De vroege voorlopers van De Socialist: koop, lees, verkoop die krant!

In het afgelopen halfjaar heeft De Socialist, niet voor het eerst, een grondige facelift ondergaan. En deze maand bestaat het blad 25 jaar. In dat kader herpubliceren we hier een artikel van Pepijn Brandon over de vroege geschiedenis van de socialistische pers in Nederland.
16 februari 2013

Het idee dat activisten hun eigen kanalen nodig hebben om ideeën en ervaringen uit te wisselen, is zo oud als de arbeidersbeweging zelf. De gevestigde media zijn in handen van de staat en de grote bedrijven die we bestrijden. Onder het mom van ‘objectiviteit’ verspreiden ze ideeën die de status quo goedpraten. Kritische geluiden mogen af en toe terugkomen in een column of een bijlage.

Al meer dan 150 jaar geven socialisten hun eigen radicale kranten uit als tegenwicht tegen de dagelijkse dosis leugens van De Telegraaf, De Volkskrant en hun vele voorlopers. Die kranten zijn meer dan alleen een nieuwsbron. Ze zijn een manier om mensen bij elkaar te brengen in netwerken van krantenlezers en –verkopers. En dus is de geschiedenis van de radicale pers nauw verbonden met de geschiedenis van protest en organisatie.

De Hydra

Migranten hebben altijd een belangrijke rol gespeeld in de Nederlandse arbeidersbeweging. De eerste socialistische vereniging in Nederland hebben we te danken aan een speciale categorie ‘economische gelukszoekers’. Duitse handwerkslieden stichtten in 1847 de ‘Vereeniging tot zedelijke beschaving der arbeidende klasse’.

De oprichters van de vereniging, Christian Gödecke en Karl Hancke, stonden in contact met de Internationale Commu­nistenbond, de organisatie waarvan ook Marx en Engels lid waren. Begin 1848 ontvingen ze een pakketje met honderd exemplaren van de nieuwe beginselverklaring van de Bond om die in Nederland te verspreiden. Een dun boekje in het Duits met als titel Het Communistisch Manifest.

Gödecke en Hancke hadden grote plannen, zeker toen in het voorjaar van 1848 overal in Europa revolutie uitbrak. Maar om ook hier het zaad voor revolutie te planten, was een manier nodig om autochtone arbeiders te bereiken. Met dat doel gingen Gödecke en Hancke de samenwerking aan met Jan de Vries, de redacteur van het radicaal-democratische tijdschrift De Hydra. Dit blad werd verspreid in herbergen, koffiehuizen en kroegen.

Geheel vruchtbaar was de samenwerking niet. Wel lukte het om een grote demonstratie op de been te brengen, die uitliep op een heus oproer. Hancke en De Vries hadden in Amsterdam een oproep verspreid om op 24 maart naar de Dam te komen. Het stadsbestuur was zo vriendelijk geweest de oproep kracht bij te zetten door overal grote aanplakbiljetten te verspreiden met de waarschuwing om vooral niet naar de Dam te gaan.

Toen duizenden nieuwsgierige Amsterdammers zich op de Dam verzamelden, wisten de organisatoren zich geen raad meer. Hanckes oproep om een commissie te kiezen beantwoordde niet helemaal aan de verwachtingen van de toegestroomde menigte. Een paar keer werd ‘Leve de Republiek!’ en ‘Leve de Hydra!’ geroepen, en toen maakten de organisatoren zich haastig uit de voeten. Bij gebrek aan een beter alternatief, deden de demonstranten wat ze in dit soort gevallen meestal deden: ze trokken naar het huis van de burgemeester om de ruiten in te gooien. Overigens hadden ze eerst bij vergissing het huis van de ex-burgemeester onder handen genomen.

Zoals het verloop van het protest laat zien, verkeerde de arbeidersbeweging nog in de kinderschoenen. Maar wel ‘reusachtige kinderschoenen’, zoals Marx het zo mooi zou uitdrukken. Dat geldt ook voor de ideeën van de organisatoren. De mislukking om na het ‘Damoproer’ een massabeweging van de grond te krijgen, leidde bij hen tot grote teleurstelling. De vereniging van Hancke en Gödecke viel uit elkaar.

In de periode van neergang die volgde, speelden radicale tijdschriften een belangrijke rol om de vlam van verzet te laten branden. Dit gebeurde vooral via de bladen van ‘vrijdenkers’, niet in socialistische kranten. Socialistische ideeën kregen weer een kans toen de arbeidersbeweging in de tweede helft van de jaren 1860 opleefde. Stakingen van onder andere timmerlieden legden de basis voor de eerste echte vakbonden in Nederland.

Recht voor allen

Over het geheel genomen lag het accent in deze periode meer op economische dan op politieke actie. Dit veranderde in de jaren 1880, de roerigste periode van de negentiende eeuw. Het Kermis- en het Palingoproer, veenstakingen en agitatie voor het kiesrecht legden de basis voor het succes van de eerste echt landelijke socialistische beweging in Nederland: de Sociaal-Demo­cratische Bond van Domela Nieuwenhuis. En in het hart van die Bond stond zijn weekblad: Recht voor Allen.

Domela zelf begon het blad in 1879. In die tijd was hij officieel nog dominee, en de toon van het blad was heel beleefd. Maar dat veranderde al snel. Recht voor Allen werd een echt agiterende krant. Zo agiterend, dat Domela er een jaar de cel voor in moest. Hij had – het is een goede traditie – koning Willem III beledigd door hem wegens zijn levensstijl ‘koning Gorilla’ te noemen.

De oplage van de krant steeg explosief. In 1879 had het blad niet meer dan tweehonderd abonnees en een losse verkoop van vierhonderd nummers. Vanaf 1883 verscheen Recht voor Allen twee keer per week, en in oplages van soms wel 43 duizend exemplaren. De explosie in de verkoop was vooral te danken aan één nieuwigheidje: de straatverkoop of colportage.

Natuurlijk werd er ook al voor die tijd met van alles gecolporteerd, van boulevardblaadjes tot zeep. Maar de socialistische colportages waren een gebeurtenis op zich. De colporteurs droegen borden met leuzen mee, en wisten met hun provocerende aanpak een heel nieuw publiek voor socialistische ideeën te winnen. Ze trokken ook de aandacht van wat minder welwillende toeschouwers. Regelmatig kregen de socialistische straatventers een stevig pak slaag of eindigde de colportage in de cel.

Soms moet je creatief zijn om je ideeën aan de man of vrouw te brengen. Toen colporteren tijdelijk bij wet verboden werd, stapten de socialisten over op het verkopen van pepermuntjes. Verpakt in Recht voor Allen natuurlijk.


De Tribune

In de eerste jaren van de twintigste eeuw groeide de socialistische beweging uit tot een massabeweging. Maar met die groei trad ook een duidelijke scheiding op tussen een gematigd, hervormingsgezind deel rond de SDAP en een revolutionaire vleugel. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd die scheiding van levensbelang. De SDAP steunde de mobilisatie en de hongerpolitiek van de regering. De revolutionairen organiseerden het verzet.

In het laatste jaar van de oorlog heerste in heel Europa, ook in Nederland, de verwachting dat er revolutie zou uitbreken. Voedselrellen, zoals het Amsterdamse aardappel­oproer in 1917, en muiterijen onder soldaten, zoals die in de Harskamp in oktober 1918, stookten die verwachting verder op.

In deze omstandigheden werd duidelijk hoe kranten kunnen functioneren als centrum van verzet. Er was een wildgroei aan revolutionaire propaganda, die op straat hevig werd bediscussieerd. Een artikel in een van de revolutionaire kranten beschrijft hoe in Amsterdam in februari 1918 ‘op de Nieuwmarkt zaterdagavonds samenscholingen plaatsvonden van arbeiders van verschillende politieke richtingen, die daar in grote en kleine clubjes debatteerden over de dingen, die momenteel eenieders gedachten beheersen.’

Kranten gaven niet alleen stof tot discussie, maar hielpen ook de ervaringen van actievoerders in verschillende plaatsen te bundelen. In De Tribune, het dagblad van de voorloper van de Communistische Partij, verschenen verslagen van elke staking en voedseldemonstratie in het land. Die werden gretig gelezen, en hielpen om protest in andere plaatsen aan te jagen.

Naast De Tribune verscheen ook een Soldaten-Tribune, een maandblad dat speciaal gericht was op de militairen. Dit bleek een van de meest succesvolle onderdelen van de revolutionaire propaganda. Het eerste nummer verscheen in een oplage van tienduizend exemplaren. Al een maand later kon de krant melden: ‘Ten gevolge van het verbod tegen de Soldaten-Tribune uitgevaardigd, is besloten de oplaag te verdubbelen’.

De verspreiding van de Soldaten-Tribune veroorzaakte behoorlijke paniek bij de legerleiding. Ze droeg zeker bij tot de sfeer van verzet in het leger die zo’n belangrijke rol speelde tijdens de roemruchte novemberdagen van 1918. Troelstra dreigde in de Tweede Kamer met revolutie en in Amsterdam vielen vier doden tijdens een demonstratie richting de kazerne.

De Socialist

De Socialist is een voortzetting van een trotse traditie van rode kranten. We hebben onze bescheiden maar belangrijke rol gespeeld in de opbloei van protest in Nederland in de afgelopen jaren, van de anti-oorlogsdemonstratie op 15 februari tot het massaprotest op 2 oktober. Ons doel is alles­behalve bescheiden. We willen de basis leggen voor een populaire massakrant zoals Recht voor Allen dat was.

Onze machthebbers houden er niet van als mensen voor zichzelf beginnen te denken. Ze hopen dat we tot in de eeuwigheid oplepelen wat zij ons via hun kranten en televisie vertellen. Maar er is iets dat ze nog erger vinden dan gewone mensen die voor zichzelf denken. Dat zijn gewone mensen die niet alleen voor zichzelf denken, maar beginnen hun ideeën te verspreiden, met als doel ernaar te handelen. En daarom kunnen we niet vaak genoeg herhalen wat onze socialistische voorouders op de straathoek verkondigden: ‘Koop, lees en verkoop die krant!’

Dit artikel verscheen eerder in De Socialist 169 van maart 2005.

Verder lezen:
Een prachtig boek over de negentiende-eeuwse socialistische beweging is Dennis Bos — Waarachtige Volksvrienden.
G.J.M. van het Reve, de vader van de beroemde schrijver en een van de redacteuren van de Soldaten-Tribune, schreef later schitterende memoires over zijn werk voor de socialistische pers: Mijn rode jaren. Herinneringen van een ex-bolsjewiek.