Is geweld geoorloofd in de strijd voor een betere wereld?

Veruit de meeste socialisten zijn gevoelsmatig tegen geweld.Toch doen ze soms mee aan demonstraties die op ongeregeldheden uitlopen en staan ze achter verzetsbewegingen die geweld gebruiken, zoals de anti-apartheidsbeweging in Zuid-Afrika en de Palestijnse Intifada. Is dat niet tegenstrijdig?
13 november 2012

Door Jelle Klaas

Socialisten streven naar een rechtvaardige, vreedzame wereld. Dan zou je ervan kunnen uitgaan dat socialisten het goede voorbeeld geven en dus altijd tegen geweld zijn. Maar geweld kun je niet vanuit een abstracte moraal benaderen. Het is de concrete context die ertoe doet.

Het eerste dat we moeten constateren is dat we in een zeer gewelddadig systeem leven, waarin mensen elkaar vreselijke dingen aandoen. Er zijn oorlogen met miljoenen doden tot gevolg en een veelvoud aan vluchtelingen. Elke dag sterven duizenden mensen aan honger en geneesbare ziekten. Tegelijkertijd worden er dikke winsten gemaakt in de wapenindustrie en op het speculeren met voedsel.

Dan is er nog het geweld ten gevolge van het uitgesloten worden, van discriminatie, van vervreemding en uitbuiting. En diegenen die zich niet houden aan de regels van het systeem of zich actief verzetten krijgen een portie staatsgeweld voor hun kiezen. Onlangs bleek nog dat de Nederlandse politie vaker gebruik is gaan maken van de wapenstok en het pistool. Dat dagelijkse geweld van het kapitalistisch systeem, het bewust in stand houden van ongelijkheid, armoede, oorlog en honger, moeten we in ons achterhoofd houden bij alle discussies over geweld tegen dit systeem.

Geweld in uniform

Kijken we dan naar de heersende moraal over geweld. De gevestigde orde, de media en de meeste politici staan hier erg hypocriet in. Simpel gezegd vinden zij: als een uniform geweld toedient is het goed, anders is het verwerpelijk.

Na de recente rellen van jongeren in Haren waren de heren en dames politici ernstig geschokt. Tegelijkertijd lijken veel van dezelfde politici, vooral een Marcouch, Teeven en Opstelten, haast opgewonden te worden als het gaat over het goedkeuren van politiegeweld. Van het inslaan op voetbalsupporters tot het schieten op strandfeesten of inbrekers: het kan ze wat dat betreft bijna niet gewelddadig genoeg zijn. En dan hebben we het nog niet over de steun van dit soort politici aan bloedige oorlogen in Irak of Afghanistan.

De gevestigde orde en de media gebruiken ook andere terminologie om hun hypocrisie te verbergen. Politieagenten zijn ‘hulpverleners’, ook als ze demonstranten, vluchtelingen of daklozen in elkaar beuken. Oorlogen waarbij tienduizenden mensen vermoord worden, maar die in het belang van de westerse machthebbers zijn, heten ‘humanitaire interventie’, ‘bevrijding’, ‘het brengen van democratie’ of ‘zelfverdediging’. Geweld en de hypocrisie erover zijn dus alledaagse aspecten van de maatschappij waarin we leven.

Pacifisme

Het is dan ook begrijpelijk dat er pacifisten zijn, mensen die alle vormen van geweld afzweren. Pacifisme is een bewonderenswaardig en soms erg dapper standpunt. Denk aan degenen die de gevangenis in moesten omdat ze hun dienstplicht niet wilden vervullen. Maar als strategie voor emancipatie is het onbruikbaar.

Ten eerste, zoals zelfs de meest verstokte pacifisten moeten toegeven, is defensief geweld in sommige situaties gerechtvaardigd. Denk aan de verzetsstrijd tegen de nazi’s. Toen al meer dan 300.000 Joden uit het getto van Warschau naar vernietigingskampen gestuurd waren, kwamen de tienduizenden overgebleven Joden in opstand. Dat bij deze opstand SS’ers met messen en brandbommen werden vermoord is amper te veroordelen.

Ten tweede werkt geweldloosheid als principiële strategie niet in een context van nationale bevrijding of revoluties. In discussies hierover wordt de geweldloosheid van Gandhi vaak naar voren geschoven, meestal met meer mythe dan feiten. Want hoe inspirerend Gandhi ook was, juist het gebruik van geweld in stakingen, opstanden en muiterijen was doorslaggevend voor de onafhankelijkheidsstrijd in India. Dat Gandhi zich keerde tegen stakingen en onteigeningen van grootgrondbezitters, heeft de strijd eerder vertraagd en had grote negatieve gevolgen voor de machtsverhoudingen na de onafhankelijkheid. De overheersers veranderden van kleur, niet van praktijk.

Het belangrijkste argument tegen pacifisme is dat de heersende klasse bedreigingen op haar positie met hand en tand zal proberen af te slaan. Als de status quo bedreigd wordt, gaan de handschoenen pas echt uit. Hierin is de geschiedenis helder: tegen alle grote protestbewegingen zijn politieknuppels en legerkogels ingezet. Ook bij de verkiezing van echte linkse regeringen zullen de heersers alles doen om het tij te keren. In Spanje in de jaren dertig en in Chili in de jaren zeventig vermoordden de generaals Franco en Pinochet tienduizenden arbeiders en linkse activisten.

Dit over je heen laten komen zonder terug te vechten betekent de beweging overleveren aan een nederlaag. Pacifisme klinkt misschien mooi, maar werkt niet als principiële strategie voor bevrijding. Onder bepaalde omstandigheden is geweld geoorloofd en zelfs noodzakelijk. Maar hoe bepaal je nu wanneer geweld wel kan en wanneer niet?


Revolutionaire moraal

Revolutionair socialisten hebben een revolutionaire moraal, ook over geweld. Dat betekent dat ze of ze een bepaalde handeling ‘goed’ of ‘slecht’ vinden toetsen aan de vraag of dit een revolutionaire verandering van de maatschappij dichterbij brengt of niet. Het strategische doel staat dus centraal, en de tactische middelen zijn ondergeschikt.

Dat betekent niet dat alle middelen geoorloofd zijn. Het doel is socialisme van onderaf, ofwel arbeidersmacht en collectief zelfbestuur. De gebruikte middelen moeten de arbeidersklasse verenigen, het klassenbewustzijn vergroten en het zelfvertrouwen versterken. Middelen die dit niet doen zijn niet geoorloofd.

Dat is de leidraad, ook voor het beoordelen van geweld. Individueel terrorisme, geweld dat niet onderdeel is van een massabeweging maar van een groepje eenlingen, wijzen revolutionair socialisten daarom principieel af. Niet uit burgerlijk moralisme, maar omdat het averechts werkt. Denk aan de bomaanslagen van de RAF in Duitsland of de Rode Brigades in Italië in de jaren zeventig. Veruit de meeste arbeiders waren toentertijd namelijk niet verwikkeld in een direct conflict met de staat en vonden het steeds onbegrijpelijker dat terroristen de sociale vrede verstoorden. De gewelddadige tactieken vervreemdden hen van radicaal links en gaven de staat een excuus voor zware repressie.

In brede sociale bewegingen, bij revoluties of verzet tegen militaire bezettingen, kan geweld noodzakelijk zijn. Sterker nog: dan kan het afwijzen ervan dramatische gevolgen hebben. Toen het Tahrirplein vol stond met demonstranten die Mubarak weg wilden hebben, zette de Egyptische staat politiekogels en met zwaarden gewapende knokploegen in. De demonstranten begonnen zichzelf te verdedigen. Barricades werden opgeworpen, er werden stenen gegooid om de knokploegen te verjagen en politiebureaus werden ontmanteld en afgebrand. Mede dankzij dit geweld kon de Egyptische revolutie standhouden en moest Mubarak opstappen.

Over het algemeen is het overigens zo dat hoe massaler revoluties zijn, hoe minder geweld er nodig is. Als de economische en politieke macht van de oude staat op zoveel mogelijk plekken wordt overgenomen door controle van onderaf, ontneem je de heersers veel van de middelen om iets daartegen te doen. Bij bijvoorbeeld de Russische Oktoberrevolutie in 1917 en de Portugese Anjerrevolutie in 1974 vloeide nauwelijks bloed.

Na een revolutie kan er echter een burgeroorlog ontstaan doordat buitenlandse legers binnenvallen. Het geweld dat arbeiders daarbij toepassen, ter verdediging van de verworven vrijheden, is noodzakelijk. Zo’n burgeroorlog is verschrikkelijk, maar het laten vernietigen van de revolutie door de op wraak beluste oude machthebbers is veel erger. Denk aan de Chilenen die Pinochet liet executeren door ze uit vliegtuigen te gooien of de 30.000 Parijse opstandelingen die in een week tijd werden vermoord na de Parijse Commune van 1871.

Het omverwerpen van de gevestigde orde en de verdediging van een revolutie is dus per definitie een proces waarbij geweld komt kijken. Maar er is een cruciaal verschil tussen revolutionair geweld en het geweld van het kapitalisme. Het dagelijkse, systematische geweld in het kapitalisme wordt gebruikt door een kleine minderheid van de mensen, die hun macht en rijkdom willen behouden ten koste van de meerderheid van de mensen. Het geweld tijdens en na een socialistische revolutie van onderaf wordt gebruikt om een einde te maken aan de onderdrukking door die minderheid. Als een dergelijk proces geslaagd is, kunnen we allemaal samenleven in een echt vreedzame wereld.