Hoe zit het met de menselijke aard?

Mijn ervaring is dat de meestgehoorde bezwaren tegen marxisme zijn: 1) dat het geen rekening houdt met de menselijke aard, en 2) dat het alles tot economie herleidt.
21 oktober 2008

Door John Molyneux

De twee bezwaren spreken elkaar echter tegen – het ‘menselijke aard’ argument beweert dat socialisme niet werkt omdat mensen in principe gierig en egoïstisch zijn; het ‘overschatten van de economische factor’ argument beweert dat marxisme er niet in slaagt om genoeg rekening te houden met de rol van ideeen en idealen in de geschiedenis. De tegenstelling wordt meestal niet opgemerkt, omdat de twee argumenten in verschillende kaders worden toegepast. De eerste wordt vooral gebruikt in het kader van alledaags politiek debat en discussie. De tweede is het meest gebruikelijk in het kader van theoretische kritiek in de accademische wereld. Daarom zal ik aan elk een aparte column weiden.

We moeten beginnen bij het erkennen van de geloofwaardigheid van het menselijke aard argument. Het is gedeeltelijk geloofwaardig omdat het zo’n lange geschiedenis heeft. Het belichaamt een idee dat al eeuwen centraal staat in de burgerlijke ideologie en al millennia in heersende klasse ideologie. De christelijke religie, bijvoorbeeld, leert ons dat alle mensen ‘slecht’ geboren worden, wat de macht van de kerk rechtvaardigt om hen verlossing in het hiernamaals te brengen en de macht van de staat om ze orderlijk te houden in dit leven. Het is ook geloofwaardig omdat het past in de historische ervaring van het simpele feit dat alle pogingen om een samenleving van vrijheid en gelijkheid te bereiken, zijn mislukt. Als laatste is het geloofwaardig omdat een verklaring geeft voor veel van onze eigen ervaringen. Al die gevallen waarin we slecht behandeld zijn door collega’s, teleurgesteld werden door vrienden, of apathische mensen om ons heen.

Al die geloofwaardigheid maakt het echter nog geen goed argument en het is precies in het laatste kader, het kader van onze persoonlijke ervaring, dat we het meeste bewijs van haar onjuistheid vinden. Ja, het is waar dat het leven ons veel voorbeelden van zelfzuchtigheid, hardvochtigheid, gebrek aan medeleiden, etc. geeft. Maar het is ook het geval dat het ons veel voorbeelden van juist het tegengestelde geeft, zoals vriendelijkheid, opoffering en solidariteit – van mensen die vreemdelingen in moeilijkheden helpen, die hun levens riskeren om die in gevaar te helpen, die hun leven wijden aan wat ze als goede doelen zien. Als het echt in de aard van de mens lag om egoistisch te zijn, als we echt zo geprogrammeerd waren, zou zulk altruistisch gedrag niet bestaan, of op z’n hoogts extreem zeldzaam zijn. Maar dat is het niet. Wat ervaring laat zien dat de menselijke aard zowel egoistisch als onbaatzuchtig gedrag toelaat, zowel apathie als betrokkenheid, lafheid als moed en dat wat domineert afhangt van zowel de omstandigheden als de voorwaarden.

We moeten niet vergeten dat het menselijke gedrag dat we ervaren, gedrag is onder het kapitalisme en dat kapitalisme mensen massaal richting egoisme drijft. Natuurlijk predikt het syseem moraliteit en altruisme bij kinderen, maar kijk naar hoe scholen zijn georganiseerd: kinderen worden gedwongen om te concurreren om de beste van hun klas te zijn (of ze worden gestraft als ze dat niet proberen), om te slagen voor examens, om op ‘goede’ scholen en topuniversiteiten te komen, om de beste banen te krijgen en worden voor elke afwijking op deze agenda van eigenbelang zwaar veroordeeld.

Het is ook niet een kwestie van vroege socialisatie of conditionering in de kindertijd. Als volwassen dringt het systeem egoisme op aan mensen, als ze willen overleven of met respect behandeld willen worden. Kapitalisten moeten natuurlijk hebzuchtig zijn, om zo groot mogelijke winsten te behalen, behalve als ze geen kapitalist meer willen zijn. De managers die voor hen werken moeten zich aan deze winst/hebzucht agenda binden, of ze worden ontslagen. Alleen arbeiders worden gedreven richting, en hebben belang bij, solidariteit (wat arbeiders tot socialistische klasse maakt). Zulke solidariteit wordt niet alleen gebrandmerkt (‘militant’, ‘oproerkraaier’, etc.), maar is vaak ook illegaal. Het is verwonderlijk, onder kapitalisme, niet dat we zo weinig, maar nog zoveel opoffering en sociale verantwoordelijkheid tegenkomen.

Veel is toepasbaar, op een andere manier, op bredere sociale en historische ervaringen. Als we de mislukkingen van de Franse, Russische, Chinese en andere revoluties – de terugkeer van tirannie in Napoleontische of Stalinistische vorm – uitleggen met de menselijke aard, door de hebzucht of ambitie van slechte leiders of de apathie en de traagheid van de massa’s, hoe leggen we dan uberhaupt revoluties uit? Natuurlijk moet alles, in zeker zin, dat is gebeurd in de menselijke geschiedenis, rijmen met de menselijke aard, of het was niet gebeurd. Maar als we alles zo uitleggen, leggen we niks uit.

Dit werpt de vraag op, zelden gesteld door diegenen die het menselijke aard argument aanroepen, wat er eigenlijk bedoeld wordt met ‘menselijke aard’ of wat het inhoudt. Ik neem dat met ‘menselijke aard’ een combinatie van eigenschappen wordt bedoeld die alle, of bijna alle, mensen met elkaar gemeen hebben, en waarvan de karakteristieken mensen van andere soorten onderscheiden.

Een complete lijst van zulke universele karakteristieken (zeker in de biologische zin) is natuurlijk verschrikkelijk lang, maar degenen die relevant zijn voor het onderwerp van socialisme zijn betrekkelijk weinig en behoorlijk simpel. Ze omvatten bovenal een aantal basisbehoeften die alle mensen delen en die voorzien moeten worden aan mensen om te overleven: de noodzaak voor lucht, water, voedsel, kleding, onderdak, sociale interactie met ander mensen, seks. De meest belangrijke onderscheidende karakteristieken van mensen relateren aan de manier waarop aan deze basisbehoeften wordt voldaan. Namelijk met collectieve sociale arbeid, gevolgd door taal en uitgebreider sociaal bewustzijn.

Zijn een van deze algemene of onderscheidende karakteristieken die samen de menselijke aard vormen een obstakel voor een gelijkwaardige samenleving of socialisme? Zowel de geschiedenis (echte geschiedenis, niet burgerlijke mythes) als redelijkheid geven een standvastig ‘nee’ op deze vraag. De geschiedenis, omdat mensen honderduizenden jaren voor de ontwikkeling van landbouw, en dus het grootste deel van het bestaan van de mens, mensen als jagers en verzamelaars in diep egalitaire gemeenschappen leefden, zonder onderscheid tussen rijk en arm, of leiders en ondergeschikten en met de distributie van goederen, gebaseerd op het principe van delen.

Redelijkheid, omdat een blik op de staat van de hedendaagse wereld ons laat zien dat kapitalisme, ondanks de overvloed aan goederen, op z’n best heel slecht is in het voorzien van de basisbehoeften aan het grootste gedeelte van de mensheid, en op z’n slechts zelfs de beperkte voorziening bedreigt (door oorlog, klimaatverandering, etc.). Socialisme zal, in tegenstelling, juist uitgaan van en haar bestaansrecht ontlenen aan het plannen van de productie om te voorzien in de basis fysieke en sociale behoeften van menselijke aard.

De menselijke aard is verre van onverenigbaar met socialisme, socialisme is juist precies wat de menselijke aard nodig heeft.