Kapitalisme, crisis en klasse

Velen beschouwen Marx als achterhaald, maar voor wie zoekt naar de diepere oorzaken van de voedselcrisis en kredietcrisis bieden zijn ideeën juist een goed beginpunt. Bovendien stellen ze ons in staat een alternatief voor het kapitalisme te bieden en de wereld te veranderen, stelt Alex Callinicos.
1 juni 2008

Het is inmiddels een cliché dat we leven in een tijdperk dat beheerst wordt door een dynamisch geglobaliseerd kapitalisme. Precies dat kapitalisme was het belangrijkste thema voor Marx. Hij begreep al in de jaren veertig van de negentiende eeuw dat het industriële kapitalisme vanuit zijn bruggenhoofd in Engeland de wereld zou veroveren en veranderen.

In het Communistisch Manifest (1848) schetste Marx het proces van kapitalistische expansie dat pas honderdvijftig jaar later volledig voltooid zou worden. Bovendien begreep hij ook hoe kwetsbaar het kapitalisme was. In zijn meesterwerk, Het Kapitaal, probeerde Marx de mechanismen bloot te leggen die het kapitalisme inherent vatbaar maakten voor diepe, destabiliserende crises.

Veel critici van de huidige globalisering zien niet in hoe kwetsbaar het vrijemarktkapitalisme is voor crises. Dat geldt uiteraard nog meer voor de aanhangers van het neoliberalisme, die pas nu er een recessie is het vertrouwen in de markt laten varen en de staat om hulp vragen.

Uitbuiters en uitgebuitenen

Marx zag in dat het kapitalisme niet alleen een economisch systeem was, maar ook een machtsregime dat verscheurd werd door een fundamentele tegenstelling, de klassenstrijd tussen arbeiders en bazen. Volgens Marx lag de bron van de winsten onder het kapitalisme in de uitbuiting van de arbeiders. Deze fundamentele verdeeldheid ontketende een klassenstrijd tussen uitbuiters en uitgebuitenen die de wereld zou veranderen.

Dit aspect van Marx’ ideeën wordt het vaakst afgedaan als achterhaald. Maar juist deze kritiek lijkt zijn beste tijd te hebben gehad. Om te beginnen is de tegenstelling tussen rijk en arm niet verdwenen. De stijging van de voedselprijzen heeft in vele landen geleid tot rellen doordat armen geen volksvoedsel als brood en rijst konden kopen.

Volgens Marx komen kapitalistische crises niet door tekorten. Mensen verhongeren niet omdat er niet genoeg voedsel is, maar omdat ze niet genoeg geld hebben om het te kopen. De stijgende prijzen weerspiegelen de anarchie van het kapitalistisch systeem. Jean Ziegler, de speciale rapporteur van de VN over het recht op voedsel, zei onlangs: ‘Honger komt al heel lang niet meer door het lot, precies zoals Marx dacht. Dit is een stille massamoord.’

De kloof tussen rijk en arm neemt ook in de rijke landen toe. Het probleem in de VS, het rijkste land ter wereld, lijkt steeds meer een absolute daling van het levenspeil. Het mediaan gezinsinkomen was in 2006, aan het eind van de laatste boom, lager dan in 1999, in hetzelfde stadium van de vorige boom.

Maar Marx benaderde klasse niet als een socioloog die de inkomensverdeling in kaart bracht. Hij was geïnteresseerd in de tegenstelling tussen de klassen omdat die liet zien waar de macht lag om de gevestigde orde in stand te houden of te veranderen. Daarom hebben degenen die hem bekritiseren omdat hij geen aandacht zou hebben voor gender, ras of religie het niet goed begrepen.

Marx was zich ervan bewust dat er allerlei vormen van verdeeldheid bestaan in de maatschappij, die ertoe kunnen leiden dat de ene groep de andere onderdrukt. Maar kenmerkend voor de arbeidersklasse is dat haar arbeid de kapitalisten hun winsten verschaft. Juist het feit dat arbeiders uitgebuit worden geeft hun macht over de bazen. Dat komt tot uiting in elke staking, wanneer arbeiders collectief het werk neerleggen en daardoor de winststroom afsnijden. Arbeiders in strategische sectoren zoals het openbaar vervoer hebben nog meer macht, omdat ze de winsten kunnen aantasten van niet alleen hun eigen baas, maar ook van andere bazen.

Ook belangrijk is dat Marx de arbeidersklasse niet volgens het stereotype zag als blanke mannelijke fabrieksarbeiders. Voor Marx werd klasse bepaald door de verhouding tussen uitbuiter en uitgebuitene. Vanuit dit perspectief moet je om arbeider te zijn verstoken zijn van de middelen om economisch zelfstandig te zijn. Daarom moet je je arbeidskracht verkopen aan een kapitalistisch bedrijf om te kunnen rondkomen. Door je slechte onderhandelingspositie word je op je werk uitgebuit.

Om arbeider te zijn hoef je dus niet met je handen te werken in een fabriek. Je kunt ook in een kantoor, ziekenhuis of school werken. Je kunt diensten produceren in plaats van materiële goederen. De arbeidersklasse in die betekenis van het woord is de overgrote meerderheid van de bevolking in de rijke landen, en wordt op mondiaal niveau steeds groter. De industrialisatie in China in de afgelopen decennia maakt de arbeidersklasse van de wereld veel groter en machtiger.

Een klasse voor zichzelf

Maar Marx ging het niet alleen om het bestaan van een arbeidersklasse. Hij maakte onderscheid tussen een ‘klasse op zichzelf’ en een ‘klasse voor zichzelf’, tussen een klasse die slechts bestaat en een klasse die als zelfbewust politiek subject voor haar belangen vecht. Marx zag in de strijd van de Britse Chartisten en de Franse revolutie van 1848 een begin van politieke bewegingen waarin arbeiders een ‘klasse voor zichzelf’ zouden worden.

Maar hij erkende dat dit een langgerekt, pijnlijk proces zou zijn met overwinningen en nederlagen. Hij zag de Parijse Commune van 1871, waarbij de arbeiders korte tijd de macht overnamen maar vervolgens werden neergeslagen, als een bron van belangrijke lessen. De Commune liet zien dat arbeiders in strijd nieuwe vormen van politieke macht zouden ontwikkelen, die oneindig veel democratischer zouden zijn dan wat dan ook onder het kapitalisme.

Volgens Marx kwam het socialisme voort uit dit proces. Hij noemde het de zelfbevrijding van de arbeidersklasse. Arbeiders konden alleen zichzelf bevrijden. Geen enkele elite, hoe goedbedoelend ook, kon dat voor hen doen. Daarom is Marx’ begrip van het socialisme volkomen tegengesteld aan het stalinistische systeem dat in zijn naam heerste in de Sovjet-Unie, Oost-Europa en China.

De bewegingen die afgelopen jaren zijn opgekomen en zich keren tegen het neoliberalisme dat zichzelf sinds de val van het stalinisme als zogenaamde overwinnaar heeft gemanifesteerd, staan voor een vernieuwing van het strijdproces waarin arbeiders volgens Marx een ‘klasse voor zichzelf’ zouden worden.

Zij kunnen echter alleen slagen als ze Marx niet zien als achterhaalde figuur, maar als cruciale bondgenoot in de strijd tegen het geglobaliseerde kapitalisme.