Moeten we consuminderen?

PvdA-leider Samsom en premier Rutte zeggen keer op keer dat mensen hun geld weer moeten laten rollen. Maar veel mensen vinden overmatige consumptie een groot probleem. Waarom, en wat zeggen socialisten van consuminderen?
22 oktober 2013

Door Renate Klinkenberg

Het woord ‘consuminderen’ werd begin jaren negentig bedacht en gepopulariseerd om mensen minder te laten kopen. Het was een reactie op de toenemende consumptie in de jaren 1990, toen de economie er beter voor stond. Mensen pleiten voor consuminderen omdat ze ‘overconsumptie’ schadelijk vinden voor het milieu.

Ten tweede denken veel mensen dat de grote sociale ongelijkheid in de wereld kan worden verminderd als rijke mensen minder consumeren. Als het rijke Noorden minder consumeert, zou er meer over blijven voor het arme Zuiden. Voorbeelden van initiatieven voor consuminderen zijn de jaarlijkse Koop Niets Dag en de weggeefwinkels waar mensen spullen kunnen doneren en gratis meenemen.

Als we willen weten of consuminderen een goed idee is, moeten we eerst kijken naar wat consumeren is. Consumeren is het gebruiken van goederen, maar als er over ‘de consument’ wordt gesproken, wordt daarmee bedoeld: iemand die met geld goederen koopt. In een kapitalistische economie wordt niet geproduceerd voor consumptie, maar is consumptie een middel voor de productie.

De behoeften van mensen – aan een huis, voedsel, kleding of andere zaken – zijn alleen ‘waardevol’ voor bedrijven als er geld mee verdiend kan worden, anders produceren ze niets. In Nederland moeten duizenden mensen naar de voedselbank voor eten terwijl er voor 4,4 miljard aan eten wordt weggegooid per jaar. Dit voedsel wordt geproduceerd om het te verkopen, niet om mensen te voeden.

Als we nadenken over het nut van consuminderen, moeten we ook kijken naar wie er het meest consumeren en daarmee bijdragen aan milieuvervuiling. Welvarende landen als de VS, Australië en Saudi-Arabië hebben gemiddeld per persoon de grootste CO2-uitstoot. In armere landen in Zuid-Amerika, Afrika en Zuidoost-Azië is de CO2- uitstoot het laagst. Ook binnen landen zijn er grote verschillen. Rijke mensen reizen bijvoorbeeld vaker met het vliegtuig, eten vaker vlees en hebben vaker een auto dan armere mensen. Zij dragen hierdoor meer bij aan de CO2- uitstoot.

Door crisis daalt consumptie

Het CBS schreef bij haar halfjaarlijkse cijferpresentatie dat huishoudens al twee jaar lang minder consumeren, van auto’s en meubels tot kleding. Door toegenomen werkloosheid (700.000 werklozen in juni 2013), de btw-stijging naar 21 procent en de huurverhoging hebben mensen minder te besteden en moeten ze consuminderen, of ze dat nu willen of niet.

Consuminderen is daarom naast iets ideologisch ook een manier om met weinig geld om te gaan: je kan tegen jezelf zeggen dat jouw zuinige manier van leven een vrije keuze is, terwijl je eigenlijk gewoon weinig geld hebt. Ook zou je kunnen zeggen dat de crisis en de bezuinigingen niet zo erg zijn, want ze zijn goed voor het milieu.

Productie

Er is een tegenstelling tussen de belangen van de consument en van de kapitalist. De enige manier waarop consumenten iets kunnen afdwingen over de productie is door te stoppen met kopen: een boycot. De kledingketens die waren betrokken bij de fabrieksbrand in Bangladesh maakten afspraken over de veiligheid van de arbeiders in de textielfabriek omdat ze een boycot vreesden. Uit zichzelf hebben ze de veiligheid van de werkers niet beschermd. Het probleem zit dus bij de bedrijfseigenaren en niet bij consumenten of arbeiders.

Consumptie hoeft niet te leiden tot milieuschade of tot armoede. De kern van het probleem is dat er in het kapitalisme alleen wordt geproduceerd voor winst, en dus moet dat zo goedkoop mogelijk. Daarom worden veiligheid en milieu genegeerd. Daarom produceren fabrikanten waren die niet lang meegaan, zodat we nieuwe moeten kopen. Daarom ontstaat er regelmatig overproductie en verdwijnen prima voedsel en spullen naar de vuilnisbelt.

Een rationele economie

Consuminderaars vinden terecht dat de grootschalige milieuvervuiling en ongelijke verdeling van rijkdom moet stoppen. De wereld is niet onuitputtelijk, olie- en gasvoorraden zijn eindig, de toenemende CO2-uitstoot leidt tot klimaatverandering en daardoor zijn er steeds vaker grote natuurrampen. Om de aarde leefbaar te houden moeten we maatregelen nemen die goed zijn voor het milieu, zoals meer recycling, energiezuiniger produceren en overstappen op groene energie.

Dit zal echter alleen snel en grootschalig gebeuren als we het economische systeem veranderen. In een systeem van directe democratie, waar de meerderheid van de bevolking de productie controleert, zijn verspilling, concurrentie en milieuvernietiging namelijk niet meer rationeel. Fabrieksarbeiders zullen bijvoorbeeld ervoor zorgen dat hun leefomgeving niet wordt vervuild door de fabriek waarin zij werken.

Het probleem ligt niet bij consumptie op zich, maar dat gewone mensen in het dagelijks leven worden gesplitst in twee rollen: producent en consument. En in beide rollen hebben zij niets te zeggen over het maken en verdelen van goederen en diensten. Alleen als de productie onder democratische controle komt van de meerderheid van werkende mensen, kunnen we de verspilling terugdringen, het milieu ontzien en produceren voor onze eigen behoeften.