Laleh Khalili over de rol van vrouwen in de Arabische opstanden

Vrouwen zijn op een cruciale manier deel van de Arabische opstanden. Op Tahrir in Caïro, het Parelplein in Manama, het Veranderingsplein in San’a, en elders. Laleh Khalili, hoofddocent aan the School of Oriental and African Studies in London, analyseerde in haar recente Sadighi-lezing de positie van deze vrouwen in de context van revolutie.
15 augustus 2012
Vrouwelijke demonstrant met molotovcocktails, Manama Bahrein februari 2012.

Vrouwen staan op verschillende manieren in de frontlinie van de Arabische opstanden. Ze zijn bloggers en filmmakers, en zeer zichtbaar in Twitter- en Facebookcampagnes. Maar deze nieuwe media waren zeker niet de belangrijkste plek waar vrouwen actief werden. Het internetgebruik in deze landen loopt erg uiteen: in Bahrein heeft 50% van de bevolking toegang tot het web, in Libië is dat slechts 6% en in Egypte 35%. Het gebruik van internet hangt ook af van klasse en geslacht.

Vrouwen zijn actief in de arbeidersbeweging. In Egypte vonden veel demonstraties plaats in Mahalla, waar de arbeiders al eerder georganiseerd waren. Die netwerken werden toen gebruikt voor de opstand. In deze fabrieksopstand waren vrouwen cruciale organisatoren. De textielstaking in 2008 werd vooral beroemd doordat het vrouwen waren die rondgingen om hun collega’s erbij te betrekken.

In Bahrein waren de lerarenstakingen heel belangrijk voor de opstand. Tawakkul Karman uit Jemen leerde het activisme net zoveel in de journalistenorganisatie als in de Islahpartij. Naast vakbondsactivisme waren vrouwen politiek betrokken in partijen en NGO’s. In Tunesië werkten vrouwelijke vakbondsactivisten samen met andere organisaties die zich speciaal richtten op vrouwenrechten.

‘Staatsfeminisme’

Vrouwen waren echter ook betrokken bij het versterken van de dictaturen. De feministische academica Mervat Hatem noemt dit ‘staatsfeminisme’. In het geval van Egypte hadden hervormingen vrouwen niet alleen rechten in het werk en onderwijs gegeven, maar legden die aan de andere kant ook de bestaande sekseverhoudingen vast.

De Tunesische wetgeving was een van de eerste die de rechten van vrouwen in het huwelijk en op de werkplek regelde. Hij werd in 1956 ingevoerd als onderdeel van een nationalistische en antikoloniale agenda en werd gesteund door een regime dat vrouwen nodig had als machtsbasis. Maar hoewel de juridische bescherming welkom was, had de cynische en instrumentele toepassing van dit conservatieve feminisme door de staat, net als in Egypte, een aantal gevolgen.

Het terrein van feministische politiek verschoof naar een spoor waarin alle strijd werd overheerst door de angst voor de staat. Het effect hiervan was vaak dat de klassenverschillen groeiden, zodat vrouwen uit de hogere en middenklasse veel meer rechten kregen terwijl de ongelijkheid van de lagere klassen alleen maar werd versterkt. Ook werd de politieke mobilisatie minder en werd feministische politiek gedepolitiseerd en gejuridiseerd.

In Bahrein kregen vrouwen in 2002 stemrecht door een soort koninklijk paternalisme. Maar meer dan een kwart eeuw lang daarvoor kon er helemaal niemand stemmen, man of vrouw, omdat het parlement ontbonden was. Ondertussen verhinderden vrouwenrechtenorganisaties van de staat de registratie en de activiteiten van onafhankelijke vrouwenorganisaties.

In Libië voerde het regime van Kadhafi een aantal wettelijke rechten in, zoals het recht om nationaliteit aan de kinderen over te dragen en echtscheiding op gelijke voet. Toch bleef het land een van de conservatiefste van Noord-Afrika. Over de vrouwenrechten in Saoedi-Arabië hoeven we het nauwelijks te hebben: het regime en de religieuze autoriteiten hebben een strafstelsel geperfectioneerd waardoor zelfs volwassen vrouwen effectief de status van kinderen hebben.

Mensenrechten

De manier waarop vrouwen behandeld worden is niet los te zien van de behandeling van de hele bevolking door de regimes. Veel van de meest prominente vrouwen gebruiken voor hun politieke doelen een mensenrechtenkader, ‘rights talk’, zoals het vaak genoemd wordt. De overwinning van het institutionele kader van de mensenrechten valt samen met desillusie in antikoloniaal nationalisme.

Veel van dit institutionele kader is goed gefinancierd, groot, en schijnbaar universeel. Ook is veel vrouwenstrijd, net als andere strijd, verschoven van massamobilisatie rond politieke doelen naar NGO’s die zich met sociale rechten bezighouden. Maar ook is het zwaartepunt van actie in ‘rights talk’ verschoven naar inmenging van buiten: ofwel via druk van buitenaf op de staat, om zich te gedragen, of zelfs door militaire interventie.

In de Arabische opstanden wordt ‘rights talk’ op verschillende manieren opgepakt. Vaak wordt het aangevuld met verhalen over sociale rechtvaardigheid, zowel voor grotere groepen activisten als vrouwen, vooral in Egypte en Jemen. De NAVO-interventie in Libië bracht ‘rights talk’ op hardhandige wijze in de praktijk met een ‘verantwoordelijkheid om te beschermen’.

Waar deze ‘rights talk’ een pleidooi bevat voor sociale rechtvaardigheid en mensen mobiliseert om rechten te verwerven, terwijl tegelijkertijd het publiek om solidariteit wordt gevraagd, is dat erg effectief. Maar waar een verhaal over universele rechten wordt gehouden zonder plaatselijke onrechtvaardigheden aan te vechten, en waar het afhangt van staten om rechten toe te kennen, leidt ‘rights talk’ vooral tot klassenongelijkheid, fragmentatie van mobilisatie en het afsterven van lokale netwerken. Dit verschijnsel is zeker niet beperkt tot vrouwen, of hier en nu.


Strijdperken

De lichamen van vrouwen zijn, letterlijk en figuurlijk, strijdperken. Nationalisten op elk continent gebruiken vrouwenlichamen al lang als symbool voor het vaderland. We weten dat Islamisten willen terugkeren naar een soort gefantaseerde morele zuiverheid, door vrouwen lichamelijk te disciplineren.

Staten en hun legers oefenen macht uit door vrouwenlichamen als fysieke en symbolische belichaming van de vijand te zien. Imperialisten gebruiken al te vaak de omstandigheden van vrouwen als excuus voor koloniale uitbreiding en machtspolitiek. Maar vrouwen zijn in landen als Algerije en Iran ook in de steek gelaten door linksige bondgenoten.

Tijdens de Arabische opstanden beschuldigden de regimes vrouwen van onzedelijk gedrag. Omdat zo veel vrouwen tijd doorbrachten op de pleinen, konden figuren uit het regime beweren dat zij hun rol verloochenden als moeders en dochters, en als voorbeeld van onzedelijkheid, omdat zij sliepen in protestkampen waar ook mannen sliepen. In Egypte gebruikten mannelijke militaire artsen ‘maagdelijkheidstests’ om deze vrouwen te intimideren, te vernederen en als juridische dekmantel voor seksueel misbruik.

Er zijn echter verschillen in de mate van dwang die staten uitoefenen. In Tunesië vormden vrouwen de voorste linies bij vakbondsdemonstraties, omdat de politie niet geneigd was hen aan te raken. In Egypte echter, waar de demonstraties de macht van de Militaire Raad direct uitdaagden, werden vrouwen bewust doelwit van geweld, zie de beruchte beelden van de vrouw met de blauwe bh. In Libië werd verkrachting toegepast en werd polygamie weer ingevoerd – terwijl mensen demonstreerden voor brood en respect.

In Egypte beloofde de nieuwe president Morsi om vrouwenrechten te respecteren, doordat vrouwen zo actief waren geweest. Maar vrouwen waren ook medeplichtig aan het versterken van het patriarchaat. Een vrouwelijk parlementslid van de Moslimbroederschap riep op tot een einde aan het verbod op vrouwenbesnijdenis. En in december 2011 sprak zij zich uit tegen vrouwen die demonstreerden tegen staatsgeweld: ‘Als een vrouw demonstreert voor haar rechten, doet dit afbreuk aan haar eer. Heeft zij geen man, broer of zoon om haar te verdedigen?’

Deze kleinerende taal wordt niet alleen gebruikt door dit soort islamistische vrouwen. Het wordt ook gebruikt door mensen als Asma Mahfouz. Haar oproep tot mobilisatie in januari 2011 was gericht aan ‘stoere mannen’. Dit versterkt de traditionele sekserollen.


Voorbij sekse

Om te kunnen begrijpen hoe ingewikkeld de strijd van vrouwen is, moeten we niet alleen rekening houden met hun sekse, maar ook de wisselwerking met mannen, klasse, locatie, politieke economie en geopolitiek. Sommigen zien zichzelf als anti-feministisch, anderen als keiharde feministen.

Hun feministische politiek kan echter totaal onbekend voor ons zijn. Om solidair met hen te zijn moeten we onze ideeën loslaten over wat feministische politiek is, en naar hen luisteren. Om een bekend citaat van Marx te parafraseren: ‘Vrouwen maken hun eigen geschiedenis. Zij maken die echter niet onder omstandigheden die zelfgekozen zijn, maar die aangetroffen, gegeven en overgeleverd zijn.’ Vrouwelijkheid is overgeërfd en wordt constant opnieuw gevormd als een manier van zijn, als disciplinaire techniek.

Maar het citaat laat ook zien welke beperkingen de geschiedenis, via structuren en instellingen, stelt aan de mogelijkheid iets te doen. Een veel voorkomend idee binnen het feminisme is dat vrouwen autonome personen zijn met eindeloze mogelijkheden, en vrouwelijkheid hun enige relevante eigenschap is. Maar het is een onmogelijke fantasie, dat een vrouw alleen handelt als vrouw. Alle verschillende gevechten zijn onderling verbonden.

___________________________________________________________________________


Vraag: Er zijn veel feministen die de islam zien als een achterlijk geloof, waarvan vrouwen bevrijd moeten worden. Als je kijkt naar islamitische vrouwen binnen de Arabische bewegingen, klopt dat dan?

Ik wil verschil maken tussen drie soorten islamitische vrouwen: ten eerste de gelovige vrouwen, die zichzelf moslim noemen maar geen islamist zijn. Zij zijn gelovig maar stemmen bijvoorbeeld voor een linkse kandidaat, of willen niet dat religieuze instellingen zich met andere dingen bemoeien. Ten tweede zijn er islamistische feministen, die zichzelf als feminist zien, hoewel hun feminisme niet hetzelfde is als hier, en die een islamistisch regime willen. In hun feminisme moet er gelijkheid zijn tussen mannen en vrouwen, maar binnen een set van vrome regels. En tenslotte zijn er islamistische vrouwen die geen feminist zijn, die zelfs geloven in ongelijkheid en ondergeschiktheid. We moeten duidelijk onderscheid maken tussen deze drie groepen.

Verder denk ik dat het belangrijk is om de islam niet als één uniform geheel te zien, ook al doen sommige moslims dat zelf wel. Het is een verzameling verschillende elementen: vroomheid, spiritualiteit, esthetiek, sociologie, rechtvaardigheid, enzovoort. Ik ken vrouwen die vroom zijn, die een bijdrage doen in de moskee om aan de armen te geven, die soms bidden. Maar zij dragen geen hoofddoek, drinken wijn, en demonstreerden tegen het verplicht dragen van de hoofddoek in Iran, en heel duidelijke ideeën over gelijkheid hebben. De elementen van de islam die deze vrouwen aanhangen, hebben niets te maken met een set sociale relaties, ongelijkheid tussen man en vrouw bijvoorbeeld.

Aan de andere kant zijn er andere elementen van de islam, bijvoorbeeld de delen van de wet die gaan over het vastleggen van ongelijkheid tussen man en vrouw. Dit zijn bepaalde sociale regels die ook aan verandering onderhevig zijn. Ze verschillen van tijd tot tijd en van plaats tot plaats, omdat sharia niet één vaststaande set regels is. De interpretaties verschillen tussen verschillende scholen binnen de islam, tussen eeuwen en zelfs tussen verschillende shariadeskundigen. Het is erg belangrijk om te beseffen dat sharia onderhandelbaar is, dat je de tekst op verschillende manieren kan uitleggen.

De vraagstukken van moraliteit die ontstaan, zijn dingen die in de loop van de tijd veranderen, er zit rek in. Bepaalde dingen veranderen nooit, zoals het taboe op incest. Maar andere dingen veranderen wel en ik denk dat het erg belangrijk is om te zien dat over sommige dingen te praten valt. Alle religies hebben deze typische elementen en je moet erg strategisch zijn in de manier hoe je binnen een religie met ongelijkheid omgaat. Zowel ongelijkheid tussen man en vrouw als tussen verschillende soorten van geloof.

Je hebt het over het patriarchaat. Wat betekent dat? Moeten er meer vrouwen op machtsposities komen? Vrouwelijke soldaten in Irak begingen dezelfde misdaden als mannen. En onze eigen koningin bezocht de sultan van Oman terwijl de opstand daar onderdrukt werd met Nederlandse wapens. Wat betekent dat voor de agenda voor vrouwenbevrijding?

Het antwoord op beide vragen is politieke mobilisatie. Dat de Scandinavische landen relatief goed zijn voor vrouwen komt niet doordat er veel vrouwen in het parlement zitten. Dat laatste is een symptoom, een gevolg van het feit dat er een grote beweging voor vrouwenrechten is in die landen. Quota zouden kunnen helpen, zoals we zien bij het aantal vrouwen op de lijst van de Moslimbroederschap. Maar sommigen daarvan willen nu wel vrouwenrechten terugdringen.

Lyndie England en Sabrina Harman, die betrokken waren bij de martelingen in Abu Ghraib, zijn niet de enige voorbeelden van vrouwen met macht die deze misbruiken. Een van de meest schokkende voorbeelden is dat regelmatig vrouwelijke ondervragers gebruikt werden die deden alsof ze menstruatiebloed op de ondervraagden smeerden, waarmee ze hun religieuze eer aantastten. Vrouwen worden zo in wapens veranderd. Het instituut van het leger verandert de mens.

Het is te vroeg om te zeggen of vrouwen erin zijn geslaagd om meer rechten te krijgen in de Arabische opstanden. Maar we moeten bedenken dat, hoewel wettelijke rechten er zeker toe doen, het nog belangrijker is dat er een constant tegenwicht moet zijn tegen de staat van feministische organisaties. Zij moeten zich organiseren als feministen, samen met andere politiek-ideologische groeperingen. Rechten worden nooit gegeven, je moet ervoor vechten.

De complete tekst van de lezing zal worden gepubliceerd door het Sadighi Research Fund.

  • Wil je reageren op dit artikel? Stuur ons een mail.
  • Met socialisme.nu en De Socialist proberen we socialistische ideeën toegankelijk te maken voor iedereen. Om dit te blijven doen kunnen we alle hulp gebruiken. Wil jij ons ook steunen? Neem dan een abonnement op De Socialist of word donateur: vul hier het formulier in.