Onderwijs: akkoord met de afbraak?

Volgens minister Bussemaker is het Nationaal Onderwijsakkoord een enorme stap vooruit. Maar van de docenten en directeuren noemt maar 18 procent in het basisonderwijs en 10 procent in het voortgezet onderwijs het akkoord ‘geloofwaardig’.
28 oktober 2013

Door Max van Lingen

‘Vanaf 2014 komt er geld bij en dat mag ook, want docenten hebben een belangrijk vak. We vertrouwen hun tenslotte onze kinderen toe’, zei de minister. Ze tekende het akkoord met vertegenwoordigers van de schoolbesturen en kleinere vakbonden. De Algemene Onderwijsbond, Abvakabo en Landelijke Studenten Vakbond weigerden. ‘De minister trekt de financiële goocheldoos open’, zei AOb-voorzitter Dresscher.

Vijf jaar geleden werd het Convenant Leerkracht getekend. Om het dreigende lerarentekort tegen te gaan werd besloten om het beroep van docent aantrekkelijker te maken. Dat moest gebeuren door vermindering van de werkdruk en verhoging van de salarissen. Uiteindelijk werd er 834 miljoen geïnvesteerd in de salarissen.

Maar vanaf 2010 kregen docenten te maken met de nullijn. Die heeft het kabinet tot nu toe 1,47 miljard opgeleverd. Dit betekent dat iemand die fulltime in het onderwijs werkt de afgelopen vier jaar maar liefst 4400 euro bruto is misgelopen. ‘Wij maken een einde aan de nullijn,’ zei Bussemaker in de Volkskrant. Personeel op hogescholen en universiteiten krijgt er komend jaar niets bij en in de rest van het onderwijs bedraagt de loonstijging welgeteld NUL KOMMA TWEE procent.

Werkdruk

In het onderwijsakkoord wordt ook weer gesproken over verlaging van de werkdruk. Van de eerdere belofte uit het Convenant Leerkracht is niets terechtgekomen. Uit de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden 2012 blijkt dat het percentage burnout-klachten veruit het hoogst ligt in het onderwijs. De afgelopen jaren is dat percentage ook nog eens flink toegenomen: van 16,5 procent in 2010 naar 19,4 procent in 2012.

Bussemaker noemt de werkdruk ‘echt probleem nummer één van leraren’. Maar precies op dat punt zijn er geen concrete toezeggingen gedaan. Het is daarom onwaarschijnlijk dat de belofte deze keer wel wordt nagekomen. Het instellen van een onderzoek naar de mogelijkheden om de administratieve taken van docenten te verminderen, klinkt meer als een poging tot uitstel (en uiteindelijk afstel) dan als zoeken naar een constructieve oplossing.

Tot slot de derde grote belofte: 3000 nieuwe banen voor jonge docenten. Volgens het akkoord gaat het echter niet over nieuwe banen, maar is het doel ‘vooral jonge leraren aan het werk te houden’. Jonge docenten zijn hard nodig om de toekomstige tekorten op te vangen die zullen ontstaan als gevolg van de vergrijzing.

Maar momenteel komen jonge docenten door sluipende bezuinigingen nauwelijks aan de bak. In het voortgezet onderwijs nam bijvoorbeeld het aantal leerlingen toe met 1 procent tussen oktober 2010 en maart 2012, terwijl het aantal banen in diezelfde periode met 2,5 procent afnam. Dit gebeurt veelal door vertrekkende docenten niet te vervangen. In plaats daarvan worden bijvoorbeeld de lesuren verkort, waardoor docenten meer klassen krijgen. Helaas zijn klassen van meer dan dertig leerlingen inmiddels geen uitzonderingen meer.

BAPO

De prijs die de docenten moeten betalen voor dit fantastische akkoord is de afschaffing van de ouderenregeling BAPO. De Bevordering Arbeidsparticipatie Ouderen is ingevoerd om te zorgen dat docenten hun pensioen halen. De regeling houdt in dat docenten vanaf 52 jaar een halve dag, en docenten vanaf 56 jaar een hele dag per week verlof krijgen. Als ze gebruik willen maken van de regeling moeten ze zelf een financiële bijdrage leveren. Ongeveer de helft van de docenten doet dat.

Uit onderzoek blijkt dat de BAPO als regeling effectief is. Docenten die ervan gebruikmaken halen vaker hun pensioen dan wie dat niet doet. Maar volgens Bussemaker is de BAPO een ‘blok aan het been van het onderwijs’. Ze doelt daarmee op de stijgende kosten van de regeling. Maar de overheid is daarvoor zelf verantwoordelijk, want door de verhoging van de pensioenleeftijd maken docenten langer gebruik van de regeling. Het zou dus veel logischer zijn om de stijgende kosten te betalen uit de opbrengst van de verhoging van de pensioenleeftijd.

De afschaffing van de BAPO betekent een verdere verhoging van de toch al hoge werkdruk voor oudere leerkrachten. Het onderwijsakkoord biedt ook geen enkel handvat om daar op een andere manier iets aan te doen. De steeds verder stijgende werkdruk werkt verlaging van de kwaliteit van het onderwijs in de hand.

De regering denkt dit te kunnen oplossen door vooral de kwaliteiten van docenten te benadrukken. Zo maakt ze de docent verantwoordelijk voor haar eigen falende beleid. Een klein deel van de leerlingen zal daar niet veel van merken. Bijlessen, eindexamencursussen en privéscholen zullen hun redding zijn. Maar voor de leerlingen wier ouders dat niet kunnen betalen, zullen de gevolgen desastreus zijn.