Hebben fascisten recht op vrije meningsuiting?

De afgelopen maanden hebben fascistische groeperingen verschillende keren geprobeerd te demonstreren. Op deze demonstraties werd steeds door activisten gereageerd met blokkades.
18 december 2015

De dominante interpretatie van de vrijheid van meningsuiting is de liberale visie. Deze visie heeft twee kanten. De eerste is de formele kant die kan worden samengevat in een uitspraak die wordt toegeschreven aan de Franse verlichtingsdenker Voltaire: ‘Ik verafschuw wat u zegt, maar ik zal uw recht om het te zeggen met mijn leven verdedigen.’ Hoewel Voltaire deze uitspraak zelf nooit heeft gedaan – hij is afkomstig van Voltaire’s biograaf Beatrice Evelyn Hall – geeft het de visie van Voltaire goed weer.

Voltaire was een belangrijke vertegenwoordiger van de verlichting. Deze politieke en filosofische beweging ontwikkelde zich in de anderhalve eeuw die vooraf ging aan de de Franse revolutie (1789). De verlichting was een veelzijdige stroming met als bindende factor de centraliteit van de rede.

Burgerij

De verlichting hangt nauw samen met de opkomst van de burgerij. Vanaf de late middeleeuwen kwam de opkomende klasse van handwerklieden en handelaren in botsing met de adel en de geestelijkheid. Door zich te beroepen op de rede kon de burgerij de legitimiteit van deze heersende klasse ondermijnen. Karl Marx en Friedrich Engels schreven hierover in Het Communistisch Manifest: ‘Toen de christelijke ideeën in de 18e eeuw ondergingen voor de ‘verlichtings’ideeën, streed de feodale maatschappij haar doodsstrijd met de toen revolutionaire bourgeoisie.’

Vanwege dit klassenkarakter had de verlichting een belangrijke schaduwzijde. Het beroep op de rede beperkte zich tot haar eigen klasse. Ook Voltaire bekeek de maatschappij vanuit zijn eigen klassenperspectief: ‘We hebben nooit tot doel gehad de schoenmakers en knechten te verlichten, dat is voor apostelen.’ Precies vanwege deze beperking was het volgens Marx en Engels aan de arbeidersklasse om het gevecht dat door de burgerij was begonnen tot haar logische conclusie door te trekken.

Leon Trotski schreef hierover: ‘(De marxistische) theorie is volledig gevormd op basis van de burgerlijke cultuur, zowel het wetenschappelijk als het politiek denken, hoewel het een gevecht tot het einde tegen deze cultuur is aangegaan. Onder de druk van de kapitalistische tegenstellingen, stijgt het universaliserende denken van de burgerlijke democratie – van haar brutaalste, eerlijkste en meest vooruitziende vertegenwoordigers – naar de hoogtes van een wonderbaarlijke verloochening, bewapend met al de kritische wapens van de burgerlijke wetenschap.’ Het veroveren van de macht transformeerde de burgerij van een revolutionaire klasse met progressieve ideeën in een reactionaire klasse met conservatieve ideeën.

Het zijn socialisten die steeds voorop lopen in de strijd voor universele vrijheden. Terwijl liberalen zich op zijn best beperken tot een formalistische benadering van het recht op vrijheid van meningsuiting, kijken socialisten naar de praktische invulling van dat recht. Voor liberalen is het genoeg als een recht is vastgelegd in de wet. Socialisten begrijpen echter dat grote economische tegenstellingen ervoor zorgen dat een groot deel van de mensen wordt uitgesloten. Formeel mogen ze wel zeggen wat ze denken, maar ze hebben niet de middelen om gehoord te worden.

Podium

De formalistische benadering van het recht op vrijheid van meningsuiting heeft ook tot gevolg dat liberalen geen oog hebben voor de praktische consequenties. Een goed voorbeeld hiervan is dat VARA-presentator Jeroen Pauw de afgelopen maanden meerdere keren een podium heeft geboden aan fascistische woordvoerders. Zowel Constant Kusters van de Nederlandse Volksunie (NVU) als Edwin Wagensveld van Pegida Nederland kregen alle vrijheid om als ‘bezorgde burgers’ hun verhaal te doen.

Maar de ervaring met fascisten in Duitsland en andere landen laat zien dat fascisme geen gewone politieke stroming is waarmee een rationeel debat gevoerd kan worden. Fascisten gebruiken elk podium en elk democratisch middel dat ze geboden wordt om steun te verwerven. Ze gebruiken die steun vervolgens om elke vorm van oppositie fysiek uit te schakelen. Het is daarom niet genoeg fascistische ideeën inhoudelijk te bestrijden. Om de vrijheid van de rest te beschermen moeten fascisten worden tegengehouden.

Het is daarbij van belang strategisch te opereren. Een valkuil die vermeden moet worden is dat de houding ten aanzien van fascisten te ver wordt opgerekt richting andere politieke tegenstanders. Als dat wel gebeurt kan rechts zichzelf profileren als verdediger van de vrijheid van meningsuiting.

Het is cruciaal dat antifascistische activisten brede steun proberen te verwerven. In Nederland hebben we te maken met minuscule fascistische organisaties, die bovendien bijzonder amateuristisch opereren. Maar het is goed mogelijk dat de verrechtsing openingen creëert voor een succesvolle fascistische beweging.

De ruimte daarvoor klein houden kan alleen op basis van massamobilisaties. De massale anti-Pegidabewegingen in Duitsland en Oostenrijk laten zien dat een dergelijke manier van organiseren nog altijd mogelijk is.