Is een links kabinet de oplossing?

Een meerderheid van de Nederlanders ziet Balkenende liever gisteren dan vandaag vertrekken. Maar wat zou er in zijn plaats moeten komen? Pepijn Brandon gaat na of een links kabinet de oplossing is.
1 september 2005

Volgens een peiling van Maurice de Hond van midden augustus zou een kabinet van PvdA, GroenLinks en de SP nu populairder zijn dan welke andere regeercombinatie ook. De diepe impopulariteit van Balkenende brengt de discussie over de mogelijkheid van een links kabinet vrijwel natuurlijk naar voren. Zo natuurlijk, dat je bijna zou vergeten dat zo’n regering een primeur zou zijn. Zelfs in het befaamde eerste kabinet-Den Uyl zaten vertegenwoordigers van de rechtse partijen, inclusief de latere CDA-premiers Van Agt en Lubbers en de huidige minister van Economische Zaken Brinkhorst.

Als er echt een links kabinet zou komen, zou dat historisch zijn. Het zou een verdiende afstraffing zijn voor de rechtse partijen die in de afgelopen jaren alles hebben afgebroken wat er af te breken viel. Het zou ook de mythe doorbreken dat Nederland het land is van het eeuwige compromis tussen rechts en links. De rechtse partijen hebben zich van die mythe sowieso nooit veel aangetrokken.

Maar de hoop op een links kabinet is niet zonder gevaren. We hoeven maar te kijken naar Schröders roodgroene bezuinigingskabinet om te zien dat een regering van linkse partijen niet automatisch een verandering van beleid betekent. Als we willen weten wat de kansen zijn dat een links kabinet in Nederland zich anders op zou stellen, moeten we kijken naar drie spelers. Als eerste het bedrijfsleven en de rechtse partijen. Als tweede de PvdA, als grootste ‘linkse’ partij. Als derde de beweging op straat en de politici die de stem van de beweging in het parlement vertolken.

Stille kracht

Balkenende en Zalm zijn het symbool geworden voor de arrogantie van rechts. Maar achter hen staat een andere, stille kracht. Dat is de macht van de multinationals, de grote bedrijven en hun organisaties, zoals VNO-NCW.

We hoeven ons er niet over te verbazen dat de grote bedrijven bij het CDA, de VVD en D66 een gewillig oor vinden. De rechtse partijen hebben altijd het bed gedeeld met hun lobbyisten. Dat weerhoudt VNO-NCW er niet van om, zoals veel echtgenoten doen, permanent eisen te stellen en hardop te klagen over de prestaties van hun partner. Maar over de hoofdlijnen zijn de ondernemers en het kabinet het eens. Ingrijpende bezuinigingen, verlaging van de lonen en uitkeringen, versoepeling van het ontslagrecht en de afbouw van de sociale zekerheid zijn nodig om ‘de Nederlandse economie’ draaiend te houden.

Dit programma komt niet uit de lucht vallen. Overal in de wereld voeren regeringen in opdracht van de multinationals, het IMF en de WTO dit soort maatregelen door. Om de winsten te beschermen in de storm van verscherpte internationale concurrentie moeten regeringen meegaan in de liberale tredmolen. En om er zeker van te zijn dat niemand aan dit keurslijf ontsnapt, zijn privatisering en de ‘vrije, onvervalste concurrentie’ vastgelegd in wetten en verdragen.

Dit is de realiteit waar ook een links kabinet mee te maken zou krijgen. Een verschuiving van ministersposten verandert niet de machtsverhoudingen in de maatschappij. Zelfs als we op een mooie dag wakker zouden worden met 76 Marijnissens in het parlement, zouden die ons nog niet het kapitalisme uit kunnen stemmen. Ongekozen industriëlen, bankiers, topmanagers en hoge ambtenaren hebben een oneindig scala aan chantagemiddelen en andere vormen van politieke invloed ontwikkeld, waarmee ze ministers en gekozen volksvertegenwoordigers hun wil kunnen opleggen.

Dit gebeurt zelfs in het klein. In Nijmegen ging een stadsbestuur van de PvdA, GroenLinks en de SP eind vorig jaar akkoord met de liberalisering van het openbaar vervoer. Dreigementen met Europese procedures en druk vanuit het Rijk waren eraan te pas gekomen om de tegenstand vanuit het gemeentebestuur opzij te schuiven.

Als een links kabinet zou proberen de belangen van gewone mensen voor de belangen van de grote bedrijven te plaatsen, zou het te maken krijgen met veel extremere vormen van druk. Bedrijven zouden dreigen met kapitaalvlucht, de top van het ambtenarenapparaat zou overgaan tot sabotage, internationale instanties en de media zouden moord en brand roepen. Uiteindelijk zouden ze zelfs bereid zijn een kabinet het regeren volledig onmogelijk te maken. Dit zijn de methodes waarmee linkse regeerders van Den Uyl tot Lula altijd geconfronteerd zijn.

Het Bos in?

Er zijn weinig aanwijzingen dat het in Nederland überhaupt zo ver zal komen. De grootste linkse partij, de PvdA van Wouter Bos, belooft al lang voor de verkiezingen dat ze in de regering zal doen wat de grote bedrijven willen. In een interview van half juli met het VNO-NCW-tijdschrift Forum verklaart Wouter Bos dat hij ‘net zo hervormingsgezind zal zijn als het huidige kabinet’. Ook zegt hij: ‘Als de PvdA weer aan de macht komt, zullen de economische mogelijkheden worden gebruikt om pijnlijke hervormingen door te voeren.’

Wouter Bos weet natuurlijk heel goed wanneer hij tegen wie praat. En daarom zegt hij in een blad voor ondernemers dat het zijn ‘ambitie’ is om van de PvdA ‘een partij voor ondernemers’ te maken.

Jammer genoeg wijst alles erop dat Bos tegenover VNO-NCW een stuk oprechter is dan op de gemiddelde campagnebijeenkomst. Zijn grote voorbeelden zijn Blair en Schröder, die in de regering net zulke harde bezuinigingsmaatregelen doorvoeren als Balkenende hier. En toen de PvdA zelf na de vorige verkiezingen met het CDA onderhandelde over de vorming van een kabinet, was Bos bereid om op een miljard na evenveel te bezuinigen als het huidige kabinet.

De houding van de PvdA en GroenLinks tijdens het referendum voor de Europese Grondwet spreekt boekdelen over waar deze partijen staan. In essentie vertelden ze ons dat de neoliberale richting van het Europese beleid toch niet te veranderen valt. Daarom moesten we blij zijn met elke vage concessie die de pijn iets zou verzachten. Als we het overlaten aan Wouter Bos, wordt dat de logica voor een komend kabinet.

Alternatief

Dit alles wil niet zeggen dat wc onverschillig zouden moeten staan tegenover de vraag wat er na Balkenende komt. Maar we moeten die vraag heel strategisch benaderen. Een links kabinet is geen enkele garantie voor verandering. Zo’n kabinet betekent alleen maar vooruitgang, als het ook breekt met het neoliberale beleid van de huidige regering en haar voorgangers. Zo’n breuk kan niet geforceerd worden door manoeuvres in het parlement.

De twee belangrijkste obstakels voor echte verandering zijn de tegenstand van de ondernemers en de houding van de PvdA. Die obstakels zijn niet onoverkomelijk. De grote bedrijven en de rechtse partijen kunnen in het defensief worden gedrukt door massaal verzet van onderaf tegen de neoliberale maatregelen. De demonstraties en stakingen rond 2 oktober vorig jaar lieten zien wat er mogelijk is. Het akkoord dat de vakbondsleiding uiteindelijk sloot was een slap aftreksel van wat gewone vakbondsleden hoopten te bereiken. Als de strijd toen was doorgezet, had Balkenende er misschien al niet meer gezeten.

Een combinatie van zo’n beweging op straat en een echte doorbraak van de SP bij de komende verkiezingen zou de PvdA kunnen dwingen tot een radicale koerswijziging, uit angst om links gepasseerd te worden.

Een koers op regeringsdeelname van de SP zou die druk verkleinen, niet vergroten. Zo’n koers zou de illusie wekken dat de kloof tussen het ‘sociaal-liberalisme’ van Bos en Halsema en een echt linkse koers eigenlijk niet zo groot is. Ze zou ook de beweging op straat ondergeschikt maken aan manoeuvres aan de top.

Gevaar

Het grootste gevaar van de eis van een links kabinet is dat ze een dynamiek in de verkeerde richting op gang brengt.

In plaats van een beweging van onderaf te bouwen, zouden we moeten wachten tot de komende landelijke verkiezingen ons van bovenaf de verlossing brengen. En in plaats van een links alternatief op te bouwen tegenover de neoliberalen en het gedraai van Wouter Bos, zouden we ’tactisch’ moeten stemmen op de PvdA omdat die partij de meeste kans maakt om een nieuw kabinet te formeren.

Er is niets ’tactisch’ aan deze opstelling. Ten eerste betekent het accepteren dat Balkenende de rit uitzit, en dus twee jaar lang mag doorgaan met het doorvoeren van rechts beleid. Ten tweede betekent het dat we ons vertrouwen vestigen in een partij die dat vertrouwen keer op keer heeft geschonden.

Tenslotte verkleint deze opstelling de kans dat we na de komende verkiezingen ook echt van Balkenende af komen. Wouter Bos heeft meerdere keren aangegeven dat hij liever met het CDA zou regeren dan met de SP. Elke stem voor Bos vergroot de kans dat Balkenende door de achterdeur naar binnen wordt gesmokkeld.

Het (tijdelijk) ontbreken van massastrijd op het niveau van 2 oktober kan zorgen voor een stemming van verslagenheid, en een afwachtende houding versterken. Alleen door het zelfvertrouwen aan de basis te herbouwen kunnen we ervoor zorgen dat we niet alleen van Balkenende af komen, maar van het hele neoliberale offensief.

De taak van socialisten is niet om nu alvast een voorschot te nemen op een kabinetsformatie in de toekomst en ondertussen de barricades af te breken. De taak van socialisten is de barricades op te bouwen en duidelijk te maken dat we ze niet neer zullen halen tot alles wat Balkenende en consorten hebben gesloopt is hersteld.