De ‘bruine internationale’ van Europees extreem-rechts

In de aanloop naar de internationale dag tegen racisme en fascisme, van 22 maart j.l., publiceerde het tijdschrift Socialisme van onderop van de Griekse Socialistische Arbeiderspartij (SEK) een stuk van Thanasis Kampagiannis, die een beschouwing geeft van het gevaar van een grote extreem-rechtse doorbraak in de Europese parlementsverkiezingen van mei. Hij werpt de vraag op welke strategie links daar tegenover moet stellen.
18 april 2014

De eerste vijf maanden van 2014 bereidt extreem-rechts in Europa een verkiezingscampagne voor, in de aanloop naar de verkiezingen voor het Europese Parlement in mei. Dit brengt het in het centrum van de Europese politiek.

Het volgende artikel bestaat uit drie delen. Het eerste geeft een overzicht van de initiatieven die worden ontplooid door extreem-rechts en door belangrijkste vertegenwoordigers ervan. Het tweede deel behandelt de rol van racisme en islamofobie bij de versterking van deze partijen. Tot slot zal ik betogen dat de groeiende rol van extreem rechtse partijen samenvalt met een verdergaande stagnatie in het project van Europese integratie.
De ‘Bruine Internationale’ van Europees extreem-rechts

Dertien november 2013 markeerde een nieuwe fase voor extreem-rechts in Europa. De leider van het Franse Front National (FN), Marine Le Pen, en die van de PVV, Geert Wilders, ontmoetten elkaar in Den Haag in het Nederlandse parlementsgebouw. Zij kondigden een nieuwe politieke alliantie aan, waarschijnlijk de Europese Alliantie voor Vrijheid genaamd (European Alliance for Freedom: EAF).

Hun doel is om via een campagne van euroscepticisme en racisme tegen migranten te komen tot de vestiging van een formeel samenwerkingsverband van ultrarechts in het Europees Parlement. Daarvoor zijn minimaal 25 parlementszetels nodig, verkozen uit zeven lidstaten.

De alliantie beperkt zi ch niet tot de twee genoemde partijen: naast het FN en de PVV doen mee het Vlaams Belang (VB), de Italiaanse Lega Nord (LN), het Zweede Sverigedemokraerna (‘Zweedse Democraten’) en de Freiheitliche Partei Österreichs (FPÖ). Aan overleg nam ook de Slowaakse Nationale Partij deel (Slovenska Narodna Strana, SNS).

Wat is het verschil met eerdere pogingen om tot zo’n alliantie te komen? Veel van deze partijen waren per slot van rekening al vertegenwoordigd in het Europese Parlement. Maar de huidige ontwikkelingen betekenen een kwalitatieve verandering.

Ultrarechts in Europa slaagde er al eerder, in 2007, in om een samenwerkingsverband te vormen in het Europese Parlement, onder de noemer ‘Identiteit, Traditie, Soevereiniteit’ (destijds waren 20 parlementsleden uit zes verschillende landen nodig, een voorwaarde die in 2009 werd veranderd tot de eerder genoemde).

De aanvoerder van deze pogingen was, uiteraard, het Franse Front National, een fascistische partij die in de loop van de tijd gedwongen zag om stropdassen te gaan dragen in een poging om politiek acceptabel te worden (of pakken, als we het hebben over de nieuwe leider, Jean-Marie Le Pen’s dochter Marine). Behalve de FPÖ (de partij van de in 2008 overleden Jörg Haider) en het Vlaamse VB heeft geen ander rechtse of euroskeptische partij het nog aangedurfd zich openlijk te verbinden aan de partij van Le Pen.

Het is kenmerkend dat de ultrarechtse Griekse partij LAOS ervoor gekozen heeft niet deel te nemen aan deze factie en de voorkeur heeft gegeven aan de groep ‘Europa van de Vrijheid en de Democratie’, die in de praktijk werd aangevoerd door de Britse euroskeptische Onafhankelijkspartij Verenigd Koninkrijk (United Kingdom Independence Party, UNIP) van Nigel Farage.

De vorming van het verband ‘Identiteit, Traditie, Soevereiniteit’ is uiteindelijk mogelijk gemaakt doordat Bulgarije en Roemenië toetraden tot de Europese unie en in het Europese parlement vertegenwoordigers meebrachten van twee nationalistische partijen: de Bulgaarse partij Val aan (Ataka) en de Partij Groter Roemenië (Partidul România Mare, PRM). De vestiging van deze factie (in januari 2007 erkend door de Voorzitter van het Europese Parlement) gaf de mogelijkheid om 1 miljoen euro aan financiën binnen te halen, zitting te hebben in comités, en om een aantal andere privileges te krijgen.

Dit initiatief eindigde echter abrupt in november 2007, toen Alessandra Mussolini, de kleindochter van de Italiaanse fascistische dictator en zelf lid van het Europese Parlement, de gewenste eenheid torpedeerde door het afsteken van een racistische tirade tegen Roemeense immigranten in Italië, die ze uitmaakte voor ‘criminelen’, ‘dieven’, etcetera. In antwoord op Mussolini’s uitlatingen verliet de Roemeense PRM de factie ‘Identiteit, Traditie, Soevereiniteit’, waardoor het verband uiteindelijk de officiële erkenning verloor en uit elkaar viel.

Het verschil met nu is dat de partij van Le Pen erin geslaagd is om het cordon sanitaire te doorbreken waarmee ze in 2007 nog was omgeven en die veel partijen ervan weerhield met het FN een samenwerkingsverband aan te gaan. De ontmoeting met Wilders (waar volgens de Franse krant Libération ook de Oostenrijkers veel voor hebben gedaan) weerspiegelt deze ontwikkeling. Deze ontmoeting baande de weg voor samenwerking met de Italiaanse Lega Nord (een veel respectabeler partij in vergelijking met de verschillende Mussolini-splinters) en met ultrarechts in Scandinavië, zoals de Zweedse Democraten.

De nieuwe alliantie van Le Pen en Wilders betekent uiteraard niet de oplossing voor het algemene probleem van het gebrek aan eenheid in het ultrarechtse spectrum. Ter ‘rechterzijde’ zijn er nog de neonazi’s van de Griekse partij Gouden Dageraad, het Hongaarse Jobbik, en de Britse National Party (BNP). Die laatste wordt geleid door Nick Griffin, die al lid is van het Europese Parlement en die door de nu ‘gematigde’ Le Pen en Wilders wordt afgedaan als ‘extremistisch’. Aan de ‘linkerzijde’ staan de rechtse euroskeptische partijen van Groot-Brittannië en Duitsland. Nigel Farage van de Britse UKIP heeft verklaard niet mee te kunnen werken aan een Europese factie waaraan ook de partij van Le Pen deelneemt, die bekend staat vanwege haar antisemitische verleden. De nieuw opgerichte anti-Europa partij Alternative für Deutschland (AfD), die zich concentreert op een aanval op de euro, heeft ronduit verklaard dat ze niets te maken wil hebben met ultrarechts.

De afwezigheid van de UKIP is een verlies voor de nieuwe alliantie: de partijen van Le Pen en Wilders staan vooraan in de peilingen voor de Europese verkiezingen in mei, en dat geldt ook voor de UKIP. Niettemin heeft sinds de Tweede Wereldoorlog ultrarechts in Europa nog nooit zo’n grote politieke legitimiteit bereikt. Het is van belang dat van de zeven partijen die genoemd zijn als potentiële leden van de nieuwe alliantie (FN, PVV, VB, LN, SD, FPÖ, SNS), er al vier zitting hebben gehad in nationale regeringen (Nederland, Italië, Oostenrijk en Slowakije) en daarmee hun officiële reputatie van extremisme hebben weten weg te wassen.

Kortom, als je de zaken in een pessimistisch daglicht beschouwt, en de schattingen van de opiniepeilingen voor ultrarechts als geheel meeneemt, zoals boven beschreven, en ook de nog niet genoemde partijen meerekent in bijvoorbeeld Denemarken, Finland, Litouwen enzovoorts, dan moeten we bang zijn dat ultrarechts goed kan zijn voor niet minder dan een derde van het aantal zetels in het Europese Parlement. En dit Parlement is de enige institutie die uitdrukking geef aan de ‘democratische legitimiteit’ van de volken van Europa.

Dus hoe zijn we in deze situatie beland?

Racisme en islamofobie

Racisme was het middel voor een hele reeks fascistische partijen om vanuit de marges naar het centrum te komen van het politieke toneel. Het Franse FN werd in de jaren tachtig beschouwd als een openlijk nazistische parij. De partij werd geleid door Jean-Marie Le Pen, die in 1997 de gaskamers beschreef als een ‘detail in de geschiedenis’. Het Vlaams Belang komt voort uit het Vlaams Blok, die door een Belgische rechtbank officieel als racistisch werd bestempeld en daarom gedwongen was de naam te veranderen om een minder ‘radicaal’ imago op te bouwen. De leider van de Oostenrijkse FPÖ, Jörg Haider, was berucht vanwege zijn pro-nazi uitingen. Toen in 2000 de FPÖ in de Oostenrijkse regering kwam, legde de Europese Unie economische sancties op tegen het land. Er waren veel afsplitsingen en een nieuw leider nodig voordat de partij onder Heinz-Christian Strache weer op de rails kwam. Maar zelfs in 2011, toen de FPÖ verzocht lid te mogen worden van de eenheidsfactie ‘Europa van Vrijheid en Democratie’, stemden veel partijen tegen vanwege het ‘extremistische’ verleden van de FPÖ.

Bij het democratische ‘witwassen’ van deze partijen werd in alle gevallen een belissende rol gespeeld door het institutionele racisme tegen arbeidsmigranten die naar de landen van de Europese Unie komen, vooral sinds Europa ertoe overging om ‘de kraan dicht te draaien’, en muren om zich heen op te richten.

Sotiris Kontogiannis (van de Griekse Socialistische Arbeiderspartij) heeft toegelicht hoe de politiek van de EU tegenover arbeidsmigranten is veranderd. De fascistische partijen slaagden erin salonfähig te worden als de meest besliste stemmen tegen de ‘problemen’ die migranten zouden veroorzaken. Dit was mogelijk door het algehele klimaat van racisme dat de EU zelf creëerde, via de eigen regeringen en via de centrum-rechtse en centrum-linkse partijen die in de regeringen zitten. Het is opvallend dat telkens wanneer de aanvoerders van ultrarechtse partijen vandaag de dag aangesproken worden op hun racistische stellingnames, ze steevast antwoorden dat ze niet veel meer zeggen dan David Cameron, Nicolas Sarkozy of de Griekse premier Andonis Samaras (afhankelijk van het land).

Terwijl racisme aan fascistische partijen de mogelijkheid gaf om vanuit de marges van de politiek naar het middenveld te komen, was het islamofobie dat ervoor zorgde dat hun zetels belangrijk werden. De islamofobie heeft aan Le Pen en Wilders het bindweefsel gegeven voor een alliantie. De verschillen die de fascisten in Zuid-Europa weghielden bij hun aanverwanten in het Noorden zijn bekend: de Le Pens en de fascisten in het zuiden zijn altijd meer antisemitisch geweest, meer staatsgezind, en bepaald niet liberaal als het gaat om zaken als homoseksualiteit, de positie van vrouwen, enz. De fascisten in het Noorden daarentegen zijn fanatiek pro-Israël, gekant tegen een sterke staat op sociaal gebied en propageren een ‘Europese manier van leven’, waarvan (ironisch genoeg) de rechten van vrouwen en homoseksuelen een onderdeel zijn.

De moslimbevolking van Europa en de immigranten en vluchtelingen die vooral de afgelopen tien jaar uit de Islamitische wereld vluchtten vanwege de imperialistische oorlogen, vormden een handige gemeenschappelijke vijand die alle geschillen overwon. Om die reden omarmen alle ultrarechtse partijen, ongeacht van welke vleugel, islamofobie als een centraal onderdeel van hun strategie. Islamofobie bood ook iets dat enkele geen andere voorafgaande vorm van racisme had geboden: een argument dat diep binnendringt bij een progressief publiek, gebruikmakend van klassieke thema’s zoals de bescherming van de rechten van vrouwen en homo’s, religieuze tolerantie, etcetera.

Op deze manier was het mogelijk dat het ouderwetse fascisme van Le Pen – hoewel nu nu in een modern jasje gestoken, zijn anti-semitisme heeft kunnen verbergen achter moderne variaties van islamofoob racisme à la Wilders. En dit allemaal met het keurmerk van beslissingen en maatregelen gelegitimeerd door de Europese Unie. Een cruciaal moment in die legitimering was het recente veto van Nederland tegen het openen van onderhandelingen met Turkije over toetreding tot de EU. Tegelijkertijd weerspiegelt dit veto echter ook de doodlopende wegen en problemen die inherent zijn aan het project van Europese integratie.

De doodlopende wegen van de Europese Unie

Ook al geldt voor de aanhangers van het na-oorlogse project van Europese integratie dat er het ‘Gouden Tijdperk’ is geweest van Schumannn en Monnet, toch was de EU (of de voorloper ervan, de Europese Economische Gemeenschap EEG) nooit een ‘Huis der volken’ geweest. De vestiging ervan heeft altijd twee gelijktijdige, hoewel tegenstrijdige, doelen gehad die ideologisch met een progressief verhaal werden omkleed.

Het eerste doel was om te gaan opereren op de wereldmarkt als één enkel economisch blok, tegen sterke concurrenten, vooral de VS en Japan, en later China. Het moet worden opgemerkt dat zelfs na de Tweede Wereldoorlog, het vestigen van een ‘Europese identiteit’ niet vreemd was van racistische opvattingen en stereotypes. Integendeel, deze identiteit was vooral wit en christelijk. Het is geen toeval dat de kwestie van de ‘Vijand uit het Oosten’ altijd op de agenda stond en voedsel gaf aan het eeuwige debat over ‘waar de oostelijke grenzen van Europa’ lagen. Anticommunisme (ten tijde van de Sovjet-Unie) en islamofobie vandaag de dag zijn allebei uitdrukkingen geweest van dit gemeenschappelijke ‘Europese’ patroon.

Het tweede doel was om om te gaan met de etnische spanningen tussen staten en nationale kapitalen in Europa, die in het verleden hadden geleid tot een reeks oorlogen, met als belangrijkste de twee wereldoorlogen. In dit geval is de voorstelling van het EU-project als een project om de geschillen tussen natiestaten te overstijgen wederom misleidend. De individuele natiestaten – en bij implicatie nationale kapitalen – zijn altijd de eigenlijk bron geweest van alle besluiten. Dat is de reden waarom nationalisme niet een beschamend overblijfsel uit het verleden waren.

Dit specificieke politieke project van het opbouwen van een verenigd Europa richtte zich op het vreedzame tegemoetkomen aan de economische aspiraties van het Duitse kapitalisme (een aspiratie die de reden was van de voorafgaande oorlogen) , in ruil voor een grotere politieke rol voor Frankrijk, in het gemeenschappelijke belang van de heersende klassen van het gehele continent.

Deze doelstellingen van de Europese integratie vallen momenteel uiteen. Met behulp van de crisis is de economische macht van Duitsland nu de politieke controle van de EU geworden, terwijl de Franse invloed constant verzwakt. En natuurlijk komen alle vormen van nationalisme weer voorgoed terug. Conflicten tussen geldschieters in het Noorden en debiteuren in het Zuiden krijgen een steeds meer nationale tint: de ‘gedisciplineerde’ Duitsers en de ‘verantwoordelijke’ Scandinaviërs tegenover de ‘luie’ Grieken, de ‘onverantwoordelijke’ Italianen, enzovoorts.

Het is niet verwonderlijk dat in deze omstandigheden politieke krachten opkomen die positief staan tegenover een nationalistische reactie. Het meest dubbelzinnige geval is Frankrijk. Het Front National van Le Pen is niet een of andere platte volkse beweging tegen de kosmopolitische EU, zoals veel ultrarechtse partijen beweren en zoals linkse analisten vinden. Deze partijen weerspiegelen onderdelen van het nationale kapitaal en van politici (doorgaans van rechtse partijen) die investeren in een andere vorm van burgerlijke heerschappij, juist nu de Europese integratie en het wereldwijd kapitalisme in een crisis verkeren.

De vraag of ultrarechtse partijen erin zullen slagen om grotere sociale allianties om zich heen te kunnen bouwen, nu de middenklassen en delen van de arbeidersklasse worden weggevaagd door de crisis, zal cruciaal zijn voor de richting waarin de zaken zich de komende jaren zullen ontwikkelen.
Het enige wat vaststaat is dat de Europese Unie zijn politiek tegen arbeiders en democratie zal doorzetten, een proces waarvan de Memoranda en de Troika nog maar het begin zijn.

De nationalisering van de schulden van de Europese banken en het systeem om ze te redden, betekent dat de EU de openbare begrotingen van de lidstaten veel openlijker zal moeten controleren, iets dat de meest basale verworvenheden schendt van de burgerlijke democratie, zoals dat alleen gekozen parlementen belastingen kunnen heffen. De poging om de Europese Commissie legitimiteit te verschaffen door de uitverkiezing van de voorzitter mee te nemen in de Europese verkiezingen (een systeem dat dit jaar voor het eerst wordt gebruikt om Barroso te vervangen) is een parodie op democratie. Daarom is de stemming in de komende verkiezing buitengewoon anti-Europees. Het Gallop Institute schat dat slechts 30 procent van de Europese burgers vandaag de dag nog achter de EU staan, terwijl dat twintig jaar geleden nog 70 procent was.

Antifascistische strategie vandaag de dag

Als we het eens zijn over het bovenstaande, dan moet een actuele antifascistische strategie tegelijk een antwoord geven op alle drie de niveaus die we hebben trachten te analyseren. De taken van links in Europa zien er daarom als volgt uit.

Ten eerste moeten we een massale antifascistische beweging bouwen om de politieke legitimiteit van de fascistische partijen tegen te gaan en hun vermogen om overal haat te zaaien, van de wijken tot de parlementen. De ervaringen van bewegingen zoals in Griekenland en Groot-Brittannië, zijn waardevol en moeten worden gebruikt. Het opbouwen van zo’n beweging zal internationale coördinatie vereisen van antifascistische bewegingen. Het internationale overleg georganiseerd door KEERFA op 5 en 6 oktober 2013 in Athene was zo’n initiatief. De internationale actiedag op 22 maart geeft een nieuwe gelegenheid aan duizenden arbeiders en jongeren om in heel Europa te demonstreren tegen de fascistische dreiging en het opkomende rechts-extremisme.

Naast een massale antifascistische beweging hebben we een brede antiracistische campagne nodig om de leugens tegen te gaan van de regering en de fascisten tegen migranten en vluchtelingen. FRONTEX (het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie), de concentratiekampen van Evros (het grensgebied tussen Turkije en Griekenland), het Italiaanse eilandje Lampedusa en Iberische schiereiland Gibraltar geven voedsel aan fascistische ideeën, en dat is de reden waarom antiracisme een cruciaal onderdeel is van de antifascistische strijd. In het bijzonder moet links prioriteit geven aan de strijd tegen islamofobie, want dat is het speerpunt van het moderne racistische discours.

Ten derde moet links een eigen politiek alternatief aanbieden voor de kapitalistische crisis en voor de groei van de ondemocratische Europese Unie. In plaats van politiek kapitaal te verspillen aan de illusie van een democratische hervorming van de Europese instituties en aan een ‘betere’ eurozone (de kandidatuur van de linkse Griekse SYRIZA-leider Alexis Tsipras voor het presidentschap van de EU is een onderdeel van een dergelijke strategie), moet links profiteren van de delegitimering van de EU om de arbeidende klasse van Europa te winnen voor een antikapitalistisch perspectief. Aan zo’n poging kan alleen een nieuw internationalisme ten grondslag liggen, als wapen tegen de krachten van fascisme, racisme en nationalistische bezuinigingen. Alleen dan zullen we met vertrouwen kunnen zeggen Europa zal ontsnappen aan het risico van een terugval tot de zwartste bladzijden van haar twintigste-eeuwse geschiedenis.

Socialisme van onderop: Σοσιαλισμός από Κάτω

Dit is een vertaling vanuit het Engels