ieder geval de val van het stalinisme. Decennialang heeft het links in de wereld gedomineerd, opgesmukt met de symboliek en standbeelden van revolutionaire strijd. Die obstakels zijn gelukkig uit de weg, waardoor het werkelijke gedachtegoed van Marx, Lenin en Trotski weer een nieuw en breder publiek kan bereiken – juist nu door de crisis van het kapitalisme de roep om een socialistisch alternatief groter is dan ooit.