De intellectuele armoede van nieuw-rechts

Thierry Baudet is het wonderkind van conservatief rechts. Nog maar dertig jaar oud, schrijft hij regelmatig een boek over een belangwekkend thema. Hij is niet weg te slaan uit de media, adviseert de redactie van Buitenhof, en schreef columns voor een groot aantal bladen.
30 december 2013

Door Pepijn Brandon

Soms combineert Baudet zelfs al deze kwaliteiten door zijn columns bij elkaar te vegen in een boek, ze in de titel daarvan met terugwerkende kracht een thema mee te geven, en vervolgens in de media over deze prestatie te praten.

Oikofobie bundelt een aantal van Baudets hele en halve ideeën, en heeft bovendien de Nederlandse taal verrijkt met een nieuw begrip: de angst voor het eigene, uitgedrukt in twee oud-Griekse leenwoorden. Het geheel vormt een pleidooi voor Baudets eigen vorm van conservatief nationalisme: tegen de EU, tegen immigratie en tegen de moderne kunst.

Het huis (oikos) waar Thierry het in de titel over heeft is de natie. Of eigenlijk is de natie vooral zijn huis, dat gemoedelijke negentiende-eeuwse ideaal van gezapigheid. Daar kan hij als weldenkende burger ongestoord zijn mening vormen over de staat van de politiek en de rechtspraak. Hij kan er moe maar voldaan terugkomen na de jacht, die hij aan iedereen aanbeveelt als universele uiting van de ‘actievere, levende verhouding met de natuur’ (pagina 201). Hij kan er intens genieten van het aftippen van zijn sigaartje. Om te leren hoe je zo’n sigaar goed rookt, vertelt hij ons, heeft hij een cursus gevolgd (210-212).

Thierry heeft zelfs een – uiteraard conservatieve – mening over hoe je in dit huis je ‘monogame liefdesrelatie’ het best kunt vormgeven. In ieder geval exclusief met zijn tweeën, niet met meer én niet met minder. Want, vertelt Thierry: ‘Omdat ze beide het loslaten van de seksuele exclusiviteit betreffen, is er geen fundamenteel verschil tussen masturberen en een slippertje buiten de deur.’ (223)

Al deze onbenulligheden zijn bedoeld om het centrale doel van het boek te ondersteunen: duidelijk maken dat de prachtige authentieke – en verzonnen – wereld van Thierry Baudet wordt bedreigd. Een oikofobe (dat wil zeggen, met angst voor het eigene) elite heeft zichzelf ten doel gesteld deze wereld tot de grond toe af te breken. Die vete treft ons allemaal, waarschuwt Baudet. Want hoe zou Thierry’s persoonlijke hang naar eigenheid en geborgenheid, naar de jacht, de sigaar en onthouding van masturbatie nu niet kunnen gelden voor elke Nederlander, behalve een kleine groep verblinde dogmatici aan de top?

De drie belangrijkste thema’s aan de hand waarvan Baudet in zijn gebundelde columns de snode plannen van de elite blootlegt, zijn het vermeende streven de EU om te vormen tot een federale superstaat, de uitholling van de democratische rechtsstaat door het Internationale Strafhof in Den Haag en het Hof voor de Mensenrechten in Straatsburg, en het modernisme in de kunst, vooral de architectuur.

Het streven van de moderne conservatief tegenover al deze krachten is niet eenvoudig. De conservatief wil een nette, nationaal geordende marktmaatschappij in stand houden, terwijl de kapitalistische marktmaatschappij uit zichzelf de nette nationale ordening aan de lopende band aan haar laars lapt. Dat moet wel een vat van tegenstrijdigheden oproepen. En dat doet het ook voor de arme Thierry.

Neem de EU. Het is waar dat de kern van de Europese economische elites door en door is toegewijd aan de Europese economische integratie. Maar diezelfde elite gebruikt waar ze kan de natiestaat om, ook binnen Europa, concurrentievoordelen voor zichzelf binnen te slepen en bevolkingsgroepen tegen elkaar uit te spelen.

De oikofobe elite die de natie wil opheffen om een Europese superstaat te vestigen is een mythe. De echte elite is tegelijk oikofoob op de manier die Baudet veracht en nationalistisch op de manier die hij bewondert.

Een bundel columns is de ideale stijlvorm voor dit boek dat de ene na de andere tegenstrijdigheid opwerpt, zonder er ooit één logisch te willen ontrafelen. Al op bladzijde 11 ontneemt de auteur zijn lezer de hoop op een verklaring voor het kernprobleem van zijn boek, waar die vermeende oikofobie nu toch vandaan komt. In plaats van Baudets grondige analyse krijgen we een eindeloze stroom platitudes en retorische vragen (‘Gaan we voort op deze weg die voert naar nieuwe Middeleeuwen?’), verbluffende inzichten (‘het Nederlandse islamdebat lijdt aan een gebrek aan generalisaties’), en ongelukkige referenties naar de wereldliteratuur (Kafka’s Het proces als allegorie voor de zondeval, niet voor het alledaagse geweld van de door Baudet beminde natiestaat).

Het is niet vreemd dat de vroeg-wijze Baudet – en volgens het Katholiek Nieuwsblad is hij nog ‘goed uitziend’ ook! – inmiddels een kleine schare energieke bewonderaars om zich heen heeft verzameld. De niet-officiële Facebookpagina van zijn fans omschrijft hem liefkozend als ‘de Nederlandse BHL’, naar de Franse conservatieve en islamofobe intellectueel Bernard-Henri Lévy.

Dat is niet te ver gezocht, want Thierry houdt precies het midden tussen een internationaal en een Nederlands fenomeen. Hij hoort overduidelijk bij dezelfde trend die de Tea Party en Sarah Palin, Fox News en PowNed, Le Pen en Hirsi Ali voor een deel van de intellectuele elite onweerstaanbaar sexy hebben gemaakt. En tegelijk vult hij het geestelijke vacuüm tussen Mark Rutte en de PVV meesterlijk met nog meer leegte. Alsjeblieft, Thierry, vertel ons meer!

Thierry Baudet – Oikofobie
Uitgeverij: Bert Bakker
248 pagina’s / €14,95