‘Marktwerking is de kern van het probleem’

Op 4 juni lag er eindelijk een cao voor het MBO en Hoger Onderwijs, maar in het basisonderwijs wordt nog steeds onderhandeld. De grootste bond in het onderwijs, de Algemene Onderwijsbond (AOb), weigerde nog in september het Nationaal Onderwijsakkoord te tekenen. De knelpunten zijn de nullijn, werkdruk en een seniorenregeling. Wat is de situatie in het onderwijs? Hans Lammers sprak met Femke Vermeulen, werkzaam op een basisschool in Amsterdam.
20 juni 2014

Wat vind je van het onderwijsakkoord?

Het is teleurstellend dat de echte problemen niet worden aangepakt: de nullijn en de hoge werkdruk. Maar volgens de AOb heeft het herfstakkoord, dat zorgde voor 650 miljoen extra geld voor onderwijs, de patstelling tussen werkgevers en AOb doorbroken. De bond hoopt nu dat de arbeidsvoorwaarden op vijf punten kunnen worden verbeterd: werkdruk, een seniorenregeling, zeggenschap over scholingsbudgetten, werkgelegenheid en salarissen.

Ik vind het tekenend dat de AOb het salaris altijd als laatste punt noemt en op dit vlak weinig strijdbaar klinkt. Bij de FNV-actie in Utrecht op 30 november was er ook een bijeenkomst van de AOb. Daar werd de salariseis alleen genoemd dankzij een van de deelnemers die dit punt aankaartte, maar het was geen centraal onderwerp dat door de bond zelf werd uitgedragen.

Onbegrijpelijk. De AOb geeft de werkgevers niet bepaald de indruk dat dit voor de sector een groot pijnpunt is. Op de werkvloer hoor je dat juist dit de leraren enorm dwarszit. Door jaren op de nullijn te staan, voel je je niet gewaardeerd. We hebben 8 procent ingeleverd, verdienen 30 procent minder dan leraren in de ons omringende landen. Door die slechte betaling is er ook steeds minder respect van ouders voor onze deskundigheid. Het steekt dat de hoge werkdruk door iedereen wordt gezien en benoemd, ook in het publieke debat, maar op de werkvloer moeilijk bespreekbaar is.

Mijn directie speelt hierover politieke spelletjes. Als je verhoging van de werkdruk probeert tegen te houden, word je neergezet als negatief of je klacht is zogenaamd een bewijs van je ‘gebrek aan ervaring’ of ‘beperkte belastbaarheid’.

We worden steeds meer uitvoerend orgaan van de directie, die er belang bij heeft om zoveel mogelijk leerlingen te behouden, ook al is een kind ergens anders beter op zijn plek. Sommige ouders hebben onredelijke eisen, maar directies zijn snel geneigd hierop in te gaan, want scholen moeten steeds meer met elkaar concurreren, zeker nu leerlingenaantallen dalen.

Ouders eisen soms dat hun kind in een bepaalde klas komt of een jaar mag overslaan. Het komt regelmatig voor dat we dat als docententeam niet verstandig vinden, bijvoorbeeld omdat wij ook kijken naar groepsdynamiek en andere factoren. Je kunt het ouders niet kwalijk nemen dat ze de situatie niet overzien, maar juist daarom moet je als directie naar je team luisteren en een afweging maken waarin het kind centraal staat.

Wat vind je het grootste probleem in het onderwijs?

De marktwerking in het onderwijs, dat is de kern van het probleem. Er worden nog steeds hoge bonussen verdiend en er gaat enorm veel geld naar allerlei onderwijsadviseurs, vage coachingstrajecten en cursussen voor het management. Het onderwijs is steeds meer speelbal van commerciële belangen, of het nu gaat om een digitaal systeem om gedragsproblemen van kinderen te analyseren of om leveranciers van tablets.

De Steve Jobsscholen horen ook bij deze ontwikkeling. Degenen die dit type scholen promoten bedienen zich van allerlei ideologische termen zoals ‘vaardigheden voor de 21ste eeuw’, die neerkomen op gebakken lucht. De ICT-middelen zijn nog steeds grotendeels ontwikkeld door mensen met kennis en vaardigheden uit de 20ste eeuw.

Hetzelfde geldt voor digiborden. Dergelijke middelen zijn mooi, maar drukken zwaar op de begroting van de scholen, die vaak onvoldoende geld overhouden om zelfs maar de technische randvoorwaarden op orde te krijgen. Wat moet je in een klas met een digibord zonder voldoende zonnewering, zodat de beeldkwaliteit eigenlijk te slecht is voor kinderen om effectief te kunnen leren? Dat is ondoelmatig gebruik van kapitaal.

Ook heb je op schoolniveau weinig inzicht in de geldstromen binnen je schoolbestuur. Kiezen voor grotere klassen, is dat echt onvermijdelijk of kun je het budget ook anders verdelen? Daarover tasten leerkrachten in het duister.

In hoeverre vormen grote klassen een probleem?

Dankzij de bezuinigingen heb ik dertig kinderen in de klas. Vorig jaar waren dat er 25. Er is een groot onderzoek naar klassengrootte uitgevoerd door onder andere de Universiteit van Amsterdam en een universiteit in Zweden. Een klas mag niet groter zijn dan 22 leerlingen.

Anders heeft dit gevolgen voor de hele toekomstige loopbaan van de kinderen, zoals een lagere opleiding, een lager salaris. Het rapport is door schoolbesturen geplaatst op de site van de PO-raad (organisatie van besturen in het primair onderwijs).

De besturen vinden het dus kennelijk een serieus te nemen signaal. Als het ministerie echt hecht aan evidence-based onderwijs, moet de uitkomst van dit onderzoek een beleidsdoel worden. Maar zo’n doel is alleen uitvoerbaar als het ministerie afstapt van de lumpsum-financiering* en de gelden weer gaat oormerken.

Dan kan geld voor kleinere klassen niet naar te dure coaches of bonussen gaan. Het is hoopvol dat de Kamer door het burgerinitiatief Stop de Overvolle Klassen gedwongen is om dit onderwerp te agenderen en een plenair debat gaat houden.

Passend onderwijs is ook een groot knelpunt. Omdat besturen vaak slecht bestuurd hebben, zijn er tekorten ontstaan en moet er mede daarom bezuinigd worden. Op veel basisscholen is er geen extra ondersteuning meer, geen remedial teacher, terwijl daar veel geld in was geïnvesteerd.

Er is veel ervaring opgebouwd door remedial teachers, die gaat nu helemaal verloren. Dat merk je enorm in de klas. Bijvoorbeeld bij kinderen van wie je denkt dat ze dyslexie hebben. Voor je dit kunt laten onderzoeken, moet je een kind zelf extra laten oefenen. Dit nam de remedial teacher op zich. Nu die zijn wegbezuinigd, moet je dit er ook nog eens bij doen in je klas. Dat gaat ten koste van de aandacht voor andere leerlingen.

Ik heb dertig leerlingen. Met veertien van hen is er wel wat, variërend van autisme tot dyslexie. Zes leerlingen hebben een IQ van rond de 75. Zij komen niet meer in het speciaal onderwijs, omdat dit wordt afgebouwd. Deze leerlingen blijven in je klas, terwijl je niet meer middelen voor ze hebt. Voor deze leerlingen is het vaak ook emotioneel een hele opgaaf om in een klas te blijven met grote onderlinge niveauverschillen. Ze vergelijken zich toch met elkaar, ook al leg jij er als leerkracht geen nadruk op. Ik vind dat heel sneu.

Flink wat collega’s gaan regelmatig op zondag naar school. Ze krijgen gewoon de klas niet opgeruimd of lessen voorbereid binnen hun weektaak. De leerlingen die speciale aandacht nodig hebben vergen zorgtrajecten, die vastgelegd moeten worden in een elektronisch volgsysteem en geëvalueerd. Zelfs rapporten moeten we zelf uitdraaien en in elkaar zetten. We hebben er een grote administratieve rompslomp bij gekregen. Ik kan onder deze omstandigheden eigenlijk niet de kwaliteit bieden die de kinderen verdienen. Dat gaat me enorm aan het hart.

Docenten krijgen ook steeds meer te maken met klagende ouders van moeilijk lerende kinderen. Ze willen dat hun kind de extra hulp krijgt die ze een paar jaar geleden nog wel van de school kregen. Als ze een andere school proberen te zoeken voor hun kind, komen ze erachter dat geen school deze zorgleerling wil hebben. Het is natuurlijk vreselijk om zo met je kind te moeten leuren.

Kun je daar binnen de instelling iets aan doen?

De hele structuur van het onderwijs is fout. Dat schoolbesturen niet gecontroleerd worden op wat ze aan het doen zijn, is ongehoord. Binnen mijn bestuur zijn ook de directies behoorlijk autonoom. De besturen vinden dat ze op afstand kunnen sturen. Ik denk niet dat ze echt een goed beeld hebben van wat er op de scholen speelt.

Op mijn school vind ik de medezeggenschap een fopspeen. Informatie wordt achtergehouden of te laat aan de medezeggenschapsraad (MR) doorgespeeld. Vaak zijn er maar enkele leraren die het spel doorzien en hun rechten kennen.

Maar die zitten niet allemaal tegelijk in de MR. Je maakt je erg kwetsbaar als je in zo’n situatie je nek uitsteekt. De ouders in de MR hebben weinig inzicht in wat zich op school afspeelt, zodat het moeilijk is gezamenlijk op te trekken. Ze zijn zich sowieso weinig bewust van hun macht. Als we de scholen Zwarte Piet-vrij willen maken, waar ik helemaal achter sta, zal het protest vooral van hen moeten komen.

Medezeggenschap is ook nodig om bij te sturen als directies zich niet aan cao’s houden. Bijvoorbeeld bij de verdeling van taakuren, dus wat je naast de klas doet aan het voorbereiden van bijvoorbeeld de sportdag, de MR, de rekenwerkgroep enzovoort. Een ander punt uit de cao waarmee in de praktijk de hand wordt gelicht is het scholingsbudget. De helft daarvan hoort naar individuele scholing te gaan, maar het geld gaat meestal op aan weinig boeiende studiedagen.

We hebben weinig middelen om vriendjespolitiek en willekeur te bestrijden. Aangezien we een bond hebben waar ook directies in zitten, staan we niet erg sterk. De Onderwijsinspectie zegt graag signalen uit het veld te ontvangen over misstanden, maar hoe kritisch kijkt een inspectie die hoofdzakelijk is gerekruteerd uit voormalige schooldirecties? Voor klokkenluiders zijn er bovendien geen regelingen. Daar ligt een taak voor de AOb.

Wat zou de strategie van de bond moeten zijn?

De bond zou zich moeten richten op loonsverhoging, vermindering van taakuren en administratieve taken en verkleinen van klassen tot 22 leerlingen. Geld dat nu naar nieuwe leraren gaat komt uit de afschaffing van de ouderenregeling BAPO (Bevordering Arbeidsparticipatie Ouderen). Er bestaat een grote kans dat ouderen nog voor hun pensioen zijn opgebrand. Jong en oud worden tegen elkaar uitgespeeld, dat zouden we als bond niet moeten toestaan. En als de nullijn niet verdwijnt, is er maar één antwoord: actievoeren en staken.

Femke Vermeulen is een pseudoniem.

* lumpsum-financiering: een brutobedrag waarmee de besturen in het openbaar onderwijs alle personele en materiële kosten moeten dekken.